Het gewraakte afscheidscollege

Na alle tegenstrijdige berichten omtrent de gang van zaken rond mijn afscheidscollege 'De mythe van het joodse kannibalisme' op 16 juni, is er voor de meeste lezers van kranten en weekbladen geen touw meer aan vast te knopen. Iedereen wil graag weten wat er nu precies gebeurd is in dat uur waarop ik voor de rectorale vierschaar moest verschijnen. Maar als de herinneringen aan dat uur zover uiteenlopen dat Bas de Gaay Fortman en rector Gispen het beschrijven als een in vriendelijke sfeer verlopen collegiaal gesprek terwijl ikzelf het me herinner als een uur vol vernedering en intimidatie, dan moge het duidelijk zijn dat de waarheidsvinding hier voor anderen wel heel moeilijk wordt. Ik zal daarom geen nieuwe poging doen te beschrijven hoe het nu echt is gegaan, maar wel wil ik wijzen op enkele feiten waar vriend en vijand het over eens zijn en die voor iedereen controleerbaar zijn.

(1) Ik heb een tekst geschreven die o.a. een lange passage bevatte over de jodenhaat in de huidige islamitische wereld.

(2) Het door de UU uitgegeven boekje met de tekst van mijn afscheidsrede bevat die passage niet meer en evenmin heb ik die passage uitgesproken op 16 juni (maar toen wel mijn protest laten doorschemeren).

(3) In het bewuste gesprek is 'de veiligheidsproblematiek' ter sprake gekomen.

Wat is nu het logische verband tussen deze drie door iedereen erkende feiten? Als het waar is wat de rector en de zijnen zeggen, nl. dat het gesprek ging over het ondermaatse wetenschappelijke niveau van mijn rede, waarom moest dan over veiligheidsproblematiek gesproken worden? Die is bij vermeend gebrek aan niveau toch zeker niet aanwezig? Als het waar is wat ik zeg, nl. dat er vanaf het begin met veel nadruk en stelligheid is gesproken over de grote risico's die ik en andere universitaire medewerkers van de zijde van islamitische studenten zouden lopen als ik de rede in zijn oorspronkelijke vorm zou houden, dan wordt het spreken over veiligheidsproblematiek wél begrijpelijk.

Onbegrijpelijk blijft dan alleen waarom de regionale inlichtingen- en veiligheidsdienst mij naderhand liet weten geen enkele indicatie te hebben dat zo'n risico er was. Ook lieten enkele echte kenners van de moderne islam mij weten mijn tekst volstrekt ongevaarlijk te vinden. Wat de rector dan bezield heeft tot zijn ingrijpen laat ik graag aan anderen ter beoordeling over.

Academisch onbehagen

De Universiteit Utrecht krijgt de laatste dagen veel publiciteit. Met Grote Letters worden in de dagbladen Grote Woorden afgedrukt: Censuur! Schending van Academische Vrijheid! Bange Rector! Dit alles op de post-Fortuynistische golven van 'ik mag zeggen wat ik vind, en anders schreeuw ik moord en brand'. Het is niet voor niets dat juist Geert Wilders over deze kwestie kamervragen heeft gesteld.

Wat is er gebeurd? De hoogleraar Nieuwe Testament Pieter van der Horst werd op zijn 59ste met pensioen gestuurd vanwege bezuinigingen bij theologie. Hij wilde dat niet, maar bovenal maakt hij zich zorgen om de voortschrijdende afbraak van de Utrechtse theologie. In zijn afscheidsrede hekelt hij de opheffing van leerstoelen (zoals Joodse Studiën) die een dam zouden kunnen opwerpen tegen jodenhaat. In zijn rede laat Van der Horst overtuigend zien dat de mythe van het joodse kannibalisme door de eeuwen heen heeft gediend om de jodenhaat te voeden. Zijn analyse van de hedendaagse verhoudingen is echter minder overtuigend, omdat hij zich geobsedeerd toont door manifestaties van jodenhaat in de islamitische media, en daarbij de historische context uit het oog verliest. Een zinsnede als 'de islamitische wereld heeft de fakkel van de redeloze jodenhaat van de nazi's overgenomen' kan wel in een pamflet, maar past niet in een academisch betoog.

