ICT: Directeur Peter Schelleman wil samenhangend ICT-beleid

ICT: Directeur Peter Schelleman wil samenhangendICT-beleid

"Ik was laatst op bezoek bij de University of Chicago. Allepersoneelsleden en studenten krijgen daar elk jaar een CD- ROMwaarop de computerprogramma's staan die op de universiteit ingebruik zijn plus modulen om die programma's te vertalen naar hetweb. Iedere faculteit kan zo zijn eigen software blijven gebruikenen toch heeft niemand meer problemen met onleesbare mail enonbruikbare programma's."

Peter Schelleman kan ook maanden na zijn reis nog genieten vande even simpele als doeltreffende oplossing die de Amerikanenhebben bedacht voor de ellende die het naast elkaar bestaan vanverschillende computersystemen in de onderlinge communicatie kanveroorzaken. Hier zijn we nog niet zover, maar als het aanSchelleman ligt, wordt de achterstand van Utrecht op ICT gebied zosnel mogelijk omgezet in een forse voorsprong.

Nadat het in Utrecht jarenlang modderen is geweest op eenterrein waarop weliswaar vanalles gebeurde, maar waarop centralesturing node werd gemist, kreeg Schelleman dit jaar van het collegevan bestuur de opdracht om een samenhangend universitair ICT-beleidte ontwikkelen. Inmiddels is het plan van aanpak zo goed als klaarmet centraal daarin het voornemen om niet alleen medewerkers maarook alle studenten zo snel mogelijk te voorzien van een flexibeleICT-werkplek. Het kan de nieuwe ICT-directeur niet schelen of datgebeurt door het inrichten van computerzalen of door hetverstrekken aan studenten van notebooks die overal ingeplugd kunnenworden - de aanpak waarvoor de faculteit Scheikunde vorig jaarheeft gekozen. "Als elke student maar toegang heeft tot hetuniversitaire netwerk."

Het is een ambitieus maar haalbaar streven denkt Schelleman, dieook als directeur van de faculteiten Wijsbegeerte en Letteren aleen voortrekkersrol speelde op ICT-gebied. "Letteren was een van deeerste faculteiten waar studenten mailboxen kregen. En wij haddenal een studentenchipkaart toen daar elders alleen nog maar overwerd gepraat. Maar het grote probleem was dat er elders weinigbeweging was. Ik roep bijvoorbeeld al een paar jaar oméén gemeenschappelijk studievoortgangssysteem voor dehele universiteit en om een chipkaart waarmee studenten niet alleenhun gegevens kunnen inzien, maar waarmee ze ook adreswijzigingenkunnen aanbrengen. Als klanten vaneen bank dat kunnen, dan is hettoch vreemd dat studenten die mogelijkheid niet hebben?"

Maar ook op het gebied van het onderwijs moet veel meer gaangebeuren, vindt Schelleman, die overigens tevreden constateert datde vonk nu is overgeslagen en dat het inmiddels in bijna allefaculteiten gonst van de activiteit op ICT-gebied. De grote vraagis nu hoe al die verschillende activiteiten in één baankunnen worden geleid zonder afbreuk te doen aan de typischUtrechtse veelvormigheid.

"Neem onze wens om alle studenten een ICT-werkplek te geven. Indat opzicht is Scheikunde een duidelijke voorloper geweest. Gezienhet succes van die aanpak zou je je kunnen voorstellen dat we datsysteem op de hele universiteit gaan invoeren. Eindhoven heeft datbijvoorbeeld onlangs gedaan. Maar wij willen juist zo weinigmogelijk zaken centraal opleggen. Het zou echt onzin zijn om allefaculteiten te verplichten om het voorbeeld van Scheikunde tevolgen. Geneeskunde geeft om didactische redenen de voorkeur aan deinrichting van een studielandschap, omdat studenten op die maniergemakkelijker kunnen samenwerken. Ik vind dat prima. Als het doorons gewenste resultaat - namelijk dat alle studenten kunnenbeschikken over een direct toegankelijke digitale werkplek - maarwordt bereikt. Vandaar ook dat wij zoveel vaart willen zettenachter het Studenten On Line (STOL)-project, dat vorige week injullie blad werd aangekondigd."

