'Geen van de volkjes op de Balkan heeft iets geleerd'

Dr. h.c. Machiel Kiel van de opleiding Arabisch,Nieuwperzisch en Turks is recent benoemd tot lid van deUnesco-commissie voor revitaliatie en restauratie van hetcultuurgoed van Bosnië-Hercegovina. Een opsteker voor deUniversiteit Utrecht, noemt Kiel het. Even terug in Nederland doethij zijn verhaal.

"Kijk", zegt hij geïrriteerd en laat een envelop zien diehij kreeg van de universiteit van Leiden. "Aan Dr. H.C.M. Kiel",leest hij hoofdschuddend voor, "en dat komt nog wel van eenuniversiteit." Helemaal fout. De afkorting h.c. staat voor honoriscausa, een eredoctoraat gekregen van de Egeïsche universiteitin Izmir voor zijn onderzoek naar de overblijfselen van de Osmaansecultuur op de Balkan.

Nee, een hoge pet van de Nederlandse academische wereld heeftMachiel Kiel niet op. Niet vreemd als je gedoceerd hebt aan -Harvard en de Sorbonne. "Maar ik heb ook in München lesgegeven", zegt hij. "Dat is een doorsnee universiteit, en daarwordt goed werk geleverd. De mensen kunnen Osmaans-Turkse tekstenaan. Daar hoef je in Nederland niet mee aan te komen. Het niveau ishier veel lager."

Niet dat de studenten daar iets aan kunnen doen. Die zijn bestkritisch, maar ook onwetend. "Je hebt gewoon de speelruimte niet",zegt hij. "Je hebt voor Arabisch, Turks of Perzisch op zijn minstvijf, zes jaar nodig voor je de krant lezen kan. Nou die tijd is erniet, maar goed daar kan geen decaan of rector wat aan doen, dat isvoor de minister."

En dan die hokjesgeest. De letterenfaculteit heeft sinds enigejaren geen aparte vakgroepen meer. Deze zijn ondergebracht in eenvijftal opleidingsinstituten. Dat heeft de grenzen echter nietkunnen slechten. Kiel wilde graag colleges geven bijkunstgeschiedenis of bij geschiedenis. Maar hij werd niet met openarmen ontvangen, integendeel. "Ik heb rond de honderdveertigpublicaties. Dat is vrij veel voor Nederlandse maatstaven. Dat zijnvijf boeken en daarnaast vooral artikelen en bijdragen aanencyclopedieën. Daar kan ik mijn kennis kwijt. Aan dezeuniversiteit niet, aan geen enkele Nederlandse universiteit."

Maar zin om weer verder te trekken heeft Kiel niet meer. Hij is61. Een vaste baan is op zo'n leeftijd toch prettig en van dewereld heeft hij genoeg gezien. Ook al voor zijn academischecarrière heeft hij veel gereisd. Matroos is hij geweest, enkok op een schip, maar toch vooralrestaurateur. Achttien jaar heefthij als steenhouwer en metselaar monumenten staan opknappen. Toenhij midden november in Mostar was, begonnen zijn handen weer tejeuken. "Ik zou daar zo aan de slag willen", zegt hij, "maar nietmet die halve wilden daar."

Sprookjes

Kiel was in Mostar voor overleg met de beide burgemeesters vande stad, de Kroatische en de moslimburgemeester, over derestauratie van de zestiende-eeuwse brug die in 1993 door eenKroatische tank kapot geschoten werd. Hij was daar samen met zijnzes collega's van de Unesco-commissie voor revitalisatie enrestauratie van het cultuurgoed van Bosnië-Hercegovina. Nietzonder trots meldt hij dat hij de enige West-Europeaan is diezitting heeft in deze commissie van deskundigen die de het in hetDayton-verdrag vrijgemaakte gelden voor het herstel van demonumenten in dit zwaar gehavende gebied verdeelt. Een opstekervoor de Universiteit Utrecht, meent hij, en ook een opsteker voorhet nog steeds grotendeels onontgonnen onderzoeksgebied waar hijgefascineerd door raakte toen hij in 1959 een lange reis maaktedoor de Balkan: de sporen van de half uitgewiste Osmaansebeschavingsfase. Voor dit vakgebied is internationaal eigenlijknooit veel belangstelling geweest, in tegenstelling totbijvoorbeeld de Griekse geschiedschrijving. "Ik heb een aantalpublicaties over Griekenland op mijn naam staan en die vinden eengeweldige verspreiding", zegt Kiel. Dit staat in schril contrastmet bijvoorbeeld de interesse voor zijn proefschrift over Bulgarijedie vrijwel nihil is. "En dat terwijl ik over de Bulgaarsegeschiedenis de zeldzaamste en waardevolste documenten heb ontdektdie een ware revolutie zijn voor het geschiedbeeld vanBulgarije."

