Groepswerk: best druk in je eentje

"Anderhalf jaar geleden werkte ik aan een opdracht met drie andere studenten. Eén daarvan was een goede vriend van mij, maar die andere twee meisjes kende ik niet. Aan het begin verdeelden we het werk. We zouden elkaar de teksten mailen die we geschreven hadden. Maar er kwam niets. Toen we dat uiteindelijk met de docent bespraken, werd een van die meisjes heel boos; ze vond de kritiek niet terecht. Ik voelde me verschrikkelijk, mijn hart bonste in mijn keel."

Uit bovenstaand verhaal van vierdejaars studente Psychologie Erin Smit (23) blijkt al dat het samenwerken in groepen niet altijd goed gaat. Een rondgang door de universiteit wijst uit dat Smit lang niet de enige is die problemen ondervindt. Vooral meeliftgedrag leidt tot grote irritaties.

"Studenten vinden het vaak storend als ze zelf goed voorbereid bij de werkgroep aanwezig zijn en er zitten een paar mensen alleen maar mee te pennen zonder zelf iets in te brengen", zegt Nienke Plantinga (22) vierdejaars student Geneeskunde en commissaris onderwijs binnen het bestuur van studievereniging Sams. In een vergadering van de beleidsraad van Geneeskunde, een maandelijks overleg van onderwijsactieve studenten, werd onlangs gediscussieerd over meelifters. Binnen de opleiding wordt veel gebruik gemaakt van werkgroeponderwijs. Studenten praten in groepjes van ongeveer twaalf studenten over de individuele opdrachten die ze maken. Het idee achter deze vorm van onderwijs is dat kennis wordt uitgewisseld en dat de stof ook beter wordt onthouden. Plantinga: "Zo'n werkgroep werkt alleen als het merendeel zich inzet, anders gaat het niveau van de discussie naar beneden. Het gevaar bestaat dat de betere studenten niet meer naar werkgroepen komen omdat zij er zelf niks extra's uit kunnen halen."

Klikken

Volgens dr. Kirsten Buist, onderzoeker en docent binnen Pedagogiek, een opleiding die ook veel gebruik maakt van groepswerk, vinden veel studenten het lastig om ergernissen rechtstreeks te uiten tegenover hun groepsgenoten. "Er is toch een drempel om iemand op z'n gedrag aan te spreken." En het melden van meeliftgedrag bij de docent gaat velen, volgens Buist, helemaal te ver. "Dan hebben ze het idee dat ze klikken als ze mij vertellen over een meelifter in de groep. Dus meestal duurt het wel een tijdje voordat ze naar me toe komen."

Ook uit de discussie binnen de beleidsraad van Geneeskunde kwam naar voren dat studenten weinig geneigd zijn elkaar aan te sporen actiever mee te doen. "Je voelt je toch een soort nerd als je een ander terechtwijst", denkt Nienke.

Erin Smit sprak haar groepsgenoten die weinig uitvoerden in eerste instantie ook niet aan: "Ik ben eerder geneigd om dan zelf maar meer te doen zodat de opdracht in ieder geval voldoende is. Uiteindelijk heeft die vriend van mij onze docent gemaild om te zeggen dat de samenwerking niet zo lekker liep. We wilden namelijk niet achteraf met dat verhaal aankomen tijdens het eindgesprek bij de docent. Ik was wel blij dat hij dat mailtje stuurde, zowel naar die meisjes als naar die docent, zelf had ik dat namelijk niet gedurfd."

Toch zijn niet alle studenten zo verlegen. Masterstudent Geowetenschappen Marcel van den Bovenkamp (25) pakt het radicaal aan: "Als iemands gedrag niet veranderd nadat je diegene hebt aangesproken, dan gooi je die gewoon uit de groep. Of je zet die naam niet boven de opdracht. Ik ga niet heel hard werken en vervolgens iemands naam erbij zetten die niks heeft gedaan."

Domme vragen

De ervaring van Buist leert dat studenten er meestal wel uitkomen wanneer ze onderling een groepsgesprek aangaan over de problemen. "Als de werksituatie daarna echt niet verandert, dan heb ik zelf samen met de groep nog een gesprek." Bovendien ziet Buist dat de onderlinge problemen bij ouderejaars afnemen.

