'Hebban olla vogala' is vrouwengeluid

'Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nu' (Hebben alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij; wat wachten wij nu?). Aldus de regel die rond 1100 is geschreven en die in 1932 in Oxford in de rug van een boek opdook en waarvan altijd is aangenomen dat die 'ik' een man was.

Van Oostrom onderwierp de tekst nog eens aan een onderzoek ten behoeve van zijn boek over de geschiedenis van de middeleeuwse Nederlandse literatuur, dat in 2006 zal verschijnen. Hij vergeleek dit tekstfragment met vrouwenliederen uit Spanje en met laatlatijnse gedichten over liefde van vrouwen voor mannen. Daarin is, net als in de middelnederlandse tekst, steeds sprake van een monoloog, waarin klagerig of verlangend tot een geliefde wordt gesproken.

De Utrechtse hoogleraar durft niet te beweren dat een vrouw de tekst ook geschreven heeft, maar is er vrij zeker van dat in de tekst een vrouwenstem doorklinkt.

AH