'Ik ga als milieuantropoloog van mensen uit'
Vijftien maart is de 'antropologendag'. Het thema is'Milieu en conflict', een nieuw multidisciplinair wetenschappelijkterrein. Milieuantropoloog dr. Rob Visser is één van deorganisatoren. Hij werkt vier dagen per week bij het ministerie vanBuitenlandse Zaken als hoofd van de afdeling Armoede. De vijfde dagis hij werkzaam bij de opleiding culturele antropologie inUtrecht.
"Ik wist niet wat me overkwam als antropoloog", vertelt dr. RobVisser. Hij werkte als inspecteur van ontwikkelingssamenwerking bijBuitenlandse Zaken toen hem op een goede dag in 1989 gevraagd werdeen boek te schrijven over milieuprojecten. Hij had beroepshalvenooit iets met milieu te maken gehad. Wat moest een antropoloogdaar ook mee? Hij praatte voor het boek met ecologen enmilieu-economen uit heel Europa en gaandeweg raakte hij geboeiddoor de materie. Hij realiseerde zich dat hij in de benadering vande milieu-experts iets miste: de aandacht voor de mens.
"Mijn collega waarmee ik dat boek heb geschreven, is ecoloog",vertelt Visser. "Ze zei over de Sahel: `Het beste wat je kunt doenis er een hek omheen zetten.' Dat was volgens haar dé methodeom te voorkomen dat mensen er bomen kapten. Als een overheid eengebied wil herstellen dat ten prooi valt aan verwoestijning, kijkenecologen naar de ontbossing en de overbemesting van delandbouwgronden. Ik heb daar mijn antropologische aandacht voormensen tegenover gezet. Een milieuantropoloog vraagt zich afwaaróm het bos gekapt wordt. Je kunt mensen domweg verbiedenom bomen te kappen, maar als niemand zich daaraan houdt ben je nognergens. Dat kappen van bomen heeft met het hele stelsel aansociale relaties binnen die samenleving te maken.
"In de praktijk komt men er steeds meer achter datmilieuproblemen geen louter technische kwestie zijn, maar ook eenpolitieke en bestuurlijke zaak. Daarmee komen degedragswetenschappers in beeld.
Er is een wisselwerking tussen gedrag en milieu. Voor een deelbepaalt het milieu de sociale ordening. Je ziet bijvoorbeeld datals de bevolkingsdruk te hoog wordt, families in kleinere groepenuiteenvallen. Als er te weinig uit de grond te halen is zoals in deSahel, verspreidt de bevolking zich over grotere gebieden."
Hij noemt zichzelf milieuantropoloog omdat hij merkte dat dezetitel in onderhandelingen met ecologen en economen meer impactheeft dan antropoloog. "Ik denk dat ik in Nederland éénvan de eersten was, maar er zijn meer mensen die zich met dezelfdeproblematiek bezighouden. Dienoemen zichzelf alleen anders."
Mot
De antropologie is in de loop der jaren steeds praktischergeworden. Deze wetenschap richt zich nu ook op sociale,institutionele kwesties in plaats van alleen op culturelesamenhangen en de manier waarop een samenleving door symbolen,religie en rituelen geordend wordt. Die switch naar meer sociale enpraktische kwesties betekent niet dat de samenwerking van ecologen,milieu-economen en antropologen altijd even soepel gaat.
Nog steeds worden antropologen niet altijd serieus genomen inmilieudiscussies. Maar dat verandert volgens Visser. "Je ziet hetaan advertenties waarin milieuspecialisten worden gevraagd. Vroegerlag de voorkeur altijd bij een technische opleiding terwijl nusteeds vaker om een gedragswetenschapper gevraagd wordt."
Visser merkt dat het belangrijk is dat je als antropoloog detaal begrijpt van ecologen en economen. "Je moet weten waar ze hetover hebben als ze het over ecosystemen en draagkracht hebben. Jemoet de uitgangspunten kennen. Een ecoloog begint bij de kwaliteitvan de bodem, en redeneert van daar uit. De econoom begint metwinst. Als je dat niet in de gaten houdt, heb je binnen de kortstmogelijke keren mot met ze.
"Er is veel multidisciplinair werk op milieugebied, maar het iseen heel moeilijke opgave. Alleen al dat samen schrijven met mijncollega, een ecoloog die een paar kamers verder zit bijBuitenlandse Zaken. Steeds denk ik: Wat schrijft ze toch cryptisch.En zij vindt mij breedsprakig. Dat heeft alles te maken met jewetenschappelijke uitgangspunten. Zij schrijft over een probleem endat moet opgelost worden. Antropologen willen het probleem eerstanalyseren en bekijken de kwestie vanuit de optiek van een boer,van een ambtenaar enzovoort. Daardoor wordt dat probleem in haarogen alleen maar groter gemaakt."
