Huisgenoten, een ervaring apart...




Een blij afscheid

Vijf jaar geleden nam ik afscheid van mijn studentenhuis. Ik wasblij dat het gezeik afgelopen was. Als dakloze kwam ik aan inUtrecht. Door lid te worden van het USC mocht ik logeren in HuizeBarend. Midden in de nacht kon ik een eitje gaan bakken voor dethuiskomende huisoudste. Leuk! Kikkers nadoen 's nachts. Gaaf! 'sOchtends een haan! Lachen! Met de halsband van de huishond om werdik uitgelaten. 's Nachts werd ik gekeerd als ik na een langeontgroeningsnacht vredig sliep.

Ik werd gedoogd in het huis en mocht mij huisjongste noemen.Trots! Ik mocht de vuilnisbakken buiten zetten en de viestehuiskarweitjes doen. Ik deed mee aan de huisjongste wedstrijd.Tweedejaars werd ik. Er kwam een nieuwe huisjongste! Eindelijkmocht ik ook eens wat. De huisjongste deed wat voor mij. Niet veel.want ik kwam ook pas net kijken.

Ik had een vriendinnetje en na drie maanden bleef ze eindelijkslapen. Onze eerste nacht werden we twaalf keer gestoord. Tweemaaldoor elke huisgenoot. Of ik de suiker had? Of ik wist waar dewc-ontstopper was? Of het zachter kon? Of ik de suiker niet tochhad? Of ik postzegels had? En of ik nog dubbele postzegels had?Leuk joh. Niet geneukt! Klote! Als derdejaars werd ik opgesloten inde kelder, terwijl mijn vriendinnetje een drankje kreeg aangebodendoor de huisoudste. Nee, niemand wist waar ik plotseling wasgebleven. Mijn vriendinnetje vond het vreemd en ging maar weg. Ikwas boos. Daarna toch maar naar de Woolloomooloo gegaan. Kwam ikhaar daar tegen. Leg dat maar eens uit.

Ik werd vierdejaars. Prachtige tijd. Met het huis op vakantie:de Côte d'Azur. Wat nou vrouwonvriendelijkheid? Disco, zon,zee en strand. Gezellig. Ik was opgeklommen in dehuis-anciënniteit, maar moest onderhand wel gaan studeren. Datging niet goed. De studentensoos als woning. De huisjongste alsslaaf. Gelukzalig keek ik naar hem als hij bierspugend, met zijnstropdas rond zijn hoofd geknoopt het huislied stond te zingen. Heteeuwige studentenleven. Maar ik moest

studeren! Rekening houdend met de geldkraan van de ouwe, moestik mijn

dokteraal geneeskunde halen.

Studeren moest ik in de Universiteitsbibliotheek, want thuis washet onrustig. Sterker nog: thuis kon ik niet eens studeren. Nogsterker, hoewel ik ouder werd en steeds minder slaap nodig had,kreeg ik niet eens een kans om te slapen. Was ik vroeger ook zoluidruchtig geweest? Ja, luidruchtiger! Ik had spijt. Als ik dantoch niet kon slapen, dan maar mijn bedje uit. Eitje eten.HUISJONGSTE! EITJE! NU! Dat waren dan weer de voordelen.

Doctoraal gehaald. Ik begon aan mijn co-schappen. Ik moest zonodig dokter worden. Zeventig uur per week werken en dan 's nachtsgezeik in huis. Of ik een eitje wou? Nee, ik wil slapen. Of ik meeging naar de soos? Nee, ik wil slapen! Of ik nog had geneukt? Nee,ik wil slapen!

Prettig was wel dat wanneer ik ging werken er altijd een paarmannen net thuis kwamen: konden ze ontbijt maken. En soms eroverheen kotsen. Het werd minder leuk mijn schoenen te latenpoetsen door de huisjongste. Mijn tweede periode van de co-schappenging ik met enkele studiegenoten wonen. Weg uit het kuthuis! Saai,maar heerlijk!

Nu ben ik in opleiding voor psychiater. Nooit zag ik gekkerepatiënten dan mijn huisgenoten van toen, nooit vreemderesituaties dan in mijn eigen studentenhuis. Verdomme, wat mis ik ze.En wat ben ik blij ze jaarlijks te zien op deoud-huisgenotendag.

