Graven weerspiegelen de wereld der levenden
Hij verwierf er international aanzien mee en zijn werk kan rekenen op een warme belangstelling van het grote publiek. Godsdienstonderzoeker Leonard Rutgers is in de catacomben van Rome op zoek naar de wortels van het Christendom. “Hier stammen wij van af!”
De Utrechtse archeoloog en godsdiensthistoricus prof.dr. Leonard Rutgers weet alles van de catacomben, het is zijn levenswerk. De catacomben zijn voor hem de sleutel tot kennis over de opbouw van de joodse en christelijke gemeenschappen in de eerste eeuwen na Christus.
In 1995 publiceerde hij daar een wetenschappelijk standaardwerk over, The Jews in Late Ancient Rome, dat zijn naam internationaal definitief vestigde. Voor de zomer ontving hij van onderzoeksfinancier NWO geld voor een nieuw onderzoeksproject, The Rise of Christianity. (“We krijgen 500.000 euro, daar moeten we alles mee doen.”). Een andere stimulans is de KNAW Akademieleerstoel ‘Late Oudheid’ die hij sinds april bezet.
Met zijn onderzoek in de catacomben hoopt Rutgers erachter te komen “wie zich bekeerde en wanneer”. Hij wil een demografisch profiel van de joodse en christelijke gemeenschap in de eerste eeuwen na Christus maken. Dat kan omdat de begravenen een afspiegeling van de levende bevolking vormen.
Uit de oude overblijfselen is veel af te leiden. Aan welke ziektes mensen toen leden, wat ze aten, op welke leeftijd ze overleden, wat voor beroep ze uitoefenden. Utrechtse natuurkundigen verzorgen ouderdomsbepalingen met de C14-methode. Daarmee is tot op twintig à dertig jaar nauwkeurig vast te stellen uit welke periode een skelet stamt. Inscripties boven de graven onthullen soms wat voor ideeën mensen over het leven na de dood hadden. “De taal van de inscripties zegt bijvoorbeeld al veel”, vertelt Rutgers. “In de derde eeuw is er een omslag van Griekse naar Latijnse inscripties. Latijn was de taal van de Romeinen, het geeft dus aan dat de Christenen behoorlijk geïntegreerd waren.”
Visioen
Opvallend aan de catacomben is dat iedereen er begraven werd, van paus tot armoedzaaier. Het waren echte gemeenschapsplaatsen, concludeert Rutgers. Waarschijnlijk komen de overledenen uit een hechte sociale gemeenschap.
Het wel en wee van de joodse en christelijke gemeenschappen leidt Rutgers tot zijn hamvraag: de opkomst van het Christendom. De beweging die in de voetsporen van Jezus trad, leidde in de eerste eeuwen een onderdrukt bestaan in het Romeinse Rijk. Gaandeweg kreeg het christelijk geloof meer aanhangers tot in de vierde eeuw keizer Constantijn zich bekeerde en het Christendom aan het eind van de vierde eeuw tot staatsgodsdienst werd verheven. Traditioneel wordt Constantijn gezien als het keerpunt in de ‘christianisering’ van het Romeinse Rijk.
De overlevering wil dat Constantijn in 312 een visioen kreeg van een kruis. Hierdoor geïnspireerd en bekeerd tot het Christendom versloeg hij met zijn eveneens bekeerde leger de vijand en verwierf de heerschappij over het Romeinse Rijk. Vanaf dat moment zou het hele rijk zich pijlsnel hebben bekeerd tot de ‘nieuwe’ godsdienst. Een Amerikaanse socioloog, Rodney Stark, heeft voor dit proces een model opgesteld dat tot de conclusie komt dat rond het jaar 500 iedereen christen was.
De werkelijkheid zit minder eenvoudig in elkaar, legt Rutgers uit. “In mijn onderzoek wil ik het model van Stark gaan testen”, zegt hij voorzichtig. Hij heeft al legio aanwijzingen dat de Christenen lang niet zo snel de maatschappij domineerden. Uit nog niet gepubliceerde archeologische vondsten blijkt dat in de periode van de vierde tot de zesde eeuw twintig nieuwe heidense heiligdommen in Rome werden gebouwd. “Als het Christendom toen al dominant was, is het niet waarschijnlijk dat er nog zoveel geïnvesteerd zou worden in deze bouwwerken.”
