'Het komt voor dat ik een geweldig idee vanwege geldgebrek niet kan uitvoeren'

Niet derde maar eerste geldstroom is het probleem

Erik Hardeman

"Ik voel me soms net een bedelaar." Hoogleraar Aardse Materialen Chris Spiers van het HPT Laboratorium van de faculteit Geowetenschappen windt er geen doekjes om. "Ik heb er absoluut geen moeite mee om onderzoek te doen voor de industrie. Wij kiezen interessante projecten, die óns vaak publicaties over fundamentele onderwerpen in toptijdschriften opleveren en de bedrijven kennis waarvoor ze graag willen betalen. Wat ik wél als een probleem ervaar, is dat ik me tegenwoordig gedwongen zie om zo'n bedrijf niet alleen om promovendi of postdocs te vragen, maar ook om apparatuur. Het budget van mijn lab is de laatste jaren zo ver uitgekleed, dat ik niet in staat ben om zonder externe financiering de voor dit onderzoek onmisbare infrastructuur in stand te houden."

Spiers doet in de faculteit Geowetenschappen onderzoek naar de fysische en chemische eigenschappen van gesteenten in de aardkorst en beschikt daarvoor over een relatief duur laboratorium. "Zonder derde geldstroom zou ik mijn lab niet in stand kunnen houden", stelt hij onomwonden. "Daar komt bij dat het ook steeds moeilijker wordt om de continuïteit in onze groep op personeel vlak te garanderen. Eerste geldstroom aio's kent ons departement niet meer en vanwege de dalende studentenaantallen loopt ook het aantal stafleden in vaste dienst terug.

"Ach, zeggen mensen als minister Plasterk, dan vraag je toch gewoon een paar projecten of Veni-, Vidi- en Vici-subsidies aan bij NWO? Dat doe ik ook, en zelfs met veel succes, maar voor de continuïteit in mijn groep hebben zulke tijdelijke aanstellingen geen betekenis. Het enige wat we hier vaak mee bereiken is dat jonge onderzoekers niet op hun 25e maar op hun 35e op straat staan. Er is echt meer geld nodig voor een goede infrastructuur en dat krijg je niet van de tweede of de derde geldstroom."

Hoogleraar Criminologie Frank Bovenkerk en zijn collega op het gebied van de Kunstmatige Intelligentie John-Jules Meyer kunnen zich in het verhaal van Spiers vinden. "Ik heb op dit moment een heel goede groep met één uhd en vier ud's in vaste dienst en dertien promovendi en post-docs", zegt Meyer, "maar van die tijdelijke mensen wordt er niet één uit de eerste geldstroom betaald. Omdat mijn vaste medewerkers bijna al hun tijd nodig hebben voor onderwijs en voor het begeleiden van promovendi, betekent dat dus dat er in feite nauwelijks ruimte is voor fundamenteel onderzoek. Nu stop ik in derde geldstroom projecten ook altijd iets van fundamentele aard, maar sommige stukken fundamentele research passen domweg niet binnen zo'n opdracht.

"Mijn enige kans om zulk onderzoek toch te kunnen uit te voeren is een aanvraag bij NWO, maar je moet maar afwachten of je een project krijgt toegewezen, want dat is een heel zware competitie. Het komt dus voor - al is dat gelukkig maar zelden - dat ik een geweldig goed idee vanwege geldgebrek niet kan uitvoeren. Ik vind daarom eigenlijk dat elke researchgroep minimaal één aio uit de eerste geldstroom zou moeten hebben, want dat is toch je basis. Als het staand beleid wordt dat we al onze aio's met extern geld moeten financieren, dan voorzie ik op termijn grote problemen."

Wie uit deze reacties concludeert dat de heren graag van de derde geldstroom af willen, vergist zich. "Integendeel", lacht Meyer, "ik heb een heel goede groep met flink wat massa en dat was zonder externe subsidies niet mogelijk geweest. Bovendien brengen opdrachten vaak interessant onderzoek met zich mee. Het klopt dat ik soms wat water bij de wijn moet doen, omdat de opdrachtgever elementen in het voorstel stopt, die ik er zelf niet in zou hebben gezet, maar ach, van een beetje compromissen sluiten, word je niet slechter. Als een project totaal niet met mijn ideeën strookt? Dan bedank ik voor de eer, hoe aantrekkelijk zo'n opdracht financieel ook mag zijn. Ik ga me voor geld niet in onmogelijke bochten wringen."

Ook Spiers is blij met de derde geldstroom, mede omdat die steeds vaker betrekking heeft op maatschappelijke vraagstukken. "Wij doen de laatste tijd veel extern gefinancierd onderzoek naar manieren om CO2 op te slaan in de bodem. Dat is research waaraan ik zonder derde geldstroom waarschijnlijk niet zo snel was begonnen. Het klopt dus dat externe opdrachten de richting van mijn onderzoek beïnvloeden, maar op deze manier ben ik er alleen maar blij mee, want het gaat om interessant onderzoek van groot maatschappelijk belang. Een bijkomend voordeel is dat dit soort onderzoek veel vrouwelijke studenten en aio's blijkt aan te trekken."