John Hoogeveen


Elke avond kookbeurt

In de laatste schaduw van de dag stap ik over straat. De eersteavond in de nieuwe flat. Geen huiskat meer die me opwacht bij devoordeur met op de mat de vangst van de dag, speciaal voor mij. Ikword ontvangen door een breed uitgemeten, monotone stilte, die ikpas kan doorbreken als ik de televisie aanzet. Ik ga zitten en pakde afstandsbediening. Zap. GTST. Mooi. Daar keek ik altijd met dehele eenheid naar. Het enige programma - op het Journaal na -waarover geen discussie mogelijk was. Ik hou het zeven minuten volen vraag me af waarom ik er geen bal aan vind.

De telefoon gaat. Ik neem op en zeg mijn naam. Ik voeg daar naeen korte aarzeling mijn achternaam aan toe. Het staat opeens zokaal zonder. Of Arjen thuis is, vraagt de stem aan de andere kant."Ik zal even kij... Oh nee.U bent verkeerd verbonden. Goedenavond."Ik hang op en ga aan de eettafel zitten. Er gebeurt niets. Ik staweer op, morrend dat het vanaf nu élke avond mijn kookbeurtis. Een half uur en één kaassoufflé plus patat metmayonaise later ruim ik de keuken op. Dat gaat erg snel. Niksaangekoekt en de snelkookpan die ze op mijn vorige eenheid nu welzullen missen, kan ongebruikt het keukenkastje in.

Ik ga op de bank zitten en verzin wat we... wat ik nu eens voorleuks zal doen. Zes Triviantvragen verder probeer ik een gaap teonderdrukken. Tof spel. Maar wat weinig uitdaging. Ik moet naar dewc. Ik loop door het gangetje, open de badkamerdeur en lever mijnbijdrage aan de verzuring van de stad. Na afloop boen ik uitgebreidde toiletpot. Net als gisteren. Kan ik weer een kruisje op hetschoonmaakroos... Laat maar. Ik lees de krant voor de derde keer.Hij is opeens twaalf keer duurder is geworden.

Het is half elf. Zappogingen hebben niets opgeleverd en ikbesluit

een douche te nemen en naar bed te gaan. De douchecabine isschoon. Geen haren met alle kleuren van de regenboog die het putjeverstoppen, mijn shampoo is niet op, mijn handdoek is nog droog.Dit is eng. Mijn badjas! Hangt nog in de slaapkamer! Ik kijkschichtig om de hoek van de deur en zie niemand. Op de gang word ikgelukkig ook niet betrapt. Natuurlijk niet. Stom.

Ik stap in bed. Ik ben moe. Ik draai op mijn zij. Wat is hetstil. Buik. Is dat de kraan in de keuken? Weer zij. Waarom hoor ikgeen housedreun door de muren? Of die astmatische pornokreunen uitde video van beneden? Ik lig weer op mijn rug. Dit is niks. Tijdvoor maatregelen.

Ik sta op en loop door het donker naar de woonkamer. Ik zet deradio

aan op vol volume, loop weer terug en duik in bed. Ja, dit isbeter. Gevloek door het beton heen, de indringende voordeurbel, hetgeblaf van

de herder in de flat boven mij en het ritmische gebonk tegen hetplafond

van de benedenburen wiegen mij in een diepe droomloze slaap.

Marc van Gestel


Liefde en seks op het IBB

Toen ik nog maar enkele weken op het IBB woonde, vertelde eenhuisgenoot mij tussen de regels door dat ze een seksuele relatiemet een andere huisgenoot had gehad. Ze legde de nadruk op hetseksuele aspect, want ze zei: "We deden het wel met elkaar, maar wehadden geen relatie hoor." Ik heb haar destijds begripvolaangekeken, maar ik begreep er niets van. Ze deed het dus met diejongen, maar nu niet meer,en ze hadden geen relatie, maar zewoonden wél in hetzelfde huis?

Van een huisrelatie, zonder of met seks, kijk ik inmiddels nietmeer op. We hebben al jaren een huisstel op mijn etage. Dit stel iseen oase van rust tussen alle heftige relaties van de anderehuisgenoten. De ene week zitten alle meiden gezellig chocolade teeten bij gebrek aan vriendjes, de volgende week is iedereen weersingle-af. Zo'n nieuwe lover kan op een aantal manieren zijn/haarintrede doen.

