interveuw met Gerda Croiset
Deze leerstoel is ingesteld met het oog op de nieuwe masteropleiding SUMMA, die ik enkele jaren geleden samen met anderen ontwikkelde. Voor het eerst worden biomedisch geschoolde bachelors, na een strenge selectie, binnen één programma opgeleid tot basisarts én klinisch onderzoeker. Daarmee slaan we een brug tussen het fundamentele onderzoek en de kliniek. Een prima ontwikkeling, want wetenschappelijke vooruitgang zit juist op dat snijvlak van patiëntenzorg en wetenschappelijk onderzoek.
Zelf was ik misschien wel een SUMMA-student avant la lettre. Ik heb eerst in Utrecht biologie gestudeerd. Dat was een heel mooie opleiding, nog steeds voel ik me biologe in hart en nieren. In 1989 ben ik in gepromoveerd op de invloed van emotionele stimuli op het immuunsysteem. Daarbij merkte ik dat ik veel gedetailleerde kennis had van het gezonde individu, maar dat kennis van ziektebeelden ontbrak. Dat zag ik als een beperking en daarom ben ik geneeskunde gaan studeren. Die combinatie van de specifieke kennis van een bepaald aandachtsgebied en de brede maar minder diepgaande kennis van de geneeskunde is voor een goede klinisch onderzoeker heel belangrijk.
Ik werkte net een aantal jaar als arts-onderzoeker, toen er in 1999 een nieuwe geneeskundeopleiding ingevoerd moest worden. Juist omdat ik zelf veel onderwijs had gehad en daar altijd enorm van had genoten, wilde ik graag een aandeel hebben in de ontwikkeling van dat programma. Een van mijn promotoren, professor De Wied, waarschuwde dat ik mijn carrière in gevaar bracht als ik te veel tijd zou besteden aan onderwijs, maar tegelijkertijd kwamen er allerlei signalen vanuit de universiteit dat onderwijs belangrijk werd gevonden. In het Ublad las ik over een prestigieuze cursus op het gebied van onderwijs van het Centre of Excellence in University Teaching. Ik volgde daar toen de eerste leergang. Bovendien moest het bama-stelsel worden ingevoerd en werd veel geld besteed aan de ontwikkeling van nieuw onderwijs. Met hoogleraar Edward de Haan van Sociale Wetenschappen maakte ik toen de prestigemaster Neuroscience and Cognition. En later was ik dus nauw betrokken bij het opzetten van SUMMA.
Het zijn allemaal dingen die ik met veel plezier heb gedaan. Geen moment heb ik er spijt van gehad dat ik voor het onderwijs heb gekozen. Het is bovendien bijzonder dat deze universiteit als een van de eersten een onderwijscarrière voor wetenschappelijk medewerkers mogelijk maakt. Ik ben benoemd op één van de onderwijsleerstoelen die zijn ingesteld voor medewerkers die toonaangevende onderwijsvernieuwingen op hun naam hebben staan.
Naast het ontwikkelen van onderwijs, geef ik ook nog veel werkcolleges. Juist daardoor vallen je allerlei dingen op. Een oratie is een mooi moment om datgene wat je in de loop van de tijd aan het nadenken heeft gezet ter discussie te stellen. Ik vind bijvoorbeeld dat het niet vanzelfsprekend is dat studenten na hun bachelor automatisch doorstromen naar een masteropleiding. Alleen de gemotiveerde studenten met talent en ambitie zouden daarvoor in aanmerking moeten komen. In de SUMMA-opleiding merk je hoeveel prettiger dat werkt. Studenten die niet beschikken over een academische instelling moet je geen universitair masterdiploma willen geven.
Ik zou daarom ook wel wat zien in een brede geneeskundebachelor waarin studenten kunnen uitvinden waar hun ambities werkelijk liggen. Een opleiding kan op haar beurt waarnemen op welk vlak de talenten van studenten liggen. Niet iedereen moet dan per se arts worden. De banen in de gezondheidszorg liggen waarschijnlijk voor het oprapen in de komende decennia. Bovendien is er sprake van een ontwikkeling waarin artsen steeds meer uitvoerende, routinematige, taken uit handen worden genomen. Misschien blijkt tijdens de bachelor wel dat iemand zich liever op die uitvoerende taken richt of misschien vindt iemand bij nader inzien de farmacie wel veel interessanter.
Iets anders dat tot nadenken stemt is de feminisering van het artsenberoep. De opleiding geneeskunde kent op dit moment zeventig procent vrouwelijke studenten. Als die trend zich doorzet, hebben we straks een gezondheidszorg met voornamelijk vrouwelijke dokters. Dat lijkt me ook voor de patiënten een onwenselijke situatie, zeker in onze multiculturele samenleving. De een heeft liever een vrouw aan het bed, de ander een man. Het moet straks niet zo zijn dat de verdeling zo scheef is dat mannen niet eens meer kiezen voor geneeskunde.
Je zou je kunnen afvragen of er bij de toelating tot de studie geneeskunde niet sprake is van biologische discriminatie. Meisjes halen hogere cijfers op het vwo en zijn daardoor in het voordeel. Er is sprake van gewogen loting en met een 8 of hoger als gemiddeld cijfer word je automatisch toegelaten. Maar uit neurowetenschappelijk onderzoek blijkt dat mannen op 18-jarige leeftijd qua hersenontwikkeling achterlopen bij vrouwen. En op het University College is geconconstateerd dat verschillen die er bij aankomst zijn, tijdens de studie verdwijnen. Bij de SUMMA hebben we besloten om bij de selectie van studenten bij gelijke geschiktheid mannelijke kandidaten de voorkeur te geven om tot een evenwichtige verdeling te komen.
Vanwege de ervaring die ik heb opgedaan met zo'n beetje alle aspecten van het universitair onderwijs, ben ik gevraagd om voorzitter te worden van de onderwijs-adviescommissie. Een hele eer, natuurlijk. Met deze commissie gaan we brainstormen en adviseren over ontwikkelingen in het onderwijs. Zo is ons nu gevraagd om eens te kijken hoe het tutoraat functioneert binnen de universiteit. De commissie is gelukkig zo samengesteld dat de leden allemaal actief zijn in het onderwijs, maar afkomstig zijn vanuit zeer verschillende opleidingen. Maar het allerbelangrijkste vind ik dat er toewijding en betrokkenheid moet zijn bij docenten en studenten. Er kan alleen sprake zijn van goed onderwijs als docenten met plezier hun onderwijs geven en studenten in hun onderzoek kunnen laten participeren. En daar hoort alles bij. Blijdschap als een onderzoek of opdracht loopt zoals je verwacht, maar ook teleurstelling als het anders loopt. Met mijn promotor De Wied sloot ik bij wijze van spreken weddenschappen af over de uitkomsten van experimenten. Gelukkig zijn er nog heel veel studenten en docenten die eenzelfde instelling hebben.
'Studenten die niet beschikken over een academische instelling moet je geen universitair masterdiploma willen geven'