`Fusie? Nooit!'



Moeten universiteit en hogeschool niet eens wat meersamen gaan doen? Het U-blad en Trajectum vroegen decollegevoorzitters om de tafel. `Ik wil meer', zegt deéén. `Nooit!', zegt de ander.

East is East, West is West,

and Never the Twain Shall Meet

- Rudyard Kipling -

Weet je nog, Jan, die conferentie in Noordwijk, begin jarentachtig?', zegt Henk de Greef, voorzitter van het college vanbestuur van de hogeschool tegen zijn collega van de universiteitJan Veldhuis. `Het ging over meer eigen verantwoordelijkheid. Roelin `t Veld zei toen: dat kunnen die hogescholen helemaal niet aan.Logisch, ik had destijds een school met 600 studenten. En jij?`23.000', antwoordt Veldhuis minzaam.

De afgelopen tien jaar is er veel veranderd in de verhoudingentussen universiteiten en hogescholen. De kleine hbo-schooltjes vanweleer veranderden in mega-instellingen, die zich geleidelijkbewust zijn geworden van hun positie. De Greef is inmiddelsvoorzitter geworden van een hogeschool met 25.000 studenten, zo'nbeetje de grootste van Nederland. En groter dan de Utrechtseuniversiteit, die 22.000 studenten telt.

De hogescholen lijken de fusie-smaak te pakken te hebben. Nu zebij de universiteiten aankloppen, beginnen ze meteen maar over hetsamenvoegen van opleidingen. Dat gaat de eeuwenoude Alma Maters watsnel. In het hele land reageren universiteitsbestuurders defensief,met statements over het behoud van academische waarden en lof overde wet, die samengaan van beide instellingen verbiedt. In hunvoetspoor hameren ook de meeste Tweede-Kamerleden op het behoud vande scheiding, het zogeheten binaire stelsel.

Het hbo is veel te opdringerig en heeft te veel praatjes, vindenze bij de universiteiten. De academici zijn arrogantebootafhouders, menen ze in het hbo. Een gevoelig punt, die relatietussen beide. Dat blijkt maar eens weer als de collegevoorzittersvan de Universiteit Utrecht en deHogeschool van Utrecht samen aantafel zitten.

De werkkamer van Jan Veldhuis is zonovergoten, maar binnenheerst af en toe een ijzig klimaat. Veldhuis en De Greef kunnen hunirritaties soms niet onderdrukken. De keurigeuniversiteitsbestuurder (dienstauto met chauffeur) trekt zijngezicht steeds strakker in de plooi en laat geregeld een krachttermvallen. De wat boertiger voorzitter van de hogeschool(OV-jaarkaart) slaat zijn agenda drie keer dicht en bergthalverwege het gesprek zijn bril omstandig op, om aan te geven: zohoeft het van mij niet. Hij floept zijn frustratie over hetwederzijdse onbegrip er op een gegeven moment uit: `Maar Jan, hetkan toch niet zo zijn dat ik me zo slecht uitdruk dat jij me dehele tijd niet begrijpt?'

In 2004 zijn de hogeschool en de universiteit gefuseerd, zeiHenk de Greef ooit. `Dat heb ik inmiddels weer ingetrokken', zegthij nu. `Fusie is een te beladen woord. Ik wil het wel hebben overeen bestuurlijk verband, maar niet over het samengaan vanopleidingen. De opleidingen moeten hun profiel ten opzichte vanelkaar juist versterken.' Het is tijd om zaken te doen, zegt DeGreef in de richting van Veldhuis. `Ik ben voor zeer intensievesamenwerking. Daarmee maken we wat mij betreft onvoldoendevorderingen.'

`Fusie? Nooit!', zegt Veldhuis. `Ik wil nooit naar fusie ofintegratie. Je mag het binaire stelsel niet los zien van onsonderwijssysteem in zijn geheel. De gelaagdheid van het voortgezetonderwijs in mavo, havo en vwo is de enige component in het systeemdie competitie en selectie bevordert. Zonder die gelaagdheid zouhet hele stelsel in de richting van gelijkheid werken. Dan is hetrisico levensgroot dat de bovenlaag van de samenleving een eigenprivaat en elitair tracé organiseert. De kracht van hetNederlandse systeem is dat we de maatschappelijke bovenkant binnenhet publieke, nationale stelsel hebben weten te houden. Daarommoeten we de gelaagdheid van ons voortgezet onderwijs koesteren. Ende simpele consequentie daarvan is het binaire stelsel. Dekoninklijke weg naar het hbo is de havo, die naar de universiteitis het vwo. Selectie doen wij in het voortgezet onderwijs.'

De Greef: `Daar kijk ik anders tegenaan. Hoger beroepsonderwijsheeft altijd een belangrijke rol gespeeld bij sociale mobiliteit.De kweekschool werd vroeger gezien als de universiteit voor dearbeidende klasse. Ik denk dat hogescholen meer gericht zijn op hetcreëren van nieuwe kansen, op het wegwerken van de negatievegevolgen van selectie.'

