interview Fang Oei

Fang Oei

Trainen in China is voor mij echt ideaal. De vechtsporten hebben daar een lange traditie en zitten er diep in de cultuur verankerd. 's Ochtends in de parken of op straat zie je bijvoorbeeld grote groepen mensen Tai Chi-oefeningen doen. Toch heb ik voor dat soort zaken niet veel oog als ik daar ben. Het belangrijkste voor mij is, dat ik me in China een paar weken helemaal op mijn sport kan storten, zonder dat ik over school of andere dingen hoef na te denken. Ik ben dan alleen bezig met trainen.

Ik krijg daar privé-les van de beste laoshi - onze leermeesters - die er in de wereld te vinden zijn. Ik train zo'n drie uur. Na afloop ben ik zo kapot dat ik verder alleen maar aan slapen en eten toekom.

Ik ging voor het eerst naar China toen ik tien was,

met leden van mijn toenmalige Rotterdamse sportschool en met mijn familie. We gingen op trainingsstage naar Nanjing in het oosten van China. Sindsdien ben ik heel vaak teruggeweest. De laatste jaren ga ik meestal alleen met mijn vader of moeder. Ik ga dan naar Beijing, terwijl mijn vier jaar oudere zus Ling naar het zuiden van China reist. Daar zitten de beste leermeesters voor de vechtsportvarianten waarin zij zich specialiseert.

Natuurlijk viel ik door mijn uiterlijk al weinig op in China, maar inmiddels heb ik ook de taal goed onder de knie. Mijn ouders zijn dan wel van Chinese afkomst, ze zijn geboren in Indonesië. Thuis spreken we Nederlands. Ik heb dus gewoon hard moeten studeren op dat Chinees. Dat ik die taal nu beheers is erg handig, want de laoshi spreken geen Engels. Voor veel westerse sporters die naar China gaan om beter te worden in een vechtsport is de taal daarom echt een struikelblok.

Op mijn achtste ben ik begonnen met wushu. Dat is de officiële verzamelnaam voor de Chinese vechtsporten, al hebben buitenstaanders het vaak over kung fu. Mijn ouders vonden het een veilig idee wanneer hun dochters al op jonge leeftijd iets aan zelfverdediging zouden doen. Dat is ook waar de meeste mensen aan denken als ze horen dat ik kampioen ben in een vechtsport. 'Oh, voor jou moeten we zeker oppassen in het donker?', hoor je dan. Maar wushu heeft in feite weinig met geweld te maken. Je maakt een opeenvolging van bewegingen, en dat doe je in je eentje, er is geen tegenstander. Toch zou ik iemand als het erop aankomt best een harde trap of klap kunnen verkopen.

Ik wil best toegeven dat ik Tai Chi in het begin langzaam en sloom vond. Het gaat bij deze sport vooral om het maken van vloeiende bewegingen. Ademhaling en coördinatie zijn belangrijker dan actie. Maar mijn eerste leraar in Rotterdam vond dat ik me moest toeleggen op die wushu-discipline, omdat er in het Tai Chi weinig vrouwelijke toppers waren. Een strategische keuze was dat dus.

Gelukkig merkte ik al snel dat ik veel rust in de oefeningen vond en dat ik steeds meer controle over mijn lichaam kreeg. Bovendien kwamen de resultaten snel. In 2004 werd ik voor het eerst Europees Kampioen. Zo'n prestatie geeft veel voldoening. Overigens wordt er nu van alles gedaan om Tai Chi aantrekkelijker te maken, vooral omdat het in 2008 een demonstratiesport bij de Olympische Spelen in Beijing wordt. De oude Chinese leermeesters vinden het niets, dat je tegenwoordig ook spectaculaire sprongen moet kunnen maken, wil je een wedstrijd winnen.

Mijn ouders zijn altijd een grote steun voor me geweest. En niet alleen door te betalen voor de reizen en de trainingen. Mijn moeder is op latere leeftijd ook zelf met Tai Chi begonnen. Zij is nu internationaal jurylid.

Veel mensen denken dat Chinese ouders overdreven prestaties eisen van hun kinderen. Dat is bij mij niet zo geweest. Wel hebben mijn ouders mij al vroeg kennis laten maken met allerlei dingen, zodat ik kon uitvinden waar mijn talenten en interesses lagen. Veel van mijn vriendinnetjes moesten van hun ouders keuzes maken, maar ik zat ook nog op zwemmen, speelde piano én dwarsfluit. Al die dingen vond ik ook echt leuk en ik heb er veel zelfvertrouwen door gekregen. Ik vond het daardoor ook niet zo moeilijk om al op mijn veertiende wushu-trainingen te geven aan studenten en universiteitmedewerkers in Leiden. Mijn zus Ling studeert daar geneeskunde. Samen met haar verzorg ik daar nog steeds trainingen. Vijf jaar geleden was dat best bizar, zo'n klein Chinees meisje tussen al die studenten. Maar ik wist dat ik iets kon wat anderen niet konden en ik ging hen dat dus leren.

Toch zullen sommige dingen bij mij best cultureel bepaald zijn. Ik geloof dat zo'n beetje alle Oeis in Nederland in de medische wereld zitten. Zelf wil ik tandarts worden, net als mijn vader. Ik heb bij hem gezien dat dat een leuk en afwisselend vak is. Bovendien houd ik wel van een beetje knutselen en met mijn handen bezig zijn. Mijn vader heeft er nooit iets over gezegd, behalve dan in wat losse grappende opmerkingen. Dan zei hij dat het toch wel erg leuk zou zijn als ik in zijn voetsporen zou treden, nu mijn zus mijn moeder volgt die ook als arts is opgeleid.

Helaas was ik dit jaar uitgeloot voor Tandheelkunde in Amsterdam. Na die afwijzing heb ik besloten het over een hele andere boeg te gooien. Het aardige van de studie Natuurwetenschappen en Innovatiemanagement hier in Utrecht is dat het een combinatie is van exacte- en maatschappij gerelateerde vakken. Ik dacht dat dat mij in een jaar meer zou verrijken dan de puur exacte studie, zoals Natuurkunde of Scheikunde.

Ik ben nog steeds van plan om dit jaar weer mee te gaan loten voor Tandheelkunde. Maar tot nog toe vind ik NW&I een erg leuke studie. Ik kan het studeren ook goed combineren met mijn sport, en dat terwijl ik toch vaak in Utrecht moet zijn. De afstand naar Bodegraven waar ik woon en naar Leiden waar ik vrijwel dagelijks lesgeef en train, is gelukkig te overzien. De belangrijke toernooien vielen het eerste halve jaar bovendien steeds in collegevrije periodes. Dus waarschijnlijk weten mijn docenten helemaal niet wat ik buiten de studie allemaal doe.

Ik ben bovendien al jaren gewend om het harde trainen en het lesgeven te combineren met school en andere zaken. Mijn Utrechtse studiegenoten zullen wel feestjes hebben en uitgaan. Voor dat soort dingen heb ik op de middelbare school ook nooit tijd willen maken. Daardoor houd je veel tijd over. Daarnaast zijn de vele treinreizen zeer geschikt om te studeren. Maar ook tijdens mijn stretchoefeningen pak ik er gewoon even een boek bij.

En dan is er af en toe best tijd over voor een dvd-tje. Vechtfilms? Ja, ook. En heus niet als studiemateriaal. Crouching tiger, hidden dragon was gewoon erg goed. Ik kan dan net als iedereen e genieten van de vechtscènes.