Het WK: een vreselijke ervaring

Aldus Utrechts beroemste hoogleraar, tevens quizmaster, Maarten van Rossem, enige tijd geleden in dagblad Het Parool. Hij staat niet alleen in dat vernietigende oordeel, want menige Ubladlezer heeft ondertussen eveneens behoorlijk de schurft aan al die opdringerige oranje frietsausen en bakkenbaarden.

Dat blijkt althans uit de reacties die ter redactie binnenkwamen na de oproep een stuk te schrijven over 'Het WK-voetbal: een vreselijke ervaring.' Op deze pagina de bekroonde bijdragen, waarvan de auteurs weldra een boekenbon op hun deurmat aantreffen. Kunnen ze lekker lezen, in plaats van naar voetbal te moeten kijken, of nog erger: te moeten luisteren naar "dat grenzeloze, nutteloze gezeik dat nog erger is dan het voetbal zelf", om nog maar eens Van Rossem aan te halen.

Kloppend hart

9 Juli 1994. Nederland-Brazilië. Deze zinderende wedstrijd zou een van de hoogtepunten van het wk voetbal in de Verenigde Staten worden. Ik was elf jaar, net oud genoeg om volledig in het oranjegevoel op te gaan, maar te jong om de hele wedstrijd op te blijven. Ik logeerde samen met mijn drie jaar oudere broer bij kennissen van mijn ouders, die me zeer consequent in de rust naar bed stuurden.

De wedstrijd was nog volledig open: 0-0 was de stand. Met kloppend hart lag ik starend naar het plafond in het onbekende bed en spitste ik mijn oren om zo de geluiden uit de woonkamer op te vangen.

Op slot

Maar er kwam geen gejuich. In de 54e minuut kwam de eerste golf van scheldkannonades en jammerlijke kreten na een goedgekeurde buitenspelgoal van Romario en vanuit een soortgelijke situatie leek Bebeto na de 63 minuten de wedstijd op slot te gooien.

De verongelijkte en teleurgestelde geluiden maakten duidelijk dat ik kon gaan slapen. Het was gedaan.

Hoop

Maar het tij keerde: gejuich steeg op toen Bergkamp een minuut later de 2-1 inschoot en toen Aron Winter uit een corner de 2-2 inkopte, ontplofte de buurt en was ik niet meer te houden. In mijn sprint naar beneden liep ik bijna mijn broer omver, die al onderweg was om me op te halen. Dit moest ik meemaken. Nederland had weer hoop. Het was een kwestie van doordrukken; de halve finale was binnen handbereik.

Branco

Zwetend zaten we in pyjama tegen elkaar aan gedrukt op de bank, een wortel in de mond om de stress al knagende te onderdrukken.

Zouden we dan toch...

Maar het mocht niet zo zijn. Overmars werd neergehaald op het middenveld, maar de scheidsrechter negeerde de wild appelerende oranjehemden resoluut en liet doorspelen. Uit de hierop volgende knullige overtreding van Nederland volgde een vrije trap voor de goddelijke kanaries. Branco legde aan vanaf ruim dertig meter en scoorde met een snoeihard maar ogenschijnlijk houdbaar schot.

Dromen

Wie had die Ed Geknoei in het doel gezet? En waarom speelde die trage Wouters tegen de watervlugge en behendige Bebeto? Mijn tere kindergeest kon dit niet bevatten. Ik was totaal van de wereld. Achteraf redeneren had geen zin. In moest mijn bed weer in. Gedachtenloos slenterde ik de trap weer op. Om nu wél te gaan slapen. En stilletjes te dromen. Te dromen van oranje glorie.

Jop de Vrieze

student Biomedical Sciences & Communication

Oranjekoorts

Voetbal is voor mij geen geheimzinnige zaak, laten we dat voorop stellen. Ik snap de buitenspelregel, ik weet wat de UEFA-cup is en waarom Cruyff geen bondscoach wordt. Ik weet ook dat Blind ontslagen is ondanks het feit dat Ajax de Gatorade cup heeft gewonnen.

Maar met een voetbalgekke broer in huis is het zelfs voor een sporthaatster pur sang niet moeilijk te vertellen wanneer er een belangrijke wedstrijd gespeeld wordt. Dat kan ik aflezen aan zijn humeur. Want zelfs als zijn favoriete club niet speelt, is de uitslag belangrijk. Ach, je went eraan. Ik kan van aardig wat spelers vertellen bij welke club ze spelen en of ze een goede voorzet hebben. Ik heb mij kunnen mengen in de discussie over Kalou. Af en toe kijk ik zelfs stiekem de Voetbal Insite in, die nu eenmaal toch in huis slingert.

En toch is het WK elke vier jaar weer een vreselijke ervaring. Want dan verandert het hele gezin plotseling in hersenloze voetbalminnaars en heb ik alleen mijn vader nog als bondgenoot in mijn voetbalrebellie. Samen een muziekdvd'tje kijken als de rest aan de tv gekluisterd zit, waar elf mafkezen op veel te veel groen achter een balletje aanrennen, is onze onderduiktechniek. De ellende van het WK is, dat die methode dan niet meer werkt, want ook buitenshuis is vluchten onmogelijk geworden.

