Geen applaus meer voor eerstejaars

Op dit moment haakt bij Rechten rond 35 procent van de studenten na één jaar af. Van 25 procent wordt dit onvermijdelijk geacht, omdat het gaat om een verkeerde studiekeuze of gebrek aan capaciteiten. Bij 5 à 10 procent van de studenten speelt een slechte start van de studie echter een doorslaggevende rol. Regelmatig contact met een mentor zou voor deze groep net het verschil tussen wel of geen negatief bindend studieadvies kunnen betekenen, denkt het departementsbestuur.

Besloten is om komend studiejaar twaalf student-mentoren aan te stellen, die gedurende twaalf weken elk twee werkgroepen onder hun hoede nemen. Wekelijks wordt één mentoruur ingeroosterd waarbij alle studenten uit de werkgroep verplicht aanwezig dienen te zijn. Tijdens die uren zal aandacht worden besteed aan vaardigheden zoals wetten en arresten lezen en worden bezoeken gebracht aan de bibliotheek en de rechtbank. Hoofddoel van de maatregel, waarvoor het Rechtenbestuur op jaarbasis 52.000 euro uittrekt, is om meer tijd in te ruimen voor persoonlijk contact dan waarvoor een tutor gelegenheid heeft. Tijdens de raadsvergadering rekende departementshoofd Ige Dekker de raadsleden voor dat dit bedrag al wordt terugverdiend als vijf studenten meer dan nu het BSA halen.

Tijdens de vergadering maakte Dekker bekend ook het advies te willen opvolgen van docent Rechtstheorie Theo Rosier. In de afgelopen jaren werden de nieuwe eerstejaars studenten Rechten bij de opening van het academisch jaar met applaus door de medewerkers in de Janskerk verwelkomd. In een notitie maakte Rosier op krachtige wijze duidelijk dit een verkeerd signaal te vinden. ‘De suggestie die hiervan uitgaat, dat de studenten het middelpunt zijn en dat de docenten er zijn om hen te pamperen en te verzorgen, lijkt geheel in strijd met de boodschap die we zouden moeten overbrengen. Die is dat de studenten weliswaar een vwo-diploma hebben, maar dat zij als aankomend jurist nog helemaal niets voorstellen en zich door hard werken moeten bewijzen, en dat ze dat niet kunnen zonder de begeleiding van docenten die wel al hun sporen hebben verdiend.’