'Ik ben een beul in 't diepst van mijn gedachten'

'Hij, die vervaarlijke klauwenbaas, altijd zoonafhankelijk, de ongehoorzaamste kat ter wereld.' Zo omschrijftLouis-Ferdinand Céline zijn kater Bébert. De leden van deUtrechtse Stichting Bébert zijn minder vervaarlijk, maar nietminder eigenwijs. Bébert organiseert al vijf jaar eigenzinnigeliteraire programma's met een academische ondertoon. De organisatiebestaat uit een zestal Utrechtse studenten en afgestudeerdenNederlands en Algemene Letteren.

Bébert wist de afgelopen vijf jaar een indrukwekkende serieschrijvers naar Theater Kikker in Utrecht te halen, waaronder K.Schippers, Joost Zwagerman, Patricia de Martelaere en ToonTellegen. Maar eigenlijk gaat het Bébert niet om deschrijvers, of om hun populariteit op een bepaald moment... als jede literaire kater diep in zijn hart kijkt, maakt het hem niet eensuit of de zaal nu vol zit of niet.

Daan Beeke, zesdejaars Nederlands, Peter Kegel en RonaldBesemer, begin jaren negentig afgestudeerd in respectievelijkAlgemene Letteren en Nederlands, leggen uit waar het dan wélom gaat. "Eigenlijk maken we ons niet druk om hoeveel mensen erkomen. We hebben volkomen uitverkochte avonden gehad, maar ookhalflege zalen. Nou en? We zijn er niet op uit om te scoren, maarom een interessante avond neer te zetten. Auteurs worden nooitzomaar uitgenodigd voor een avondje voorlezen; er wordt altijd eensoort onderlaag gezocht", vertelt Besemer.

"Toen De buitenvrouw van Joost Zwagerman verscheen, zeiZwagerman in interviews dat dit boek een belangrijke multicultureleroman was, de eerste in zijn soort. Dat zijn natuurlijk geengeringe pretenties. Toen het boek een paar maanden uit was en deeerste pers- en recensieronde achter de rug was, hebben weZwagerman laten interviewen door literatuurwetenschapper MaaikeMeijer over de wijze waarop vrouwen en allochtonen in zijn boekenworden geportretteerd. Dat was een spectaculair gesprek."

Peter Kegel: "We hebben ook bewust gewacht tot de persaandachtwas geluwd. De nieuwe Zwagerman zegt ons niets, want het gaat onsom de inhoud en niet om de hype. Een bekende schrijver uitnodigenop grond van zijn laatste boek kan iedereen. Maar wij nodigenalleen maar schrijvers uit als we er iets méér meekunnen: een discussie op gang krijgen, een bijzondere mening horen.We gaan liever de diepte in. En of we dan voor of achter lopen bijde waan van de dag, interesseert ons eigenlijk niet."

"We verwachten iets bijzonders van onze gasten", vult Besemeraan. "Er zijn al genoeg literaire clubs in Utrecht die schrijversuitnodigen voor een voordracht uit eigen werk. Wij willen datmensen ook een visie geven opeen bepaald onderwerp. Dat kan vrijver gaan. Dan bel je een auteur op met de mededeling: 'Wij vindeneen bepaald thema nogal vaak terug in uw werk, wilt u daar ietsover komen vertellen'. Maar we krijgen bijna altijd wat wewillen."

Vriendinnetje

Daan Beeke: "Als we een groter budget hadden, zouden we graagschrijvers uit het buitenland hierheen halen. Zo hadden we dolgraagde Amerikaan Richard Powers, de schrijver van Three farmers ontheir way to a dance, in het programma gehad. Maar we hadden - enhebben - geen geld om zo'n man te laten overvliegen. Nu hadden weontdekt dat hij een vriendinnetje in Nederland had, waar hij dehelft van het jaar bij was. Tegen de tijd dat we haar te pakkenhadden, bleek het uit te zijn. Toen ging het feest dus niet door.Maar we hebben ideeën genoeg."

[?mP#a4!#$Y&&"Als we het even niet meer weten, duikenwe gewoon de boekenkast in op zoek naar thema's die we vanuit deBébert-filosofie zouden kunnen presenteren", aldus PeterKegel. "Wij gaan daarbij geregeld over de grens; soms komt er zelfsgeen literatuur aan te pas. Het maakt ons namelijk ook niet uit ofwe nu thema's vinden in een proefschrift, een essay, eendichtbundel of een roman... als we er maar een Bébert-verhaalvan kunnen maken. Dat wil zeggen: op een bijzondere manier aandachtbesteden aan een interessant en origineel thema. We hebbenbijvoorbeeld een lezing van de filosoof René Boomkens gehadover de verbeelding van geweld in film en popmuziek, en dieaangevuld met een presentatie van filmbeelden door detelevisiewetenschapper Chiel Kattenbelt."