De oranjekoorts begint eigenlijk al zodra 'we' 'ons' geplaatst hebben, maar na Koninginnedag is er echt geen houden meer aan. Het lijkt wel of men vergeet de oranje versiering weg te halen, nee, er zelfs nog een schepje bovenop doet. Zelfs als je in een huis met alléén maar sporthaters woont, kan het je niet ontgaan dat er WK is.

Voetballers grijnzen me met stralend witte tanden van overal toe. Kartonnen exemplaren achter winkelruiten, het echte werk op tv, in praatprogramma's die juichende resultaten voorspellen en reclames waarachter je de kassa hoort rinkelen. Als ik op ziekenbezoek ga bij een vriendin wordt zelfs in het ziekenhuis de omstreden selectie besproken. Een - ook door mijn broer gewraakte - selectie waarover een felle polemiek gevoerd wordt in de Metro. In datzelfde blad wordt overigens ook melding gemaakt van het heugelijke feit dat wij tijdens het WK oranje bier kunnen drinken. Op vrijdagavond is alle zoetigheid die ik verkoop bij de bakker waar ik werk oranje. Daarna fiets ik, langs banken waar je een WK pas kunt maken, supermarkten die oranje slasaus aanbieden en een drogisterij waar je oranje bakkebaarden bij de scheermessen krijgt, naar het huis van mijn geliefde. Een plek die ik een voetbalvrije zone weet: ik ben er in geslaagd een van die zeldzame exemplaren van de mannelijke soort te ontdekken die voetbal haat. En ik prijs mezelf gelukkig, terwijl ik aanbel en met lichte walging de oranje slingers bij zijn buurman inspecteer. Tot ik zijn huiskamer binnenloop. Op mijn geschokte blik verklaart hij schaapachtig de aanwezigheid van een schreeuwerig oranje shirt, dat onschuldig over een stoel hangt.

De doorgaans zeer respectabele electronicaketen waar hij werkt heeft besloten gedurende het WK al haar medewerkers in het oranje te steken. Om onze jongens te steunen.

De zaak is verloren. Geef mij maar een oranje biertje.

Student Keltische Talen en Cultuur

Fortuna

Met het gevoel alsof er een bowlingbal in mijn hoofd gepropt is, word ik wakker. Mijn uitgedroogde hersenen liggen ontevreden in hun pan en protesteren tegen elk inkomend signaal. Ritmisch trekt mijn maag zich samen tot een hoogtepunt. Met een wanhopig sprintje bereik ik toch nog op tijd de wastafel. Als ik opkijk, zie ik twee bloeddoorlopen ogen vol met vragen.

Deze avond had mijn grote triomf moeten worden. Al mijn vrienden waren alweer overgegaan tot de orde van de dag nadat 'onze jongens' twee weken geleden werden uitgeschakeld. Zelfs de grootste sportfanaten onder hen hadden dit voorspelbare WK opgegeven en bereidden zich voor op de Tour de France. Ik was helemaal alleen in mijn WK-vreugde gisteravond. Meteen na het eten was ik naar de Fortuna gegaan. Bij binnenkomst werd ik herkend door de meeste aanwezigen. Ze knikten me respectvol toe, maar hier en daar zag ik ook wat slecht verhulde jaloezie. Barman Jan gaf me een hand en een Baco, waarna ik me op mijn vertrouwde barkruk posteerde. Vanaf deze plek had ik perfect zicht op zowel het grote scherm als het scorebord met namen in de hoek. Mijn eigen naam prijkte al sinds de achtste finales fier bovenaan. De afstand met mijn concurrenten was de afgelopen wedstrijden weliswaar iets kleiner geworden, maar de overwinning kon mij eigenlijk niet ontgaan. Zelfs als Brazilië in deze finale mijn beoogde 2-0 niet zou halen, had ik genoeg punten om mijn laatste tegenstander voor te blijven. Stiekem keek ik even zijn kant op. Op een barkruk aan de andere kant van de Fortuna zat P.Keijzer mij keizerlijk te negeren. Zoals altijd was hij geheel in het zwart en te warm gekleed voor de tijd van het jaar. Dit keer had hij zelfs zijn jas en leren handschoenen aangehouden, alsof hij zijn nederlaag voorvoelde en na afloop het meteen wilde vertrekken.