Als het aan Schelleman ligt, houden faculteiten en dienstenbinnen randvoorwaarden alle vrijheid om hun ICT zelf in te vullen.Maar dat betekent in zijn ogen beslist geen vrijheid-blijheid."Voor een aantal zaken zoals e-mail moeten we zo snel mogelijk toenaar één universitaire standaard, zodat we in ieder gevalbinnen de universiteit verlost worden van het probleem vanonleesbare attachments."

Ook op het gebied van software moet aan de huidige warwinkelliever vandaag dan morgen een einde komen. "Je kunt nog zo'n mooinetwerk ontwerpen, maar dat heeft weinig zin als het niettoegankelijk is. Vandaar dat we toe willen naar een situatie waarinalle gebruikers kunnen beschikken over up-to-date software. Dat isheel goed mogelijk als we de campuslicenties van de universiteit opeen betere manier benutten. Neem bijvoorbeeld SPSS, een statistischprogramma dat veel wordt gebruikt bij Sociale Wetenschappen. Datkost nu zestig gulden met als gevolg dat er vorig studiejaar maarhonderd CD-ROM's door het ACCU zijn verkocht. Door groterehoeveelheden in te kopen kunnen we dat programma nu voor vijftiengulden aan de faculteiten leveren. Als meer studenten het daardoorgaan aanschaffen zijn we niet alleen uit de kosten, maar weten dedocenten zeker dat hun studenten over de nieuwste versiebeschikken. Dat is voor alle betrokkenen voordelig. Op het gebiedvan software vinden we een uniforme standaard zelfs zobelangrijkdat we Microsoft Office aan alle studenten die deelnemen in hetSTOL-project gratis ter beschikking gaan stellen, terwijlmedewerkers er maar een tientje voor hoeven te betalen."

Maar hoe mooi de software ook is, als de universiteit het webniet actiever gaat gebruiken voor zijn informatievoorziening, danhebben alle andere inspanningen ook weinig zin, stelt Schelleman,die daarom de aanleg van een interactief intranet binnen hethuidige SOLIS-netwerk als zijn voornaamste opdracht voor de komendedrie jaar beschouwt.

"Wij vinden het van groot belang dat onze afgestudeerden strakszoveel ICT-bagage meekrijgen, dat zij daardoor een streepjevóór hebben op de arbeidsmarkt. Maar dat lukt alleen alswij ervoor zorgen dat ICT voor studenten bij wijze van spreken eendagelijks gebruiksvoorwerp wordt. Dat kan, maar dan moet er sprakezijn van een interactief universitair netwerk, waarop niet alleenprobleemloos gecommuniceerd kan worden, maar waarop ook allerelevante informatie voor studenten en medewerkers deels openbaaren deels via een toegangscode toegankelijk is."

Als het aan Schelleman ligt zal via het netwerk in de nabijetoekomst ook een database toegankelijk moeten worden gemaakt, dievragenstellers van binnen en buiten de universiteit op een simpelemanier doorverwijst naar de door hen gewenste informatie. "Als weop dit moment tien procent van de telefonisch binnenkomende vragenkunnen beantwoorden, is het veel. Dat moet beter kunnen. Ik stel mevoor dat als je straks bijvoorbeeld het woord 'virus' intypt in onszoeksysteem, je automatisch de namen krijgt van drie onderzoekersdie met virussen bezig zijn, een paar recente artikelen,bijvoorbeeld in het U-blad, en een aantal relevante links. Het zoutoch schitterend zijn als we de universiteit zo transparant kunnenmaken?"

Erik Hardeman