Manier 1: Al ruim van tevoren wordt het huis op de hoogtegebracht van de 'vlam in spe', soms ook wel 'projectje' genoemd.Het hele huis leeft mee: kleren en succesrecepten worden uitgeleendom de avond vooral te doen slagen.

Manier 2: Er wordt opeens wel heel veel gebeld door een onbekendpersoon. De huisnieuwsgierigste (ik dus) is dan meestal snel op dehoogte van een nieuwe relatie. Ik schroom niet om te vragen: 'Kanik iets doorgeven? Wanneer kan er teruggebeld worden? Zal iknoteren waar het over gaat?'

Manier 3: De nieuwe liefde loopt op een avond gewoon de keukenbinnen,

stelt zich voor en hoort er gelijk bij.

Manier 4: Nog lang niet wakker kom je op een willekeurigeochtend een

wildvreemde tegen in de badkamer. Of erger: Je komt een keerlaat thuis en hoort een bekende en een onbekende stem uit dedouchecel komen.

Sommige huisgenoten slagen er echter in om hun geliefde teverbergen. Ze laten hem of haar 's avonds laat pas langskomen ensluiten zich vervolgens op in het 3,5 bij 3,5-kamertje. Het komtzelfs voor dat IBB-bewoners hun IBB-kamer liever verbergen voor debelangrijkste persoon in hun leven, ze gaan altijd naar de ander,weg van het IBB. Schamen ze zich voor het IBB of schamen ze zichvoor hun vriend(in)?

Er zullen de afgelopen decennia op het IBB veel langdurigerelaties zijn ontstaan. Tijdens mijn werk kwam ik onlangs eenvoormalig IBB-stel tegen. Nu wonen ze in een rijtjeshuis, zijn zeacht jaar getrouwd en hebben ze twee kinderen. Misschien wonen erwel kinderen van IBB-stellen op het IBB!! Misschien zijn er alIBB-kleinkinderen!! Ideetje voor de IBB homepage?

Geertje Algera


Een lekker kontje in het paradijs

De eerste keer dat ik hospiteerde bij een 10-eenheid op het VanLieflandcomplex, was ik koud eerstejaars. Ik zat tussen stapelsafwas in de keuken en werd ondervraagd door de huisoudste, terwijlhuisgenoten afzonderlijk hun kostje kookten of een schoon bordzochten. Een ongewassen jongen werd voorgesteld als de oudstebewoner. Hij was dertig en woonde sinds mensenheugenis in dezelfdekamer op dezelfdeeenheid. Ik was dringend op zoek naar een kamer,maar ik betwijfelde of ik het hier erg lang zou uithouden. Mijnbeeld van Van Liefland werd bevestigd; ik zou hier nooit willenwonen.

Anderhalf jaar later zocht ik opnieuw een kamer en kwam terechtbij een 4-eenheid op de Bromlaan. Ik stond niet ingeschreven bij deSSH, maar kon in onderhuur komen. Gedurende een jaar deed ik mijvoor als Louise, totdat ik mij formeel kon inschrijven als bewonervan de eenheid. Ik had mijn paradijsje gevonden en zou er zes jaarblijven wonen.

Als enig meisje tussen drie jongens zetelde ik op debovenverdieping in een volgepropte kamer. Mijn ouders betiteldenmij in deze situatie als 'het prinsesje op haar bordesje'. Pestendeden we allemaal graag, maar ik kan niet ontkennen dat ik verwendwerd. Jarenlang sliep ik in bij het zachte gitaarspel van mijnbuurman en luisterde - soms met afgrijzen - naar de elektronischepiano van mijn onderbuurman. Ik roddelde bij de thee met de buurmanvan linksonder. Eten deden we op culinaire wijze samen in de tekleine keuken, waar ik niet mocht roken (na het eten rookte ik erdrie achter elkaar op mijn kamer, wat mijn huisgenoten tot absolutewalging dreef). De afwas werd regelmatig gedaan en als de schimmelin de douche te erg werd, dan deed ieder zijn schoonmaakbeurtuiteindelijk wel. Als we last hadden van het gelal van de buren,dan gaven we een ram op de verwarmingsbuizen. Kortom, eenbuitengewoon gezellig, sociaal en intellectueel gezelschap.