Bovenkerk noemt de derde geldstroom zelfs een 'zegen', vooral ook omdat hij er de laatste jaren onderzoek door studenten mee financiert. "Ik krijg regelmatig de vraag om iets uit te zoeken, waarvoor je heel goed met groepjes het land in kunt trekken, bedreigingen in Nederland, slachtofferschap onder allochtonen, de Poolse immigratie. Elk jaar laat ik de masterstudenten van dat jaar aan zo'n project werken. Zij doen het veldwerk en vervolgens maken we er een mooi boek van. In feite is dit een ideale manier om onderwijs en onderzoek te combineren. Omdat ik vind dat de studenten in feite het geld verdienen, betaal ik er vervolgens een studiereis voor de hele groep van. Vorig jaar zijn we een maand in Amerika geweest, dit jaar gaan we naar Polen."

Net als zijn twee collega's weigert Bovenkerk opdrachten aan te nemen, puur vanwege de verdiensten. "Als ik ja zeg, is het omdat het onderzoek goed past in ons programma." Maar desondanks heeft hij over opdrachten niet te klagen. "Mijn voordeel is dat ik een heel toegankelijk vak heb en me bezighoud met zaken als de multiculturele samenleving en criminaliteit. Dat maakt het makkelijk om aan opdrachten te komen. Als ik een nieuw project start, kijk ik altijd eerst of ik het door iemand kan laten betalen en dat lukt vrij gemakkelijk." Eén keer heeft hij een opdracht aangenomen, hoewel er naar zijn mening niets in zat. "Een instelling vroeg mij om onderzoek te doen naar slachtofferschap bij ouderen, maar toen ik in de literatuur ging kijken, zag ik dat het nauwelijks voorkwam. Zij wilden echter per se dat ik het toch deed en omdat ze goed betaalden, heb ik toen maar twee mensen aangenomen, die vervolgens aantoonden dat er inderdaad geen probleem was. Zonder die opdracht had ik dat onderzoek nooit uitgevoerd, maar potentieel had ik iets kunnen vinden, dus op zich was dit wél gewoon een wetenschappelijk resultaat."

Een grotere valkuil is de discrepantie tussen het wetenschappelijke doel van het onderzoek en de kortetermijndoelstellingen van de opdrachtgever, zegt Meyer: "Ik had ooit een afspraak met een directeur van een robotbedrijf. Die man was heel enthousiast, maar halverwege het project vertrok hij en zijn opvolger hamerde zo op de deadline voor de productie, dat ik het promotietraject heb moeten stopzetten. Heel vervelend, niet in de laatste plaats voor de betrokken aio zelf. Mijn ervaring is dat je je partners vooraf heel duidelijk moet maken dat een aio dit onderzoek doet om te promoveren en dat dat er niet even in de avonduren bij kan worden gedaan, zoals ze soms lijken te denken."

Ook Bovenkerk heeft niet louter positieve ervaringen met opdrachtgevers. "Het onderzoeksbureau van het ministerie van Justitie vroeg mij een tijdje geleden om een onderzoek naar de hennepteelt in Nederland, maar zo dat ik binnen een bepaald wetenschappelijk paradigma moest blijven, de methoden en technieken vastlagen en van te voren was bepaald op welke vragen ik antwoord moest geven. Ik heb niet eens de moeite genomen om op de uitnodiging in te gaan, maar kennelijk gaat het ministerie er voetstoots vanuit dat onderzoekers zo happig zijn op opdrachten dat ze dergelijke voorwaarden zonder meer accepteren, want ja, derde geldstroomonderzoek draagt bij aan je prestige. Het staat letterlijk in het jaarverslag: hij heeft zoveel geld binnengehaald."

Ook over het publiceren van de onderzoeksresultaten kan onenigheid ontstaan, heeft Bovenkerk gemerkt, vooral als er sprake is van wat zijn promotor Köbben ooit een 'onwelkome boodschap' noemde. "Nog niet zo lang geleden werd ik benaderd door de gemeente Amsterdam. Men wilde iets doen aan het probleem van de loverboys en vroeg ons om uit te zoeken hoeveel er waren en wat hun profiel was. Na een paar maanden merkte ik echter dat noch de daders noch de slachtoffers uit Amsterdam kwamen. Toen ik dat meldde in de begeleidingscommissie, werd me zonder veel omhaal te verstaan gegeven dat dat niet de bedoeling was, want eerlijk gezegd had Amsterdam zijn beleid al bepaald. Men had alleen nog resultaten nodig om het te ondersteunen. Uiteraard heb ik voet bij stuk gehouden en onze bevindingen gewoon gepubliceerd, maar daarvoor moet je wel stevig in je schoenen staan. Ik ken verschillende collega's die onder druk hebben afgezien van publicatie omdat er iets anders uit het onderzoek kwam dan de opdrachtgever had bedoeld."

Ondanks deze kanttekeningen zijn alle drie gesprekspartners blij met het bestaan van de derde geldstroom. Het eigenlijke probleem, zo benadrukken zij, is de ontoereikende eerste geldstroom, een probleem dat zelfs de universitaire bundeling van onderzoek, ook wel Focus en Massa genoemd, niet heeft opgelost. "Wij zitten als departement heel goed in Focus en Massa", zegt Spiers met enige verbazing, "maar tot nu toe merk ik er heel weinig van. Kennelijk is het de strategie van de universiteit om toponderzoek stimulans te geven en belangrijke thema's te identificeren. Maar dan moet er toch ook worden geïnvesteerd in de fundamentele kennisinfrastructuur? Nogmaals, ik heb geen enkel bezwaar tegen derde geldstroomonderzoek, het is vaak 'lots of fun', maar eigenlijk zou je voldoende capaciteit moeten hebben om je 'core business' ook zonder derde geldstroom overeind te houden. Dat is helaas niet meer mogelijk. Voor een universiteit die zich afficheert als researchuniversiteit vind ik dat een behoorlijk riskante strategie."