Twijfel
Visser benadrukt dat je moet leren inzien dat je allebei gelijkkunt hebben en van elkaar kunt leren. Zelf kwam hij er door desamenwerking achter dat cultuur veel dynamischer is danantropologen geneigd zijn te denken. "Dat zag ik bij veetelers inAfrika. De hele cultuur draait bij hen om de veeteelt. Debruidschat wordt uitgedrukt in vee en de taakverdeling tussen manen vrouw is gebaseerd op de zorg voor de dieren. Veetelers zoudendus geen landbouwers kunnen worden, want dat zou het einde van diecultuur betekenen. Maar ecologen gaven mij voorbeelden van groepenveetelers die deze ommeslag wel hadden gemaakt. Het kon duswél. Ik raakte zo aan het twijfelen of cultuur nou wel zobelangrijk is. Dat is nogal wat voor een antropoloog. Andersom isde ecoloog aan het twijfelen gezet of werkelijk alles afhankelijkis van de bodemgesteldheid."
Rob Visser geeft in Utrecht les in milieuantropologie,milieubeleid, armoedebestrijding en sinds enige tijd ook in 'Milieuen conflict'. "Vroeger keek je bij conflicten naar overheden, maartegenwoordig spelen meer dan negentig procent van de conflictenzich af binnen een land. Dat vraagt om een heel andere benadering.Niet de verhoudingen tussen overheden, maar die tussen overheid enbevolking en bevolkingsgroepen onderling moeten hier onderzochtworden. De laatste jaren stuit men op steeds meer conflicten waarinmilieu een rol speelt. Groepen mensen komen met elkaar in conflictdoor schaarse bestaansmiddelen."
Kinderschoenen
De theorievorming rond 'Milieu en conflict' staat nog in dekinderschoenen. Visser hamert erop dat antropologen op dit nieuwewetenschappelijk aandachtsterrein samen moeten werken met mensenuit andere disciplines en instanties. "Antropologen onderzoeken eensamenleving van onderaf en kijken van daaruit naar het groteregeheel. Maar bepaalde relevante zaken zoals wapenhandel zie jealleen als je van boven, vanuit de overheid, naar beneden kijkt. Jehebt ook de ecoloog nodig. Als het milieu achteruit gaat en erbijvoorbeeld niet meer voldoende water is, zijn mensen eerdergeneigd te knokken."
Een van de redenen dat het ware multidisciplinaire denken,cruciaal voor het veld 'Milieu en conflict', vaak zo ver weg lijkt,is volgens Visser dat de kloof tussen wetenschap en praktijk zogroot is. "De wetenschappelijke disciplines, inclusief cultureleantropologie Utrecht, zijn ontzettend verkokerd. Als je in depraktijk zit, kom je vanzelf in aanraking met problemen die jebinnen je eigen discipline niet kan oplossen. Daarom is de praktijkveel multidisciplinairder dan hoe universiteiten werken.Antropologen in Utrecht praten meestal met andere antropologen. Zeweten wat cultuur is, maar kunnen het niet uitleggen aan eeneconoom. Het zou zinvoller zijn als antropologen het proberen eenste worden met mensen uit andere disciplines in plaats van dat zezich binnenshuis bezighouden met het fijnslijpen van huntheorieën.
Er komen wel steeds meer richtingen binnen de antropologie als'cultuur en management' en milieukunde, maar ik merk dat ook dierichtingen na verloop van tijd weer gesloten circuits worden meteen eigen jargon. Het gaat mij allemaal niet ver genoeg. Misschienzou het wat zijn om studenten te verplichten vakken te volgenbuiten hun eigen faculteit."
Het leuke aan de komende antropologendag vindt Visser dat dehoofdsprekers twee niet-antropologen zijn die hun visie geven opiets waar antropologen mee bezig zijn. "Ik heb de politicoloogWouter Veening aangedragen als gastspreker. Het zou mij nietsverbazen als hij dingen zegt waarvan de antropologen denken: 'Waarheeft die man het allemaal over. Die snapt er niks van.' Er moethaast wel zo'n reactie komen. Dat zitin die dag ingebakken."
Suzanne Brink
Antropologendag, 15 maart 2000, in deU-raadszaal, Bestuursgebouw, Heidelberglaan 8. Voor meerinformatie: 030-2532111 (secretariaat Culturele Antropologie). Dr.Rob Visser verzorgt workshop 3: Milieuconflicten enAntropologie.