interview met F. A. Muller

van de markt willen sleuren en zeggen: kijk, dit

weten we tegenwoordig allemaal."

"Dat boven dit stuk alleen mijn initialen staan,

komt omdat ik iets heb tegen het gebruik van

voornamen in het publieke domein. Vroeger was het

ondenkbaar dat volwassenen door Jan en Alleman

bij de voornaam werden genoemd. Onder een artikel

van Einstein stond A. Einstein. Onder invloed van

de jaren zestig is dat veranderd. Sterker nog,

als ik tegenwoordig een stuk opstuur naar een

krant of tijdschrift, verandert men F.A. daar

meestal zonder enig overleg in Fred. Op een

gegeven moment dacht ik: ik ga me daar maar eens

tegen verzetten. Mijn voornaam is een stukje van

mezelf dat ik niet zo maar aan iedereen wil prijs

geven. Door me met mijn voornaam aan u voor te

stellen, geef ik een signaal, zorg ik ervoor dat

het ijs tussen ons een beetje wordt gebroken. Die

mogelijkheid verdwijnt als u toch al weet dat ik

Fred heet.

"Mijn naam is dus F.A. Muller. Nadat ik op school

het boek 'Albert Einstein, creator and rebel' had

gelezen, wist ik: ik wil alles wat deze man heeft

bedacht, begrijpen, ik word theoretisch

natuurkundige. Maar ja,omdat ik uit een geheel

boekenloos milieu kom, dacht ik tegelijk: ik moet

een beroep kiezen. Daarom ben ik wis- en

natuurkundeleraar geworden, maar al na een half

jaar wist ik: dit kan ik onmogelijk mijn hele

leven blijven doen. Ik ben toen naar de

universiteit gegaan om theoretische natuurkunde

en filosofie te studeren. Daarna heb ik een jaar

gewerkt als kernfysicus, maar in dat jaar zat ik

alleen maar achter de computer gigantische

berekeningen uit te voeren, en dat wilde ik ook

niet. Ik ben geïnteresseerd in ideeën, niet in

berekeningen. Dus toen mij een aio-schap in de

kernfysica werd aangeboden, heb ik dat beleefd

van de hand gewezen.

Watermeloen

"Mede om privé-redenen ben ik vervolgens naar

Tunesië vertrokken. Aanvankelijk was ik van plan

om de Sahara door te trekken, maar uiteindelijk

ben ik in het noorden blijven hangen. Ik was bij

een familie ingetrokken en omdat ik toch wat voor

de kost moest doen, heb ik daar een aantal weken

kippen geslacht bij een lokaal poeliertje. Ik was

natuurlijk niet van plan om mijn gehele leven

kippenslachter te blijven, maar for the time

being beviel dat leven me prima.

"Ik had daar best nog een tijd willen blijven,

maar op een gegeven moment hoorde ik van mijn

ouders dat er thuis een brief lag van professor

Hilgevoord, hoogleraar grondslagen van de

natuurkunde in Utrecht. Ik had mij indertijd bij

hem gemeld met de vraag of ik niet bij hem kon

promoveren. Toen kon dat niet, maar nu had hij

een plaats voor me. Ik heb toen op

luchtpostpapier een sollicitatiebrief geschreven

met zo'n grote hamerslag typemachine. Die had ik

geleend van een politieman in ruil voor een grote

watermeloen. Een tijdje later heb ik Hilgevoord

vanuit een telefooncel in Tunis opgebeld. Hij

zei: leuk om je te spreken, maar we zouden je

toch ook graag persoonlijk willen zien. Toen ben

ik terug naar Nederland gegaan.

Realismedebat

"Ik ben in 1998 gepromoveerd en heb meteen daarna

een Veni-subsidie gekregen en een tijdelijke

aanstelling als post-doc in Utreecht. Toen die

aanstelling ophield, besloot ik een gooi te doen

naar een Vidi-subsidie. Maar omdat aan deze

faculteit de concurrentie erg groot is, heb ik

mijn Vidi namens de filosofiefaculteit van de

Erasmus Universiteit Rotterdam aangevraagd.

Daardoor ben ik nu officieel daar aangesteld.

Maar in feite is de Utrechtse vakgroep

Geschiedenis en Grondslagen van de

Natuurwetenschappen nog steeds mijn thuisbasis.

Ik heb hier een nulaanstelling als

gastonderzoeker en eerlijk gezegd ben ik vaker in

De Uithof dan in Rotterdam te vinden.

"Mijn onderzoek gaat over het realismedebat in de

wetenschapsfilosofie. Je hebt filosofen die

zeggen dat de theorieën van wetenschappers ons

precies vertellen hoe de wereld in elkaar zit.