Uiteindelijk heeft Van der Horst deze en andere gewraakte zinnen niet uitgesproken. Is dit het gevolg van censuur? Een kleine reconstructie. De concepttekst van de rede werd, omdat deze officieel gepubliceerd zou worden, voorgelegd aan de decaan van theologie. Deze had ernstige twijfels, kwam er met de redenaar niet uit, en legde het probleem voor aan rector magnificus Gispen. Deze oefende forse druk uit om de rede aan te passen en met succes. Dit bleek echter een Pyrrhus-overwinning te zijn, want door publicatie van een aangepaste versie op de website van Trouw werd de indruk gewekt alsof de UU een tamelijk onschuldig verhaal zou hebben gecensureerd, waarna de journalisten hun kans schoon zagen om moord en brand te schreeuwen.

Waar ging het nu fout? Op drie plaatsen. Allereerst is het een teken van verziekte verhoudingen wanneer binnen de Utrechtse theologie een gesprek tussen decaan en hoogleraar over de kwaliteit van een afscheidsrede onmogelijk blijkt te zijn. De universiteit heeft niet primair als doel een spreekbuis voor meningen te zijn, ze beoogt wel het handhaven van een academisch niveau in publicaties en discussies. Waar dat met overtuigen niet lukt, is repressie een voor de hand liggende, maar misplaatste vervolgstap. Dat was de tweede fout: Gispen oefende zware druk uit en gebruikte daarbij buitenwetenschappelijke argumenten ('gevaar van islamitische zijde'). De derde fout is de onhandige omgang met de pers: de UU had veel sneller, concreter en eenduidiger moeten reageren, zodra duidelijk werd dat dit een mediazaak zou worden. Wat heeft Gispen precies tegen Van der Horst gezegd en waarom? Dat bleef onduidelijk en de Nederlandse krantenlezer accepteert niet alles wat een rector magnificus zegt, zeker niet als dit vage uitspraken zijn als 'de rede paste niet in een wetenschappelijke, facultaire reeks'.

Misschien had de UU Van der Horst zijn voorgenomen woorden maar gewoon moeten laten uitspreken. Dat zou ook heisa gegeven hebben, maar ja, academische vrijheid, hè? Een dergelijke repressieve tolerantie verdient evenmin een schoonheidsprijs, maar het had in ieder geval de gemakzuchtige, hijgerige krantenstukken over censuur-in-Utrecht kunnen voorkomen.

Ruud Abma, docent-onderzoeker Sociale Wetenschappen

Descartes en Van der Horst

In 1636 werd onze universiteit gesticht, en omstreeks deze tijd woonde René Descartes tijdelijk in Utrecht. Enkele pas benoemde hoogleraren voelden zich aangetrokken tot zijn gedachtegoed en verkondigden delen hiervan op college. De invloedrijke theoloog/predikant Voetius vond zulks verderfelijk. Eveneens hoogleraar geworden, wist hij na veel strijd en gekonkel tebereiken dat de universiteit dit verbood. 370 Jaren later zijn de plaatselijke bestuurders niet wijzer geworden, en weer spannen godgeleerden zich in om onwelgevallige meningen de kop in te drukken. Het besef dat du choc des opinions jaillit la lumière is niet tot hen doorgedrongen.

Prof.dr. J.R. Strooker, emeritus-hoogleraar wiskunde

Bange rector?!

Wat een consternatie zo plotseling aan het anders zo rustige Harvard aan de Kromme Rijn. Wordt onze doortastende en kordate rector in menig landelijk dagblad uitgemaakt voor censor! Als bewaker van het academisch niveau kan hij natuurlijk niet toestaan dat in de Utrechtse wetenschapstempel Gretta een griezel wordt genoemd en (nog erger) de moslimwereld wordt afgeschilderd als fakkeldragers van het nazisme als het gaat om jodenhaat.