Mijn buurman van linksonder was de eerste die vertrok. Metsucces wist ik te voorkomen dat er een meisje zou intrekken (gezienmijn status begrijpelijk) en voldeed 'hij' aan minstenséén van mijn eisen: hij had een lekker kontje. Na eenjaar werden we verliefd en inmiddels ben ik met hem getrouwd enhebben we samen een dochter van formaat geproduceerd.

Bijna drie jaar bleef de groep compleet en de verbondenheidintact. Toen vertrok de gitarist. Met mijn wederhelft woonde ik nuop de bovenverdieping. De nieuwe huisgenoot was een buitengewoonaimabele EO-jongere. Na enkele pogingen om ons met relipop enstichtelijke kalenders te bekeren, gaven wij hem even vriendelijkals hij was te verstaan dat wij de voorkeur gaven aan eenopwekkender poster boven het fornuis. Hij gaf het op, maar bleefals een moeder voor ons zorgen.

Het tij keerde. De pianist verhuisde. We kozen eeneerstejaarsstudent, een leuke, open jongen (natuurlijk ). Zijnvoorkeur voor house-muziek bracht echter de eerste tekenen van eengeneratiekloof aan het licht. Dat lag niet aan hem, maar aan mij enmijn vriendje. Wij hadden behoefte aan privacy, ruimte en simpelemiddle-of-the-road- muziek. Studentenproblemen waren al lang nietmeer de onze. We wilden weg. Nooit meer huisgenoten waar jeuiteindelijk toch niets over te zeggen had, nooit meer ruzie overtelefoontikken (wel over schoonmaakbeurten, maar dat is een anderverhaal), nooit meer discussie over het eigendom vanetenswaren.

Maar als ik eerlijk ben, ook nooit meer zoveel vrijheid entolerantie onder één dak.

Monique Jipping


Van huurder tot hospita

Ik zat in Oxford en ging naar Utrecht. Hoe aan een kamer tekomen? Wacht eens, had mijn vader me niet verteld over eenfamiliepand ergens in de stad! Een groot statig huis aan hetOorsprongpark. Gekocht door een vrouwelijke voorouder, zodat haarkleinkinderen in de grote stad goed onderwijs konden genieten. Nuwas oudtante Julia er de baas en ik mocht op audiëntie komen.Tante Julia bleek tijdloos met blauwe ogen als vergeet-mij-nietjes.Onbewust ongehuwd, omdat niets haar zo moeilijk leek als te moeteneten omdat de ander honger zou kunnen hebben. Ze woonde haar heleleven al met andere mensen in het kolossale pand. Een soort MaryPoppins, onverwacht origineel en uiterst tolerant; alleen mochtener geen mannen blijven slapen.

Toen ik er kwam wonen was er geen warm water, een beerput dieregelmatig overstroomde, ik had geen telefoon, er was geen douche,geen verwarming. Tante Julia noemde het wonen op het Oorsprongparkterecht 'kamperen'. Kamperen in een paleis. De gangen zijn meer dantwee meter breed, de kamers vier meter hoog. Alle plafonds zijnversierd, de deuren bewerkt. De tuin is achttien meter lang metgrote bomen die geplant zijn in de oorlog ter nagedachtenis. Hethuis heeft sfeer en is statig studentikoos. Elke morgen als ikopstond had Julia een sinaasappeltje voor me uitgeperst. Als ikwegfietste naar De Uithof opende ze de luiken en zwaaide me uit inhaar gewatteerde ochtendjas.

Haar bureau stond vol met groeten uit verre oorden, die familieen oudbewoners haar stuurden. En ze wist in Utrecht elk straatje envan elke oude winkel waar de eigenaren kerkten. En toch was ze geenUtrechtse. Ze was zelfs geen Nederlandse. De familie is Zwitsers enin de gang hangt een 'Schutzbrief' uit 1944 waarmee verklaard wordtdat de woning onder Zwitserse bescherming valt. En zo mochten deDuitsers (en later de Nederlanders) er niet in.