Dat is ook de ervaring van Peter Hermans (25), eveneens masterstudent Geowetenschappen. "Dat meeliften gebeurt meestal in het eerste jaar. Daarna selecteert het zich ook wel een beetje uit. Nu is er bijna niemand meer die zich niet inzet voor zijn studie."

Dat was ook een van de belangrijkste conclusies van de discussie bij Geneeskunde: het eigen verantwoordelijkheidsgevoel neemt toe naarmate de studie vordert. Volgens Nienke is vanaf het vierde jaar een duidelijke switch merkbaar. Studenten bereiden zich dan voor op co-schappen en dan is er van meeliften nauwelijks nog sprake. "Tijdens je co-schappen ben je afhankelijk van je eigen kennis. Hoe meer je weet hoe beter het is. Je wilt geen domme vragen stellen bij een arts en je wilt een goede dokter worden. Tijdens de voorbereidingen doen studenten daarom extra hun best. Vaak onvoorbereid zijn wordt dan niet meer van elkaar gepikt."

Frustratie

Sommige studenten denken overigens dat de toename van groepsopdrachten te maken heeft met luiheid van docenten. Marcel van den Bovenkamp: "Soms geven docenten groepswerk uit gemak. Nu moeten we bijvoorbeeld met vier studenten een paper van achthonderd woorden schrijven. Dan ben je al langer bezig met het bespreken van de meningsverschillen en de ideeën dan dat je echt aan de opdracht werkt. Kleine opdrachten zijn niet echt geschikt om samen te werken, maar ik vind dat dat soms toch teveel wordt gedaan."

Onderwijskundig adviseur Ineke van den Berg (IVLOS) weet dat steeds meer docenten voor deze onderwijsvorm kiezen. "Enerzijds zien de docenten het samenwerken als een academische vaardigheid; in de beroepspraktijk zullen studenten immers ook moeten samenwerken om tot een goed resultaat te komen. Anderzijds heeft het inderdaad ook te maken met efficiency. Docenten krijgen steeds minder tijd voor hun onderwijstaak, en dan worden studenten in groepen aan het werk gezet omdat dat tijd spaart die anders in de individuele begeleiding gaat zitten." En dat leidt wel eens tot frustratie bij docenten en studenten, is Van den Bergs waarneming. "Als samenwerken een functioneel onderdeel is van de opdracht, zoals bij het werken aan een groot project dat niemand in zijn eentje voor elkaar kan krijgen, is er duidelijk een leerdoel. Maar als samenwerken de enige optie is vanwege de grote groepen, dan wordt niemand daar blij van."

Volgens docent Informatica Robbert-Jan Beun moeten docenten vooral heel goed weten hoe ze hun groepswerk vorm willen geven. "Zomaar een groepje bij elkaar zetten en zeggen 'gaan jullie deze opdracht maar uitvoeren' werkt niet." Beun heeft inmiddels een hele studie gemaakt van de communicatie tijdens groepsprocessen. Hij pleit ervoor dat groepsgenoten elkaar eerst, tot op zekere hoogte, leren kennen. "Je bouwt namelijk niet alleen op kennisgebied een gemeenschappelijkheid op, maar ook emotioneel bouw je een relatie met elkaar op. Als studenten wat meer over elkaar en elkaars achtergronden weten, dan zijn ze veel makkelijker geneigd om dingen van elkaar aan te nemen en elkaar te betrekken in het groepsproces."

De talloze meeliftverhalen bewijzen dat die communicatie nog niet overal feilloos verloopt. Overigens kan het ook andersom. Sommige studenten hebben helemaal niet zoveel zin om zich bovenmatig in te spannen en om voor de tien te gaan. Ook die groep studenten kent zo haar ergernissen, zo blijkt uit het verhaal van Jaël Hoekstra (27), masterstudent Klinische Psychologie. "Vorig jaar deed ik mijn bacheloronderzoek samen met drie andere meiden. Een van hen wilde heel graag cum laude afstuderen. Voor mij en de andere twee meisjes hoefde dat niet zo nodig en dat heb ik ook meteen gezegd. Wij gingen voor een zeven, en als zij een hoger cijfer zou willen dan zou ze dus wat harder moeten werken. Dat vond ze prima en in het begin ging de samenwerking ook goed. Maar op een gegeven moment begonnen we echt te botsen. Als we de voortgang bij de docent bespraken had ik het gevoel dat ze mij en soms de anderen afviel en dat ze alleen voor haarzelf zat te praten. Een aantal keer liep de irritatie zo hoog op dat het uitmondde in flinke scheldpartijen." Er is dus klaarblijkelijk niet alleen een probleem met meelifters, maar ook met groepsgenoten die al te nadrukkelijk voor de muziek uitlopen.