Vergeet echter niet dat de rector onder andere tot taak heeft de allochtone Nederlander (onder wie procentueel veel moslims) in grote getale naar de UU te halen en aan te stellen. Ook belangrijk in dit kader is de vurige wens om in Utrecht een imamopleiding te starten. Wat een extra geld, pardon, wat een welkome aanvulling op de waarheidsvinding, creativiteit en uitwisseling van denkbeelden zal dit niet opleveren.

Ja maar, vraagt u zich misschien af: imams staan toch niet bekend om hun open, wetenschappelijke en kritische benadering van de islam? Nou, maakt u zich geen zorgen, Willem Hendrik waakt over de goede mores van ons wetenschappelijk bedrijf. Hij zal zonder pardon, mede met de hulp van de Gaay en de vier musketiers, ingrijpen als het wetenschappelijk niveau niet door de beugel kan. Bedreigingen uit de moslimwereld of niet, Willem Hendrik zal zich niet op de kast laten jagen.

Jan Nico den Breejen, GDL

Academisch fatsoen

Als emeritus-hoogleraar aan de Universiteit Utrecht (isotopen-geologie en planetaire geologie) ben ik geschokt door de handelwijze van de rector magnificus c.s. inzake de afscheidsrede van prof. P. van der Horst. Dit is in strijd met alles waar de begrippen academische vrijheid en academisch fatsoen voor staan. De rector meent de tekst van collega Van der Horst's afscheidsrede te moeten 'zuiveren' van verwijzingen naar weerzinwekkende opvattingen omtrent Joden, die luidkeels in sommige moslimkringen (voor iedereen controleerbaar!) als 'feiten' worden verkondigd. Hij schroomt daarbij niet om collega Van der Horst op grove wijze onder druk te zetten. Deze 'politieke correctheid' lijkt te zijn geïnspireerd op de beperkingen van academische vrijheid en integere wetenschapsbeoefening in het voormalige oostblok - en die helaas nog steeds gangbaar zijn in enkele ongure landen. Dit optreden is des te verwerpelijker in een tijd dat juist de universitaire gemeenschap pal zou moeten staan tegen het perfide antisemitisme dat in bepaalde moslimkringen wordt uitgedragen en gepraktiseerd - en helaas ook daarbuiten weer fashionable lijkt te worden. De rector heeft met zijn verwerpelijk handelen het aanzien van onze universiteit grote schade toegebracht en zou, als hij nog enige zelfkritiek heeft, zijn functie direct moeten neerleggen. De universiteit zou collega Van der Horst alsnog publiekelijk haar excuses voor het gebeurde moeten maken en afstand van de gang van zaken moeten nemen.

Prof.Dr. Harry N.A. Priem

emeritus hoogleraar (1970-1997) Universiteit Utrecht

Online

Zie voor meer info ook: www.ublad.uu.nl/dossiers/

Online discussieren? www.ublad.uu.nl/WebObjects/UOL.woa/wa/Forums

Debat over academische vrijheid

Medewerkers van de faculteit Geesteswetenschappen gaan deze donderdag in debat over academische vrijheid. De belangrijkste vraag is of deze vrijheid door de rector is aangetast. Volgens het organiserende Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur heeft de kwestie geleid tot vele gesprekken op de gang, maar niet tot een gestructureerde en openbare discussie. Daarvoor wordt nu de gelegenheid gegeven.

De discussie zal worden ingeleid door Theo Verbeek (geschiedenis van de filosofie, Martin van Bruinessen (Arabische, Nieuwperzische en Turkse talen- en culturen), Leen Dorsman (universiteitsgeschiedenis) en Ido de Haan (politieke geschiedenis). Voorzitter is Maarten Prak (economische en sociale geschiedenis).

Het debat is van 15.30-17.30 uur in zaal 006 aan Kromme Nieuwegracht 80.