Al die mensen die bij haar gewoond hebben om te werken en testuderen... in rijen kwamen ze binnen en de contacten bleven. TanteJulia bood graag en goed plek. Moest je tentamen leren dan brachtze je een kopje thee en wat zoutjes van Bakker Bloemsma. 'JuffrouwJulia' was tijdloos en toch werd ze ouder, kwetsbaarder en ziek. Zestierf in haar eigen kamer met 'de meisjes' om haar heen. Hetblijft raar leeg zonder Julia, al wonen we nu met z'n tienen. Wantde traditie is voortgezet. Toen de eerste nieuwe huurder zichaandiende zei ze: 'Dus jij bent de hospita'? Wat een woord!Maar ja,formeel gezien klopte het.

We verhuren nog steeds volgens Tante Julia's concept: lagehuren, geen mannelijke logés, ieder zelf en toch veel samen.Elke vijfde van de maand komen bewoners én oudbewoners samen.We eten, we lachen, we praten. Soms gaan we uit, maar eigenlijk ishet leuker om gewoon in huis te zijn. Ook op vijf december!Traditiegetrouw spelen we dan verstoppertje in huis. En elk jaar iser weer iemand die we niet kunnen vinden of vergeten. De traditiegaat door. Zo komt er deze zomer een nieuwe huurster op zolder. Zekomt het huis binnen via Heleen, haar wijkpredikant. Eens woondenHeleen en ik hier samen als huurders. De cirkel is rond, oudhuurder belt huurder die als hospita 'ja' zegt en soms thee brengtaan de meisjes op zolder.

Marca Wolfensberger


Leven en laten leven

Weg van Annabel en haar stinkende hamsters. Weg van Joop diesteevast Jerry Springer aanzet. Weg van Wouter die z'n Willyachternaloopt. Weg van Jeroen die op allerlei vreemde en irritantemanieren om aandacht vraagt. Weg van Francine met haar eeuwigesigaret. Weg van Ingrid en haar eigenaardige lichaamsgeur. Weg vanMargriet die zich in het ootje laat nemen. Weg van Tjeerd die haarmaar wat graag in het ootje neemt. Weg van de flierefluiters, wegvan de verongelijkten. Weg van de huisgenoten die op mijn deurkloppen om op mijn schouder te mogen uitroddelen. Weg van demoedwil, het misverstand, de overlast en de irritatie.

Weg van dat al.

In mijn nieuwe kamer lig ik, na een drukke week, opvrijdagmiddag lui in bed. Kijk ik tv en eet Snickers. Totdat de belgaat. De schilder verstoort mijn gelukzalige rust door te vertellendat ze de steiger op gaan bouwen. Voor mijn raam. En hij verteltdat ze maandag gaan beginnen met het schilderen. Om 7.00 uur. Eenhalf uur later staat het gevaarte mijn mooie uitzicht tebelemmeren. Ik spring maar weer in bed en aan de overkant van destraat begint pardoes een cementmolen te draaien. Ik draai me om enweer gaat de bel: statiegeldflessen voor Kosovo?

Had ik nou maar zo'n ouderwetse huisgenoot om me op af tereageren. Zo één die altijd wel thuis was en ook altijdtoe aan een studentikoze kop thee, of beter zelfs, aan een nogstudentikozere plundering van de bierkoelkast. Zo één omlekker tegenaan te zeiken. Om samen gezellig alles mee uit zijnverband te rukken en op te blazen.

Maar nee, mijn nieuwe huisgenoten zijn er niet. Ze studeren,hebben verplichtingen en een sociaal leven. Ze hebben wel watbeters te doen dan een potje kansloos klagen. Ik begin te graven inmijn studentenhuisverleden en herinner me de jongen die `s nachtssteevast dedeur op de knip deed omdat hij ervan uit ging dat hij,als man, altijd als laatste thuis kwam, om vervolgens in eencomateuze slaap te vallen zodat ik er niet meer in kon. En dieverschrikkelijke dikke, die ik nooit iets positiefs heb horenzeggen. Of het meisje met de huilbuien dat zich alsmaardoor `gewoonkut' voelde. En wat te denken van de ranzige koormeisjes, dierottende visresten dagenlang op het aanrecht lieten liggen? En hetliegbeest, de stresskip, de angsthaas

Oh ja, zo was het, naar een instelling van leven en laten levenwas ik op zoek en dat ieder huisje zijn kruisje heeft wist ikallang.

R. Vis (pseudoniem)