Met dat gegeven in zijn achterhoofd vraagt Rutgers zich af tot wanneer de laat-Romeinse samenleving nog pluriform was. Hij denkt dat dat veel langer is dan tot nu toe aangenomen. De samenleving was een mengeling van heidenen, Christenen en Joden. “De laatste jaren zijn er heel veel vondsten gedaan in het Middellandse Zee-gebied waaruit blijkt dat de Joden een bloeiend bestaan leidden en dat ze geïntegreerd waren in de maatschappij. En wel op alle niveaus. Opgravingen in Sicilië laten zien dat Joden als boeren werkten, maar ook in de stad als handelaar of deel uitmaakten van de rechterlijke macht of het bestuur. Terwijl we tot voor kort dachten dat de Joden rond die tijd een naar binnen gekeerde randgroep was.”
Populair
Deze recente inzichten verschaffen ook iets meer duidelijkheid over het diepgewortelde christelijke antisemitisme. “Tegen de achtergrond van succesvol geintegreerde Joden moeten we ook de christelijke haat, om het zo maar te zeggen, tegen de Joden beschouwen. De Christenen vochten voor een groot deel van de tijd vanuit een minderheidspositie voor hun eigen identiteit. Ze zetten zich af tegen de Joden. Het antisemitisme was dus een specifieke reactie op een historische werkelijkheid, het succes van de Joden.” Als de Joden in de eerste eeuwen inderdaad een randgroep waren geweest, dan zou het antisemitisme lastiger te verklaren zijn.
Hij beschouwt het verrichten van onderzoek in Rome als een voorrecht. “Rome is het Mekka van de archeologie, het oefent een grote aantrekkingskracht uit op onderzoekers uit de hele wereld. Nergens ter wereld is zo veel bewaard gebleven van de vroege christelijke beweging als daar. In andere grote klassieke steden zoals Antiochië en Alexandrië is er niets meer van over.” Gedurende het jaar vliegt Rutgers geregeld naar Rome om daar enkele weken de catacomben in te duiken. De analyse van de gegevens vindt vervolgens in Utrecht plaats.
Rutgers doet zijn onderzoek niet alleen voor zijn collega’s. Hij heeft een scherp oog voor de belangstelling die het grote publiek koestert voor zijn onderzoek. In het katholieke ‘Jubeljaar’ 2000, het tweeduizendjarig jubileum van Jezus’ geboorte, schreef hij een laaiend enthousiast ontvangen gids over de catacomben die speciaal bedoeld is voor leken.
Het is ook geen toeval dat in de subsidie die hij van NWO ontvangen heeft, al besloten ligt dat van het project ook een populair verslag zal komen. Het aanspreken van het publiek vindt hij belangrijk. “Over dit onderwerp bestaan maar weinig boeken die toegespitst zijn op een breed publiek. Dat is jammer, want er bestaat veel interesse voor. Het raakvlak van religie en oudheid interesseert veel mensen.”
Straf
Zelf is hij in zijn catacombenproject geboeid door de combinatie van archeologisch onderzoek en de analyse van oude teksten. Maar hij is vooral gefascineerd door de wording van de christelijke gemeenschap en de ontwikkeling van de ideeën. “Hier stammen wij van af! De christelijke beweging die daar in Rome ontstaat, is de kern van het latere Europa. Onze identiteit is daar gevormd, het is de wieg van de klassieke westerse rationele traditie.”
Rutgers is intensief bezig met het ontstaan van het Christendom. Hij heeft een gereformeerde achtergrond; gelooft hij zelf eigenlijk in God? “Ja, maar het is een wetenschappelijk geloof. Ik vind geloof een zware term, het heeft zo’n kerkelijke bijklank. Ik noem het liever een ‘voorstellingencomplex’. En dat is in continue tweespraak met de resultaten uit mijn eigen wetenschappelijk onderzoek. Er zit namelijk een behoorlijke ruimte tussen het begin van het Christendom en de kerk van nu. Dat wringt, ja. Het vroege Christendom was een godsdienst van vertrouwen in God, van hoop op redding door de Almachtige. Pas later is het hel en verdoemenis geworden, met de nadruk op straf. Die elementen waren er in het begin ook wel, maar niet zo prominent.”