Al in de rust kwam mijn voorspelling uit. De Brazilianen deden hun sportieve plicht en scoorden twee doelpunten die zelfs bijzonder fraai te noemen waren. Daarna brachten ze geheel volgens plan een extra verdediger in het veld en leek de wedstrijd beslist. Met een bijzonder saaie tweede helft in het verschiet, nam ik alvast een voorschot op mijn overwinning en trakteerde mijn trouwste fans op een rondje. Toen ik weer op mijn kruk wilde gaan zitten voor de tweede helft, stond P. Keijzer voor mijn neus. Hij keek me niet aan en stak zijn hand uit. Gevlijd door deze voortijdige felicitaties greep ik de hand en wilde de man een schouderklop geven. Meteen keek hij mij fel aan. 'Vijfhonderd Euro op 2-4' snauwde hij, en liet mijn hand niet gaan. Een groepje trouwe Fortuna-gangers voorvoelde een klein spektakel en vormde een cirkel om ons heen. Een beetje angstig keek ik de groep rond, verzamelde toen al mijn moed en schudde ferm mijn hoofd. 'Duizend Euro op 2-5' siste Keijzer meteen, en verstrakte zijn greep. Barman Jan kwam naast me staan. Ik hoopte dat hij Keijzer terecht zou wijzen en hem zou verbieden te wedden buiten de officiële weddenschappen om. Jan deed niks en keek mij ook afwachtend aan. 'Tweeduizend' antwoordde ik 'mijn 2-0 blijft staan.' Keijzer kneep nog iets harder en gromde: 'deal'. Toen liet hij mijn hand gaan en ging terug naar zijn kruk.

Het bonzen in mijn hoofd neemt toe. Een lichte paniek maakt zich van mij meester als de herinneringen aan afgelopen avond terugkomen. Ik probeer logisch na te denken. Het duurt nog even voordat het tot me doordringt dat het bonzen niet langer uit mijn hoofd komt, maar afkomstig is van een gehandschoende vuist op mijn voordeur.

Anne Veenstra

Student Ivlos-Nederlands

Data

Met de handen in mijn haren zit ik daar maar, ik weet het niet meer. Ik weet niet meer wat ik doen moet. De hele dag kan ik wel zo kunnen zitten op de stoel naast mijn bed. Volledig overhoop gehaald, de kamer. Ze had haar spullen bij elkaar geraapt, snel, zo snel als ze kon. En ik zit hier maar, ik had het niet door. Het is vreselijk.

Ik denk aan toen. Toen, onze ontmoeting. Die keer dat we tegenover elkaar zaten in het café. Ik keek haar aan en zij zag mij. We luisterden naar elkaar zonder te praten. Het kon, het kan. Liefde op het eerste gezicht. Ik nam nog een slok van mijn biertje. En ik knipoogde naar haar. Met een grijns die ik niet kon inhouden. Ze zat tegenover mij met haar mooie krullen. Ze proostte met haar glas witte wijn. Ze lachte naar me. Ik kreeg kriebels in mijn buik. Ik wilde haar zien en nog meer zien, ik wilde dag en nacht bij haar zijn. Ik wilde haar.

Het gaf me blijdschap, het gaf me hoop. De hoop dat zij en zij alleen de mijne zou zijn. Dat ze naar me lachte en zou zeggen: ik hou van je. Die gedachte hield me op de been. De week die volgde had ik het druk, ik werkte dag en nacht. Ik was elke avond uitgeput, maar dat was niet erg. Ik had immers het beeld van haar in mijn hoofd. Het was eng, het was spannend, het was leuk, het was geweldig.

Een week later, een week nadat ik haar ontmoette, een week nadat we tegenover elkaar zaten, zag ik haar weer. Ik wist dat dit zou gaan gebeuren. We hadden afgesproken. We hadden afgesproken dat we welkaar weer zouden zien, een week later, in hetzelfde café.

Er was voetbal die avond dat we elkaar weer zagen. De eerste wedstrijd van het WK 2006. Ik wist dat niet. Ze zat daar toen ik binnenkwam. Lachend keek ze me met een schuin oog aan. Ze had een oranje sjaaltje om en wees ernaar. Daarmee maakte ze me duidelijk dat ik er niet op gekleed was. Dat ik niet wist dat er voetbal zou zijn. Dat ik niet wist dat een spijkerbroek en een blauw overhemd niet genoeg was. Even was ik bang dat ze teleurgesteld in me was. Maar daar kwam ze al. Ze liep op me af en alles was weer goed. Ik zoende haar op haar mond. Ik kende haar niet, ik wist niet eens haar naam. Het was mooi.

Toen de tweede helft van de voetbalwedstrijd begon voelde ik dat ze naar me zat te kijken. Ze keek naar mij. Ik was verrukt. Ik draaide mijn hoofd naar haar toe en zag haar. Maar zij keek niet naar mij. Ze keek niet naar mij! Het was een ander die haar blik had gevangen. Ik was treurig, maar gaf de hoop niet op.

Die avond was ze mee naar mijn huis. Onze kleren lagen al snel overal en nergens. Meesterlijk was het die avond, maar leeg was het die ochtend. Ze was weg. Ik had geslapen als een koningszoon, zo gelukkig. Ik was diep gelukkig, totdat. Totdat ik wakker werd. Ze was weggegaan. Ik weet haar naam niet. Ze is weg. Nooit, nooit meer zou ik een voetbalwedstrijd bekijken zonder. Nooit meer zou ik kijken zonder aan haar te denken. Ik weet niet hoe ze heet. Ik ging zitten op de stoel naast mijn bed en dacht: het WK voetbal, een vreselijke ervaring.

Anna Garssen