De flip-over als wondermiddel

Docent Informatica Robbert-Jan Beun zegt de belangrijkste sleutel tot succesvol groepswerk te hebben gevonden: de flip-over. Beuns studenten gebruiken zo´n flip-over tijdens het groepsoverleg, en dat werkt volgens Beun ideaal: "De flip-over helpt de studenten de aandacht te richten op één plek, laat gezamenlijke kennis zien, want alles wordt op de flappen uitgeschreven, én functioneert als een gemeenschappelijk agenda. Alle beslissingen en afspraken staan namelijk op de flappen. Ik kan tijdens de groepssessies ook bij de groepen langslopen om de flappen terplekke te bekijken, heel handig."

Aan het einde van de dag komen de flip-overs weer op Beuns werkkamer te staan. Ook maken de studenten vaak foto´s van de flappen en zetten die in een virtuele ruimte op internet, waar de docent toegang tot heeft. Op die manier houdt hij de voortgang van de groepen in de gaten. "Naast het peer feedback-systeem (zie ander kader red.) en de flip-over is er in mijn ogen nog één heel belangrijk ingrediënt voor succesvol groepswerk: duidelijkheid creëren voor de studenten. Daarom heb ik alle actiepunten voor de wekelijkse groepsbijeenkomst helemaal uitgeschreven. Heel schools, maar het werkt geweldig. Sinds mijn nieuwe aanpak heb ik geen enkele meelifter meer gesignaleerd."

Student beoordeelt student

Meeliftgedrag is irritant. Zo mogelijk nog irritanter is het wanneer een groepsgenoot die alleen maar uit zijn neus heeft zitten eten, beloond wordt met eenzelfde cijfer als jij.

Om deze ergernis te ondervangen heeft docent Informatica Gerard Vreeswijk een digitaal systeem ontwikkeld waarmee groepsleden elkaar op aspecten van het samenwerken kunnen beoordelen. Inmiddels heeft hij ook een tweede versie ontwikkeld. In de eerste versie kan de student niet zien van welke medestudent het oordeel afkomstig is, maar ziet hij alleen het gemiddelde cijfer van de beoordelingen op criteria als 'deadlines halen' en 'op tijd aanwezig zijn'.

De tweede versie is niet anoniem. Vreeswijk: “Het voordeel van anoniem beoordelen is dat de beoordeelaar zich misschien iets vrijer voelt en dat de beoordeelde beter let op wat er gezegd wordt in plaats van wie het zegt. Maar uiteindelijk heeft anoniem beoordelen toch meer nadelen. Men komt er toch wel achter wie wat gezegd heeft. Niet-anoniem beoordelen leek mij beter voor het de sfeer, het groepsgevoel en het vertrouwen.”

Dr. Kristin Denzer is examinator van projectgroepen Klinische Immunologie voor derdejaars studenten Biomedische Wetenschappen en gebruikt het anonieme systeem van Vreeswijk nu voor het tweede jaar: "Ik ben er, ondanks dat er soms wat technische mankementen in zitten, erg tevreden over. Het is een gebruiksvriendelijk systeem, de drempel voor studenten is niet hoog."

Denzer ziet het systeem vooral als een middel om te kunnen differentiëren in de beoordeling van de studenten in een werkgroep. "Met dit systeem kun je beter achterhalen hoe een groepsproces precies is verlopen en daar mede het cijfer op baseren. Meeliften op het werk van anderen wordt zo moeilijker."

Vijfdejaars Informatica student Joost van Wollingen (21) heeft het niet-anonieme systeem bij twee vakken gebruikt. “Het is grappig om te zien wat je groepgenoten over je denken, maar ik geloof niet dat dit systeem het meeliften helpt te voorkomen. Als het groepswerk niet goed verloopt, vind ik dat je het zelf tegen die persoon moet zeggen op het moment dat het speelt, niet halverwege of aan het einde wanneer er van je verwacht wordt dat je beoordeelt.”

Door Iris Klapwijk en Marjolein Versteeg