`Er zijn trouwens behoorlijke verschillen tussen vwo, havo enmavo. Toch zitten die scholen vaak wel in dezelfdescholengemeenschap. Waarom kan dat in het hoger onderwijs danniet?' Veldhuis: `Als jij zegt: ik wil naar een gezamenlijkeinstelling voor hoger onderwijswaarbij de twee sectoren hbo enuniversiteit duidelijk gescheiden blijven, dan is dat bespreekbaar.Als het maar geen sluipende inhoudelijke nivellering inhoudt.'

In het sinds kort zelfbewuste hbo wordt vaak gezegd dat deuniversiteiten verkapte hbo-opleidingen aanbieden, met dat verschildat afgestudeerden drs, mr of ir voor hun naam mogen zetten. Wantwat is eigenlijk het academisch niveau van de tandarts die de heledag verstandskiezen uit mensen wrikt? En is de studie Rechten nieteigenlijk een beroepsopleiding voor advocaten? `Notoir slordigdenken!', reageert Veldhuis. `Jazeker, de universiteit is eenberoepsopleiding. Wij doen voor negentig procent niet anders danonze studenten voor een beroep opleiden, slechts tien procent vanhet onderwijs heeft betrekking op onderzoek. Maar er is wel eenniveauverschil. Je ziet die verschillen in de beroepen. Je hebtbijvoorbeeld juridische heao'ers en academische advocaten. Voor eenacademische beroepsopleiding is een hoog niveau van abstract enlogisch denken nodig, ter bevordering van een goede analyse en eengoede oplossing van problemen.'

`Dat bestrijd ik niet', zegt De Greef. `Er zijn verschillen inniveau, of liever in de manier waarop men met kennis omgaat. Onzeinstroom is niet minder van niveau, maar wel anders vanoriëntatie.'

De scheiding tussen die niveaus of oriëntaties is in dewerkelijkheid minder strikt dan de `Berlijnse muur' tussen hbo enuniversiteit rechtvaardigt. Werkgevers hebben de verschillen tussenacademici en hbo'ers niet altijd meer even scherp voor ogen. Veelstudenten zien de strikte scheiding tussen de instellingen lieververvagen. De hbo-student wil soms wat meer diepgang, deuniversitaire student verlangt wel eens naar wat meer praktischnut, wat meer voorbereiding op de arbeidsmarkt en soms zelfs naarde schoolse discipline die het hbo zou kenmerken. Tussen beideinstellingen wordt dan ook driftig overgestapt of gestapeld. Heelsoepel verloopt dat zelden, dus er gaat veel tijd en geld meeverloren. De prestatiebeurs leidt er zelfs soms toe dat studenteneen verkeerd gekozen studie toch afmaken, omdat alternatievenonbetaalbaar zijn.

Universiteiten en hogescholen onderkennen die problemen, endaarom wordt hier en daar voorzichtig samengewerkt. In Groningen,Amsterdam en Delft wordt gewerkt aan gezamenlijke propedeuses envoorzichtige gedachten over meer inhoudelijk samenwerking. Decentrale gedachte is: de student wil niet per se het éénof het ander, hoe leid je hem naar de beste combinatie toe? Ook inUtrecht is daarover gesproken, maar het overleg zit op dit punt aleen jaar vast.

Jan Veldhuis bakent het speelveld af. `Er zijn drie sectorenwaar diescheiding ons parten speelt, de paramedische sector, dekunstsector en de journalistiek. De scheiding tussen theoretischemuziek- of kunstgeschiedenis en de performing arts is natuurlijkweinig gelukkig. Dus op die terreinen zou ik wel inhoudelijk willensamenwerken.' De paramedische hbo-opleidingen en de medischeacademici zijn inmiddels met elkaar aan het inventariseren enoriënteren geslagen, en ook in de kunstensector is overleggaande. Hbo-journalistiek heeft in Utrecht geen universitairetegenhanger, maar met de vakgroep Geschiedenis bestaat welsamenwerking. Henk de Greef wil méér. Delerarenopleidingen bijvoorbeeld, kunnen die niet samengaan?

Veldhuis: `De Nederlandse samenleving wil in de tweede fase vanhet vwo een academisch opgeleide leraar.'

De Greef: `Het hbo leidt die leraren ook op, dat heeft depolitiek besloten.'

- `Maar juist die opleidingen hebben een rode kaartgekregen...'

- `Een gele.'

- `... en daarom moeten ze nu met de onze samenwerken. Dan issamenwerking een soort schaamlap.'

- `Dat soort samenwerking is bij voorbaat bedorven.'

- `Maar goed, als ik het voor het zeggen heb, dan dienenscholieren een academische leraar te hebben.'

