interview met Alex van Galen

Alex van Galen

Na m´n studie Literatuurwetenschap in 1989 besloot ik het roer drastisch om te gooien. Ik was al het getheoretiseer over literatuur behoorlijk zat en besloot me te richten op scenarioschrijven. Tijdens een twee weken durende cursus scriptschrijven schreef ik een comedyscript dat ik naar vijf producenten stuurde. Binnen een week had ik werk bij de twee comedyseries ´In de Vlaamsche Pot` van Haye van der Heijden en de geflopte serie ´De Victorie´ van Chiem van Houweninge. Deze twee schrijvers hebben mij echt op sleeptouw genomen in dit vak, ik heb veel van ze geleerd. Vervolgens ben ik in dienst gekomen bij Endemol. Het hoofd drama adviseerde me om eerst maar eens een jaartje soap te schrijven om extra ervaring op te doen. Dat werd de soap Onderweg naar Morgen. Het schrijven van een soapscenario lijkt misschien simpel, maar het is vrij ingewikkeld. Omdat een soap dagelijks wordt uitgezonden moet er heel veel geschreven worden, en dan heb ik het nog niet eens over de ontelbare verhaallijnen. Het is qua tempo net een fabriek waarin je werkt. Na dat jaar is mijn zogenaamde comedy-periode aangebroken en schreef ik voor comedy´s als Het Zonnetje in Huis en SamSam.

Over het algemeen vinden mensen het niveau van Nederlandse comedy´s bedroevend en dat snap ik wel. Volgens mij komt dat omdat er te weinig budget is om er een groot schrijversteam achter te zetten. Als je kijkt naar hoe ze dat in Amerika aanpakken is dat compleet anders. Daar zitten voor series als Friends en Frasier zo´n twintig mensen dag en nacht te schrijven. Als een serie dan een succes wordt, zijn al die schrijvers ineens schatrijk. De Amerikaanse televisiewereld is echt keihard. Een contract is niks waard; alles kan op het laatste moment worden afgeblazen.

Televisie maken vind ik veel leuker dan televisie kijken. De series die ik heb geschreven kijk ik sowieso nooit terug want ik ben veel te kritisch op mezelf. Ik heb weinig dingen geschreven waarvan ik achteraf zei: ´Hé, leuk!´ Scenarioschrijven moet tegenwoordig steeds sneller en dat gaat ten koste van de kwaliteit. Het is daardoor steeds minder interessant om scenarioschrijver te zijn voor televisieseries.

De afgelopen jaren heb ik daarom ook twee filmscripts geschreven: Deadwater en Bullitz. Beide scripts heb ik verkocht aan een filmmaatschappij in Hollywood. Deadwater is een low budget actiethriller over een geheim marineschip in de Perzische Golf. De film is inmiddels gedraaid en wordt momenteel gemonteerd. Ik ben heel benieuwd hoe het is geworden en daarom ga ik over twee weken een paar dagen naar Los Angeles. Aan het script van Deadwater hebben ook andere mensen meegeschreven. Het voelt daardoor minder als mijn eigen script dan Bullitz, wat ik wel alleen heb geschreven. Bullitz gaat over vier gokkers die terecht komen in een dodelijk spel. Het is een soort western in de stijl van Sergio Leone-films, zoals Once upon a time in the West. Een Amerikaanse scriptschrijver heeft het script inmiddels herschreven. Als ik straks in Los Angeles ben ga ik kijken of het niet te veel is veramerikaniseerd. Er zitten een paar Europese invalshoeken in die essentieel zijn voor het verhaal. Ik vind het belangrijk dat die in het herschreven script overeind blijven. Als alles goed gaat wordt deze film in september gedraaid. Mijn goede vriend en regisseur Roel Reiné, die in Hollywood woont, heeft de regie op zich genomen. Vorige week werd bekend dat hij ook een film gaat maken met acteur Steven Seagal. Dat zou wel eens z´n grote doorbraak kunnen betekenen in Hollywood. Ook voor mij zou dat wel eens heel gunstig kunnen uitpakken. Ik zou zelf trouwens nooit in Los Angeles willen wonen. Het is zo´n gehaaste en oppervlakkige stad, vreselijk gewoon. Geef mij maar Brabant waar ik momenteel woon.

Ik merkte op een gegeven moment dat de filmscripts die ik schreef me veel meer voldoening gaven dan de series. Dat zette me aan het denken; wat wil ik nou echt? Inmiddels was ik de veertig gepasseerd en ik besloot dat ik na een vakantie in Toscane een beslissing moest nemen. Ik kan me nog goed herinneren dat ik op de terugreis uren op de saaie Duitse autobaan reed en ineens dacht: ik moet een thriller gaan schrijven! Achteraf kan ik niet begrijpen waarom ik niet eerder op dat idee ben gekomen.

Precies één jaar heb ik aan het boek De Opvolger gewerkt. Het gaat over de heilige lans waarmee Jezus in z´n zij is gestoken toen hij aan het kruis hing. Dit relikwie vormt de basis van een zoektocht langs verschillende locaties in Europa. Zelfs het Academiegebouw en de Wooloomooloo komen in het verhaal voor. Het is een mythologisch verhaal met veel geschiedenis erin verweven. In de pers wordt het ook wel vergeleken met de Da Vinci Code van Dan Brown, wat ik zie als een compliment. Ik ben opgelucht dat het eindelijk af is want het was een energievretende periode. Naast het schrijven van De Opvolger was ik namelijk ook bezig met de, toen nog, dagelijkse comedy Samen van Talpa. Dat was voor mij een ideale mix: van ´s ochtends tot aan het begin van de middag aan een comedy schrijven, en daarna tot acht uur ´s avonds aan mijn boek werken. Je kan je voorstellen dat dat niet zo gezellig was voor mijn vrouw en drie kinderen! Hoewel het zwaar was ben ik nu in m´n hoofd alweer bezig met een tweede boek. Ik heb drie verhaallijnen klaar liggen, maar heb nog geen keuze gemaakt. Door het werken aan De Opvolger heb ik de passie voor schrijven weer teruggevonden. Die was ik na het fulltime scenario schrijven een beetje verloren.

Sinds het boek uit is, kom ik geregeld in de publiciteit. Een paar jaarclubgenoten van m´n oude studentenvereniging Veritas herkenden me en hebben contact opgenomen, heel leuk. Ik studeerde van 1983 tot 1989 en dat was de tijd van grote economische onzekerheid. Wij waren één van de eerste jaarclubs die licht provocerend een jasje en een dasje droegen. Volgens mij kwam die arrogante houding voort uit onzekerheid. We waren verder geen rechtse ballen hoor! Ik weet niet hoe Veritas nu is, maar in die tijd was het een hele levendige club. We waren zeker een paar keer per week in de Woo te vinden. Utrecht vond ik een heerlijke stad om te studeren, maar het studeren op zich viel me wel erg tegen. Misschien had dat te maken met de verzakelijking van de jaren tachtig. Ik merkte geen enkele bevlogenheid; niet bij m´n medestudenten, maar ook niet bij docenten. Daarom zocht ik zelf verdieping door vakken te volgen bij andere studies en heel veel te lezen. Ik trok altijd m´n eigen plan. Wat dat betreft ben ik sinds m´n studietijd niks veranderd.