Elke avond van Bébert is anders: standaardformules vooreen programma worden resoluut van de hand gewezen. De organisatiestopt dan ook veel liefde en tijd in de evenementen. Peter Kegel:"We houden alles in eigen hand, zelfs de catering." "We hebben ookeens een literair diner gehad. Stonden we nog wel drie uur af tewassen", aldus Ronald Besemer. En Daan Beeke voegt nog toe: "Nu wehet daar toch over hebben: zou je in het artikel kunnen zetten datwe nog op zoek zijn naar enthousiaste, belezen en bevlogen nieuwemedewerkers?"

Zoetigheid en zweverigheid

Dinsdag 16 februari, 20.00 uur 's avonds: de keurig uitgelichtezaal van studio T zit iets meer dan halfvol voor het lustrum vanBebért - zes sprekers zullen twee aan twee hun licht latenschijnen over de stand van zaken in de hedendaagse poëzie.Daarmee is het publiek bijna drie uur onder de pannen. Dat publiekbestaat voornamelijk uit letterenstudenten en afgestudeerden,hoewel hier en daar enkele jonge Utrechtse schrijvers en eenNijmeegse uitgever kunnen worden gesignaleerd.

De avond voltrekt zich in de gezellige sfeer van een geheimconcert voor fijnproevers. Het eerste blok is voor de onnavolgbaredichteres Anneke Brassinga en de Vrij Nederland-recensent RobSchouten. Schouten opent met een matig scherpe beschouwing diebovendien tien jaar te laat komt, want de recensent gaat nauwelijksin op Nederlandse poëzie na 1990. Anneke Brassinga leestenkele weerbarstige dood- en crematiegedichten voor, die er ook nahaar beschouwende lezing niet opwekkender op worden.

Het vermoeden dat dit een zware avond gaat worden, blijktongegrond na de charmante bijdrage van de dichter Willem van Toorn,die welsprekend ingaat op de rol van het landschap in depoëzie. Met de lezing van de jonge Vlaming Geert Buelens is deavond definitief gered. In een vlammend betoog tegen dezelfgenoegzaamheid in de poëzie voert de kritische dichter enpoëziecriticus zijn ademloze publiek moeiteloos van Tacitustot Serge van Duijnhoven.

Eén fragment: 'Ik vind zowel het gemiddelde discoursóver poëzie als het gros der gedichten zelf van eenweemakende zoetigheid, een wereldvreemde zweverigheid en, vooral,een weerzinwekkende religieuzerige pretentie. (...) Wanneer lees ikeens een gedicht waaruit blijkt dat de dichter zelf ook eenverdrukker is of zou kunnen zijn, een verdrukker of verdringer vanzijn eigen Diepste Gedachten nog wel, díe gedachten die hemzelf zouden kunnen afschrikken, die van de moordenaar, de barbaar,de vreemdeling, de illegaal in hem/haarzelf? ("Ik ben een beul in't diepste van mijn gedachten.")

Spinnen

Dat kan Schouten, die het pand dan al in allerijl heeftverlaten, in zijn zak steken. Net als bij Tien voor Taal is het alsnel duidelijk dat de Belgen veel meer kennis, bevlogenheid, enliefde voor onze taal en literatuur bezitten dan Hollanders; ook dedichter Dirk van Bastelaere laat een bom van inzicht ontploffen ineen sterk theoretisch betoog over de wisselwerking tussen degeheimen van massamedia en massacultuur en die van de poëzie.Het verhaal is te moeilijk om in één keer te begrijpen,maar alleen al het vuur van de voordracht doet verlangen naarnalezen.

De afsluiter van de avond is even merkwaardig als ontwapenend;de dichter Tonnus Oosterhoff probeert, gesteund door niet meer daneen stapel losse aantekeningen, iets duidelijk te maken over deonbedoeld poëtische wijze waarop woorden in onze cultuurcirculeren. Dat er slechts bij vlagen een touw aan vast valt teknopen, doet niets af aan het succes van zijn voordracht. Metaanstekelijke klungeligheid probeert Oosterhoff in ademloze, halfgestamelde zinnen te vertellen hoe poëzie in feite overal tevinden is, wanneer je er maar oog voor hebt. Ten bewijze sluit hijaf met een hilarische voordracht van poëtische teksten uithettelevisieprogramma Ja natuurlijk. Een mooiere conclusie isnauwelijks denkbaar. Bébert mag spinnen van tevredenheid.

Ingmar Heytze

Voor meer informatie over Bébert: RonaldBesemer (030-2318198) of Peter Kegel (030-2536345).