Fysieke klachten na vuurwerkramp

Van den Berg analyseerde de klachten van overlevenden van de vuurwerkramp die Enschede op 13 mei 2000 trof. Al drie weken na de ramp startte een gezondheidsonderzoek, waaraan 1567 mensen deelnamen die gewond waren geraakt of hun hun huis hadden verloren. Zij werden na 18 en 45 maanden opnieuw onderworpen aan een onderzoek.

Van den Berg constateert dat de onderzochte groep tot vier jaar na de vuurwerkramp meer lichamelijke klachten had dan een controlegroep uit een vergelijkbare wijk in Tilburg. Met name vrouwen, allochtonen, ziekenfondsverzekerden en mensen met psychische problemen vormen de risicogroep.

Opvallend was de grote hoeveelheid medisch onverklaarbare klachten. In 56 procent (kortademigheid en pijn op de borst) tot 91 procent (vermoeidheid) van de gevallen bleken de klachten geen duidelijk aanwijsbare lichamelijke oorzaak te hebben. Omdat zulke klachten veel voorkomen bij mensen die zich snel zorgen maken, zou bij overlevenden van een ramp ook hier aandacht voor moeten zijn, stelt Van den Berg, die vandaag (5 april) in Utrecht promoveert.

Slechts 29 procent van de mensen met lichamelijke klachten ging naar de huisarts. Kennelijk maakten veel overlevenden zich niet al te bezorgd. Volgens Van den Berg zou dat het gevolg kunnen zijn van de bloed- en urinemonsters die drie weken na de ramp zijn genomen bij alle getroffenen en waaruit bleek dat bij de explosie geen schadelijke stoffen waren vrijgekomen. Na de vliegramp in de Bijlmer en een brand in Drachten is zo'n onderzoek achterwege gebleven met als gevolg grote bezorgdheid bij de overlevenden. Na een ramp zou dan ook standaard een bloed- en urineonderzoek moeten plaatsvinden, stelt Van den Berg.