'Ik zie geen reden meer voor het voortbestaan van faculteiten'

'Ik zie geen reden meer voor het voortbestaan vanfaculteiten'

Toen hij aantrad als decaan, kenden maar weinigmensen Jan Rispens. Bij zijn afscheid vijf jaar later geldt hij alsde man die het fundamentele onderzoek in de Utrechtse socialewetenschappen terug op de kaart heeft gezet. Als eerste 'MUB-se'decaan maakte hij gretig gebruik van zijn bevoegdheden, maaronverdeeld gelukkig met de nieuwe wet is hij niet. "Veelmedewerkers zijn hun thuisbasis kwijt. Dat vind ik een hoge prijsdie we voor de MUB moeten betalen."

"Goed, dames en heren, ik zal het nog een keer uitleggen, ommijn oude natuurkundeleraar te citeren. Dan zei hij nog een keerhetzelfde, alleen harder." Gelach in de raad van de faculteitSociale Wetenschappen, waar decaan Jan Rispens de aanwezigeraadsleden van zijn gelijk probeert te overtuigen. De terloopsegrap is karakteristiek voor zijn ontspannen houding, maar bevattegelijk een flinke kern van waarheid. Want Rispens heeft zich deafgelopen vijf jaar laten kennen als een decaan die zich nietgemakkelijk van een eenmaal ingenomen standpunt laat afbrengen.

Op zijn werkkamer in het Van Langeveldgebouw erkent hij: "Ik hebaltijd goed naar de argumenten van de raad geluisterd, maar ik kanniet verhelen dat ik een aantal dingen heb gedaan die men nietwilde. Bij voorbeeld het afschaffen van de gamma-propedeuse, en ookmijn weigering om studenten bij tentamens twee herkansingen tegunnen. Dat was een behoorlijk felle discussie. Ook docenten in deraad waren voor twee herkansingen, naar ik aanneem uit bewogenheidmet de studenten. Maar wij willen hier toch gemotiveerde studentendie er niet de kantjes vanaf lopen? Dan vind ik het toestaan vantwee herkansingen een verkeerd signaal en in zo'n geval moet menvan goeden huize komen om mij op andere gedachten te brengen."

Strenge eisen stellen, de lat hoog leggen. Wie de vijfjarigebestuursperiode van Rispens wil karakteriseren, stuit al snel opzulke termen. Bij zijn aantreden, eind 1997, lag de nadruk in defaculteit op onderwijs en onderzoek met een sterk maatschappelijkegerichtheid. Veel te sterk, in de ogen van Rispens, die vond dathet hoog tijd was voor een koerswijziging. "Mijn eerste prioriteitwas om te zorgen dat er hier weer ruimte kwam voor goedfundamenteel onderzoek. Door de grote toestroom van studentenAlgemene Sociale Wetenschappen en door de invoering van de bredegammapropedeuse was het accent in Utrecht wel erg eenzijdig opverbreding komen te liggen. Het leek wel of de individuelediscipline uit de gratie waren geraakt. Het modewoord was'maatschappelijke velden' en onderwijs en onderzoek moest bijvoorkeur gericht zijn op het oplossen van actuele maatschappelijkeproblemen. Dat moest veranderen, vond ik."

Van meet af aan zette Rispens in op een versterking van het meerdisciplinair gerichte onderwijs en onderzoek, en veel medewerkersprijzen zijn daadkracht in dit opzicht. Voor hen is hij de man dieeen op hol geslagen faculteit weer in evenwicht heeft gebracht.Minder blij zijn de aanhangers van een meer maatschappijkritischevorm van wetenschapsbeoefening. Zij betreuren het dat de faculteitonder zijn leiding de rug naar de samenleving heeft gekeerd, zoalseen van hen het beeldend verwoordt. Hoewel hij afstand neemt vandie laatste formulering, erkent Rispens dat hij persoonlijk weinigop heeft met onderzoek dat al te rechtstreeks gericht is op hetverbeteren van de maatschappij. "Natuurlijk kunnen sociaalwetenschappers de maatschappelijke werkelijkheid niet negeren. Datdoen ze ook niet. Maar ik ben erg beducht voor onderzoek datsnelle, gemakkelijke oplossingen belooft, voor gecompliceerdemaatschappelijke problemen. Ik geloof er niet zo in dat wij met onsonderzoek de wereld kunnen verbeteren. Wij kunnen beter op eengedegen en methodische manier nieuwe kennis proberen te verzamelen.Daar heeft de maatschappij volgens mij meer aan."

