Hans van Ginkel: terug naar het ideaal van de internationale wetenschap

Hans van Ginkel: terug naar het ideaal van de internationalewetenschap

Prof.dr Hans van Ginkel studeerde sociale geografiein Utrecht. Hij was van 1986 tot 1997 rector magnificus van deUniversiteit Utrecht. Thans is hij rector van de Universiteit vande Verenigde Naties in Tokyo.

"Als je de afgelopen honderd jaar overziet, dan kun je zeggendat de wetenschap zich in de eerste zestig jaar van deze eeuw heeftontwikkeld in de richting van een steeds verdergaande specialisatiein disciplines en op deelterreinen binnen disciplines. Vanaf pakweg1960 is er echter sprake van een omslag. Dan wordt duidelijk datdie sterk mono-disciplinaire aanpak tekort schiet om de complexewerkelijkheid te doorgronden en groeit de neiging van onderzoekersom de grensgebieden tussen disciplines te gaan exploreren.

"Inmiddels is interdisciplinariteit gemeengoed geworden in dewetenschap, denk maar aan de biochemie. Maar een probleem is dat desamenwerking zich nog veelal beperkt tot onderzoekers uit verwantedisciplines. Misschien ligt het aan mijn achtergrond als geograaf,want in ons vak werken bèta's en gamma's al vanaf 1908 nauwsamen, maar in veel van de huidige onderzoekscombinaties op hetbèta/medische terrein mis ik een alfa/gamma-inbreng.Bijvoorbeeld onderzoek op het gebied van gezondheid en milieu:willen we de maatschappelijke problemen op die terreinen de baasworden dan is een werkelijk multi-disciplinaire aanpak metbijdragen uit totaal verschillende hoeken onmisbaar.

"Hoe noodzakelijk dat is, heeft de recente financiëlecrisis in Azië nog eens duidelijk gemaakt. Het was natuurlijkprachtig dat het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbankdaar zo snel te hulp kwamen. Maar dat gebeurde wel vanuit een puureconomisch perspectief. Er werden door de economen van het IMFeisen gesteld die in financieel-technische zin misschien heeladequaat waren, maar die geen rekening hielden met de socialegevolgen.

"Een belangrijke eis van het IMF was bijvoorbeeld een forselastenverlichting om het bedrijfsleven een economische impuls tegeven. Gevolg was dat die landen nu economisch weliswaar uit hetdal beginnen te krabbelen, maar dat die lastenverlichting ertegelijk voor heeft gezorgd dat er veel minder belastinggeldbeschikbaar is voor onder andere het onderwijs. Terwijl investerenin kennis de enige manier is om die landen er op de langere duurwerkelijk bovenop tekrijgen. Het was alsof een arts eengeneesmiddel toediende zonder enige aandacht voor de bijwerkingen.Dan span je het paard achter de wagen; dat zal pas veranderen alser binnen de economische wetenschap ook aandacht komt voor deinteractie met andere disciplines.

"Nu zal ik niet ontkennen dat de ontwikkeling naar een meerprobleemgerichte wetenschappelijke benadering op tal van terreinenal gaande is. Als ik binnen de Universiteit van de Verenigde Natieszou durven voorstellen om nu nog een disicplinair onderwerp instudie te nemen, dan zou ik worden weggehoond. Maar wij zijn danook een bijzondere universiteit. Elders zie ik de bereidheid omover grenzen te kijken nog aanzienlijk minder. Neem het UtrechtseKlimaatcentrum in wording. Daarin gaan meteorologen, chemici,fysici, aardwetenschappers en fysisch geografen samenwerken.Prachtig en heel erg interdisciplinair. Maar wat mij verontrust isdat er kennelijk geen plaats is voor bijvoorbeeld sociaalgeografen. Ik ben bang dat het klimaatonderzoek op die manier tochweer beperkt blijft tot een `technische' aangelegenheid, terwijliedereen het er over eens is dat maatschappelijke factoren - zoalsde bereidheid om daadwerkelijk iets te doen aan de uitstoot van CO2- het kernprobleem vormen. Ik begrijp niet goed hoe je hetklimaatprobleem op een zinvolle manier kunt bestuderen zonder daarde sociale wetenschappen bij te betrekken.

"Als ik nu naar de volgende eeuw kijk, verwacht ik dus eentoenemende interdisciplinaire samenwerking tussen ver uiteengelegen vakgebieden. Een interessant bijverschijnsel daarvan is datook de universiteiten als ontmoetingsplaats voor de verschillendedisciplines een grote rol zullen blijven spelen. Hier en daar wordtwel gesuggereerd dat universiteiten het met de snelle groei van ICTsteeds moeilijker zullen krijgen om zich te blijven presenteren alscentra van wetenschappelijk onderzoek. Maar ook al zou dat waarzijn, dan nog denk ik dat de universiteiten, nog afgezien van hunonmisbaarheid als kweekvijver voor de toppers van de toekomst, ookals ontmoetingsplaats tussen de disciplines bestaansrecht zullenhouden.

"Behalve als eeuw van de specialisatie zou je de twintigste eeuwook mogen karakteriseren als de `eeuw van de nationaleuniversiteiten'. Tot ver in de negentiende eeuw warenuniversiteiten sterk internationaal georiënteerde instellingendie bezocht werden door grote aantallen buitenlanders. Maar vanafongeveer 1870 neemt de staat het heft in handen en wordenuniversiteiten overal in Europa opleidingsinstituten voor hetnationale topkader. Curieus genoeg heeft de democratisering in dejaren zestig daar geen einde aan gemaakt, want ook nu nog wordt deuniversitaire opleiding door de politiek allereerst gezien als eennationale opleiding voor de binnenlandse arbeidsmarkt. Pas delaatste jaren wordt er weer actief aan internationalisering oponderwijsgebiedgedaan. Ik hoop dat de universiteit van de 21e eeuwweer wat dichter bij het ideaal van een internationale gemeenschapvan wetenschappers en studenten zal komen te staan en dat daar ookmeer plaats zal zijn voor onderzoekers en studenten uit de derdewereld. Want ook dat is voor mijn gevoel een voorwaarde voor eengezamenlijke aanpak van de grote wereldproblemen."

Erik Hardeman