Die revolutionaire inzichten werden Kiel echter niet in dankafgenomen. "De Bulgaarse partijkrant heeft met stront gegooid,heeft geprobeerd mijn reputatie te vernietigen", zegt hij, "en dehelft van de mensen gelooft nog steeds in die sprookjes. Mijnproefschrift was omstreden omdat het historische bronnen bevat endie kunnen ze niet gebruiken, want ze creëren, of het nu eenBulgaar of een Griek is, hun eigen werkelijkheid."

Historisch onderzoek kan die eigen werkelijkheid ontkrachten endat kan heilzaam zijn, stelt Kiel. "Kijk maar naar de Grieken. Diezijn goed bezig op dit moment. De oude garde van nationalistischefanatici, daarvan zijn er steeds minder. En de jonge Grieken, diewillen af van die enge ideologie dat de Griek van nu afstamt vanPlato en Aristoteles. Dat is namelijk niet zo, en dat besef breektlangzaam door. Als je aan een Griek een beetje krabbelt kom je eenof andere Slaviër tegen, of een Albanees. En die zitten eralsinds de veertiende eeuw, in de Osmaanse bevolkingsregisters uitde vijftiende en zestiende eeuw kun je dat goed zien. Toen ik in dejaren zestig door Griekenland trok zag ik mensen ervan langskrijgen van de politie als ze Slavisch spraken. Inmiddels is datniet meer zo, maar officieel bestaan ze nog steeds niet.

"In het oude Joegoslavië had men de meest vooruitstrevendegeschiedschrijving", vertelt Kiel. Ook daar waren ze op eenpositieve manier met hun geschiedenis bezig, meent hij, "maar datis nu helemaal weg. Het centraal archief in Sarajevo, vol methistorische documenten, is opzettelijk met artillerievuurkapotgeschoten en zo ook de nationale bibliotheek, daar is nietsvan bewaard gebleven." Het motto van de oorlog was volgens Kiel 'tokill history'.

"Zowel de Serven als de Kroaten hebben geprobeerd de cultuur vande ander te vernietigen", stelt hij. "De Serven hebben met nameMostar een tijdje grotendeels in handen gehad. Niet de oude stad,want daar bleven de Moslims. Opzettelijk is met artillerievuur hetFransiscaner klooster en de Rooms-Katholieke kathedraal van Mostarkapot geschoten. Daarna hebben de Kroaten de overhand gekregen. Zehebben de Serven eruit gegooid en hebben onmiddellijk Servischemonumenten, zoals de orthodoxe kathedraal opgeblazen. Dat was eenstadsbepalend gebouw zoals de domtoren voor Utrecht.

"Al die Balkanvolken zijn ervan overtuigd dat alleen zij rechtvan leven hebben en dat die anderen een fout zijn in degeschiedenis, een fout die gecorrigeerd moet worden. Dat is zofundamenteel belangrijk en dat hebben al die zwabbers van Lord Owenen al die andere tragische figuren niet begrepen.

"Het zijn andere mensen", zegt Kiel, "de orthodoxe wereld leefteigenlijk nog in de middeleeuwen." Hij stelt dat de verlichtingvolledig aan hen voorbij is gegaan en dat ze daarom meer emotioneeldan rationeel redeneren. "Ze voeren nog ouderwetsegodsdienstoorlogen, maar wel met moderne wapens."

"Het geweld is cyclisch", meent hij. "Geen van de volkjes op deBalkan heeft iets geleerd." Hij vindt dat het Westen onmiddellijkhad moeten ingrijpen en wel op de manier die Oostenrijk het beginjaren '90 heeft aanbevolen. "De Oostenrijkse minister vanbuitenlandse zaken heeft toen een aantal drastische voorstellengedaan. Hij werd weggelachen. 'Oude imperialist', zei men,Hapsburger, je kunt je grootheidsdromen niet vergeten'. Maar hijhad wel gelijk."|

Gevraagd of hij een uitweg ziet schudt Kiel somber zijn hoofd.De monumenten worden weer herbouwd, net zoals dat na detweedewereldoorlog onder Tito is gebeurd, maar of ze veel langerzullen blijven staan, hij vraagt het zich af.

De volgende dag, net voor zijn vertrek naar Ankara, belt hijechter op. "Ik heb gisteren een wel erg somber beeld geschetst",zegt hij. "Dat wil ik enigszins corrigeren. Ik heb net foto'sgekregen van een gerestaureerde moskee. Het ziet er goed uit. Zo'ngebouw heeft zo'n grote symboolwaarde, dat straalt iets positiefsuit. Er is een sprankje hoop, maar geen overdrevenverwachtingen."

Raymond van de Wiel