Afstand

Hoezeer ook de waardering voor zijn werk mag verschillen, vrienden vijand erkennen dat de decaan zich er sterk voor heeft gemaaktom Sociale Wetenschappen zijn reputatie als sterkeonderzoeksfaculteit terug te bezorgen. Een probleem dat hij mindergoed heeft weten op te lossen, is de onzekerheid van de ruim 600medewerkers over hun plaats in de faculteit, erkent hij ook zelf."Toen ik in december 1997 aantrad, was de MUB net in werkinggetreden. Tot dat moment waren de vakgroepen voor medewerkers eenthuisbasis, maar die verdwenen nu, zonder dat daar iets voor in deplaats kwam. Dat heeft diep in de werksfeer ingegrepen en werkt nogsteeds door. Vroeger was je lid van een vakgroep waar gezamenlijkwerd beslist over onderwijs en onderzoek. Nu word je op afstandaangestuurd door instituten met voorschriften van buiten. Daarmeezijn veel medewerkers voor hun gevoel een deel van hunprofessionele autonomie kwijtgeraakt. Je ziet het ook terug in demedewerkersmonitor. Terwijl de tevredenheid met het werk zelf hoogis, scoren wij erg laag als het gaat om tevredenheid met dewerksituatie. Dat vind ik een hoge prijs die we voor de MUB moetenbetalen.

"Uiteraard heb ik geprobeerd om er iets aan te doen, maar tot nutoe is dat me niet goed gelukt en dat frustreert mij behoorlijk. Jekunt natuurlijk zeggen dat de faculteit de nieuwe thuisbasis voormedewerkers is, maar zo ervaart men dat niet. Je bent hierpsycholoog of pedagoog of socioloog. Dat is een van de redenenwaarom wij hier onlangs drie onderwijsinstituten hebben gevormd.Maar of dat de oplossing is? Ik probeer af en toe bij mensen binnente lopen om hun mening te horen, maar er zijn er gewoon te veel omeen afdoende indruk te krijgen. En bovendien schept het feit dat ikdecaan ben afstand. Dat is een nadeel van een faculteit als de onzemet 600 medewerkers. Daarin staat een decaan wel erg ver van dewerkvloer af. In een professionele organisatie zoals deuniversiteit is die omvang voor een organisatie-eenheid erg groot,misschien wel te groot."

Luchthartig

Terwijl hij druk bezig was om alle veranderingen in zijnfaculteit in goede banen te leiden, werd Rispens ook nog eensgeconfronteerd met een aantal operaties die door het college vanbestuur op de faculteiten werden losgelaten. "Het staat buiten kijfdat men hier heel veel wil. Alleen de invoering van de Utrechtsevariant van de bachelor master is al een heel ingrijpende operatie.Maar tegelijkertijd kregen we te maken met een bestuurlijkeclustering, met de vorming van administratiekantoren, het is nogalwat. Van mij had het wel wat minder gemogen. Je kunt in eenfaculteit nu eenmaal niet alles tegelijk in de lucht houden. Daarkomt dan nog bij dat alles altijd snel moet. Dat legt eenonwaarschijnlijke druk op de organisatie.

"Neem bachelor master. Als we alles volgens het boekje haddenwillen doen, had het gewoon niet gekund. Dat hebben we dan ook maarniet gedaan. Maar ook nu is nog veel onduidelijk. Stel dat hiermorgen opeens 150 studenten op de stoep staan, die in hunkeuzeruimte een cursus psychologie willen volgen. Dat istheoretisch mogelijk. Maar we hebben niet eens genoeg plaats vooronze eigen studenten. Hoe los je dat op? Niemand die het weet. Ikheb de commissie herhaaldelijk voorgehouden: denk aan degigantische logistieke problemen die zoveel vrijheid met zichmeebrengt. Dat lossen we werkenderweg wel op, kreeg ik dan tehoren. Dat is gemakkelijk gezegd, maar ik ben bang dat men hier inhet Bestuursgebouw veel te luchthartig over doet. Ik voorzie nogheel wat problemen. Ik had het niet onverstandig gevonden alsbachelor master meer gefaseerd was ingevoerd. Het zou niet deeerste keer zijn dat door zo overhaast van start te gaan, veelonnodige schade wordt aangericht."