Toch is er niet alleen venijn tussen de twee instellingen. DeGreef: `We zijn goede buren die elkaar goeiedag zeggen en af en toede grasmaaier lenen, maar we komen niet echt bij elkaar over devloer. Intussen worden er op beide instellingen beslissingengenomen die de ander raken, bijvoorbeeld over huisvesting of hetassortiment aan opleidingen. Als de universiteit bijvoorbeeld meteen economie-propedeuse begint, dan heeft dat natuurlijk invloed oponze instroom. Bij dergelijke beslissingen zouden we elkaar meermoeten betrekken. Dat kan het gemakkelijkst als we daarvoor eengezamenlijk bestuurlijk verband ontwerpen. Thuis neem ik debeslissingen ook niet met de buren.'

Veldhuis: `We zijn inderdaad goede buren. We werken goed samenin de huisvesting, de bibliotheken en de faciliteiten voorstudenten, zoals sport en cultuur. Dat doen we inmiddels op voetvan gelijkwaardigheid. De inhoud, dat is een lastige kwestie. Hierspelen toch echt niveauverschillen. Er wordt altijd zo snel eneenzijdig naar bepaalde opleidingen in de alfa- en gammahoekgekeken, want daar is het soms wat lastiger toetsbaar in hoeverreuniversiteit en hogeschool van elkaar verschillen. Maar in debètahoek zijn de verschillen veel duidelijker. Daar red je hetniet met een havo-pakket en een hbo-propedeuse.'

Wat vinden de heren van het idee om in Utrechtgezamenlijkepropedeuses te maken die de studenten naar een voor henideale opleiding rangeren? Veldhuis: `Dat is valse romantiek. Danveronachtzaam je het verschil in vooropleiding. Nogmaals: de havois bedoeld voor het hbo, het vwo voor de universiteit. Sommigehbo-studenten willen misschien wel meer diepgang. Maar om daaromsamenvoeging voor te stellen, dat is slordig denken. In depropedeuse wordt de eerste proeve afgelegd of de keuze juist was.Juist d''r moet je dan niet samenwerken met het hbo.'

De Greef opent weer eens de onderhandelingen: `Het kan toch nietzo zijn dat we studenten uitsluitend doorverwijzen naar opleidingenbinnen het eigen schooltype?'

Veldhuis: `Die verwijzing kunnen we inderdaad beter regelen:tijdige advisering, soepele afstemming, goede begeleiding. Wemoeten dan wel accepteren dat er veel meer verwijzingen van wo naarhbo plaatsvindt dan omgekeerd.'

De Greef: `Waarom kunnen we dan niet eens met meer discipline enmeer succes afspraken over samenwerking maken? Onze laatsteafspraak was van 29 september vorig jaar.'

Veldhuis, zeer luid: `Maar ik wil iets niet! Ik wilgéén inhoudelijke samenvoeging van opleidingen. Diesluipende academic drift van het hbo, daar wil ik een punt achterzetten! Het stellen van een differentiaaldiagnose door een artsvraagt om een academische opleiding, dat is nu eenmaal zo.'

De Greef, mompelend:' Zo zie je maar dat niet alleen het hbo eenprobleem met status heeft.'

Over status gesproken. Het hbo baalt ervan dat universiteitenals enigen titels mogen uitdelen, ook voor opleidingen die erg ophbo-opleidingen lijken. Daarom hebben ze zelf met buitenlandseuniversiteiten masteropleidingen opgericht, vervolgstudies dieleiden tot de titel master, gelijkwaardig aan het Nederlandsedoctorandus. De HvU heeft er elf. `Vervuiling', noemt Veldhuis hetverschijnsel, en hij herhaalt zijn standpunt dat selectie in hetvoortgezet onderwijs is geschied. De Greef: `Ik ben nooit degrootste voorstander geweest van master-opleidingen via zo'nU-bocht. Ik had ze graag met Nederlandse universiteiten opgericht.Maar dat lukt niet.'

En zo herhalen de bestuurders hun posities. De hogeschool wilmeer, de universiteit houdt de boot af.

De Greef: `Die Nipo-enquête waaruit bleek datpersoneelsfunctionarissen liever hbo'ers nemen dan academici, daarkun je van alles op aanmerken. Maar het is duidelijk dat wij eengoede positie in de samenleving hebben.'

Veldhuis: `Ik ga nog verder: Het hbo heeft eenvoortrèffelijke positie inde samenleving.'

De Greef: `Zo is dat.'

Veldhuis: `Prima systeem, dat binaire stelsel.'

De Greef: `Voor mij mag het anders. Ik zou een structuur willenwaarin hogeschool en universiteit van dezelfde middelen gebruikmaken, en tegelijk het onderscheid tussen hun opleidingen duidelijkmaken.'

Armand Heijnen en Donald Suidman