Nog minder blij is Rispens met het voornemen van het college vanbestuur om in het kader van het project-Probe vier dienstencentrate vormen, een operatie die ook gevolgen zal hebben voor definanciele administratie van Sociale Wetenschappen. "Ik heb hetgevoel dat wij onze zaakjes hier aardig op orde hebben. Ik heb inelk geval nooit gehoord dat dat niet zo is, dus waarom er nu weerzo nodig dingen moeten veranderen, begrijp ik niet. Als het collegevindt dat de financiele informatie die wij leveren niet deugt, laatmen ons dan heldere criteria geven waaraan die informatie moetvoldoen. Dan kan men ook controleren of wij het goed doen. Zo niet,grijp dan in. Dat is toch veel efficienter dan zo'n duur projectopzetten en van alles veranderen zonder dat duidelijk is ofdaardoor ook wordt bereikt wat je wilt bereiken?"

Transparant

Wel enthousiast is de vertrekkende decaan over Hoger op deranglijst, het inmiddels afgesloten project dat de 'kleinekwaliteit' op de universiteit moest verbeteren. Maar ook op datpunt vraagt hij zich af in hoeverre het college van bestuur weetwat het wil. "Hoger op de ranglijst heeft bij ons heel wat overhoopgehaald, heel nuttig allemaal. Maar nu we toe zijn aan concretemaatregelen en er bouwkundige voorzieningen nodig zijn, blijken dieniet tijdig gerealiseerd te kunnen worden. Ik vind dat een treurigezaak. Wie A zegt, moet ook B zeggen; net als bij bachelor master.Als je zegt dat je intensiever onderwijs wilt invoeren, dan zorg jetoch voor genoeg kleine zaaltjes? Op zich vind ik het prima dat hetcollege van bestuur ambitieus is en veel wil. Maar waar het aanschort is aan een goede controle op de uitvoering. Dat geldtoverigens ook op facultair niveau. Wij zouden als faculteit tocheigenlijk jaarlijks moeten worden afgerekend op de vraag of we onzeplannen hebben waargemaakt? Maar dat gebeurt onvoldoende en nietscherp genoeg."

Merkwaardig genoeg vindt Rispens dat het college van bestuur metzijn recente voorstel voor Bestuurlijke Vernieuwing juist niet vergenoeg gaat. "Er ligt nu een voorstel voor zes grote faculteiten eneen federatie, maar wat mij betreft had men de traditionelefaculteiten beter helemaal kunnen afschaffen. Gegeven het feit datonderwijs en onderzoek worden aangestuurd vanuit instituten, en dathet personeel niet de faculteit maar de disciplinegroep alsintellectuele thuisbasis ervaart, zie ik eigenlijk geen reden meervoor het voortbestaan van faculteiten. Ik kan me best voorstellendat het college een stuk of vijf, zes besturen wil vormen die elkde leiding hebben over een aantal van die instituten, maar diehebben een andere taak dan de traditionele faculteiten. Ik heb weleens gezegd: zet al die instituten gewoon alfabetisch op eenrijtje, verdeel ze in zes even grote groepen en zet daar per groepeen bestuur boven. Het geld gaat rechtstreeks naar de instituten,waar ook het personeel in dienst is; het bestuur heeft vooral eenstrategische functie en een monitoring functie. Daarmee maak je jeorganisatie veel transparanter."

James Joyce

Hoe het ook afloopt met BV, Rispens zal het alleen nog van groteafstand volgen. Na vijf jaar besturen, nadert voor hem depensioengerechtigde leeftijd. Eindelijk kan hij de lang gekoesterdewens in vervulling laten gaan om nog ooit eens geschiedenis te gaanstuderen. "Ik ga me volgend jaar inschrijven als student inGroningen. Ik ga daar een project entameren op het gebied van dereceptiegeschiedenis. Hoe komt het dat sommige nieuwe ideeen hetwel halen en andere niet? Ik ben nogal geinteresseerd in hetmodernisme en ik vraag me al een tijd af hoe het komt dat hetmodernisme in de literatuur en de schilderkunst door het publiekwerd geaccepteerd, terwijl het toch een radicale breuk met devoorgaande periode inhield. Denk maar aan het geweldige verschil insfeer tussen het werk van Louis Couperus en dat van James Joyce.Dat lijkt me een mooi project om me de komende jaren aan te gaanwijden. Of ik in Groningen lid van de faculteitsraad word? Ha ha,ik denk toch maar niet, nee."

Erik Hardeman