Anderen stellen dat een theorie alleen maar de

uitkomsten van experimenten beschrijft. Zij

vinden dat je over alles wat daarachter

gepostuleerd wordt, elementaire deeltjes,

snaartjes, een wereld van dingen die wij niet

kunnen waarnemen, heel terughoudend moet zijn. Ik

zit een beetje tussen die twee posities in. Ik

verdedig het structuurrealisme, dat stelt dat we

dankzij de wetenschap wel de wiskundige

structuren van de wereld kunnen ontdekken, maar

dat we nooit volledig te weten zullen komen wat

er allemaal bestaat in het universum.

Missiearbeid

"Lang niet alle natuurkundigen zijn

geïnteresseerd in dit soort

wetenschapstheoretische discussies, maar de

belangstelling van studenten voor mijn colleges

is meer dan redelijk. Aan de Erasmus Universiteit

gaf ik een college filosofie der materie aan

filosofiestudenten en de zaal zat daar vol. In

het eerste deel van het college legde ik ze de

quantummechanika gedeeltelijk uit inclusief de

wiskunde, dus er werd veel gekreund en gesteund,

maar dat vond ik niet erg, want van universitaire

studenten mag je wat eisen. En bovendien, als ik

daarna de interpretatieproblemen van de

quantummechanika uitdiepte, dan hingen ze aan

mijn lippen, dan waren ze blij dat ze zoiets

meemaakten.

"In Utrecht is bij Wijsbegeerte helaas weinig

belangstelling voor een dergelijke cursus.

Geïnteresseerde studenten moeten dat vak maar bij

natuurkunde volgen, vindt men, maar daar is het

veel te technisch voor ze. Heel jammer, want ik

zie mijn onderwijs als een soort missiearbeid

voor niet-bèta's en ook in Utrecht zou zo'n

cursus goed op zijn plaats zijn. Er zijn in de

twintigste eeuw in de natuurkunde zulke geweldige

dingen ontdekt, de relativiteitstheorie, de

quantummechanika, noem ze maar op, dat moet de

wereld gewoon weten, vind ik. Ik zou mensen van

de markt willen sleuren en zeggen: kijk, dit

weten we tegenwoordig allemaal. U wist dat niet,

want u kijkt altijd maar naar voetballen op TV,

maar dit is er ook. Weet u dat wel?

Voetbalclub

"Met een aantal van mijn studenten heb ik een

heel goede band. Ik vind het hartverwarmend om

altijd weer studenten tegen te komen die zichzelf

aanprijzen als slachtoffers van het studiehuis en

die de daar opgelopen schade zo veel mogelijk

willen herstellen. Tegen die studenten zeg ik:

jij komt lekker bij mij, ik neem je onder mijn

vleugels en ik begeleid je zeer intensief, zoals

een persoonlijke tutor dat in Oxford of Cambridge

doet. Helaas vormen die studenten in de huidige

universiteit een minderheid, want de overheid

stelt een premie op kwantiteit. Hoe meer

studenten er zijn ingeschreven, en hoe meer er

afstuderen, des te meer krijgen de universiteiten

betaald.

"Gevolg is dat ik treurig genoeg veel studenten

tegenkom van wie ik denk: wat doe jij eigenlijk

hier? Er lopen hier veel studenten rond bij wie

ik geen passie voor het vak voel, mensen die niet

houden van boeken lezen, die geen intellectuele

interesse hebben buiten de verplichte leerstof

om. Dan denk ik: volgens mij wil je hier helemaal

niet zijn, maar moet je hier naartoe van je

ouders of van je sociale omgeving. Die mensen zou

je bij hun kraag willen pakken en ergens anders

willen neerzetten: word jij daar nou maar

gelukkig, maar doe het niet hier. Als je niet van

voetballen houd, ga je toch ook niet bij een

voetbalclub?

Postduiven

"Wat mij betreft zou de overheid tegen een klein

aantal getalenteerde studenten zeggen: hier heb

je geld voor zes jaar, ga maar naar de

universiteit, doe mee aan allerlei leesgroepen,

organiseer het maar zelf, je kunt doen wat je

wilt. Met een kleiner aantal studenten kun je een

veel academischer klimaat bereiken. Dan kun je

ook al die beroepsopleidingen afschaffen die de

universiteit zijn binnengeslopen. Bij Nederlands

kun je tegenwoordig journalistiek doen, maar daar

hadden we toch de School voor de Journalistiek

voor? Maar nee, men vindt het chiquer om

journalist te worden met een academische graad.

"Idem dito al die opleidingen in bedrijfskunde en

management. Dat soort opleidingen levert

postduiven af, beesten die naar één bestemming

kunnen vliegen. Maar volgens mij is de bedoeling

van een universiteit dat je er niet alleen leert

vliegen, maar ook dat je leert om zelf je

bestemming te kiezen. Nu zal er wel weer gezegd

worden dat ik pleit voor de universiteit als

ivoren toren, maar wat is daar tegen? Ik vind

juist dat het de taak van de academische wereld

is om een ivoren toren te bouwen, waar we met

zijn allen in gaan zitten. Zo was het vroeger ook

en wat blijkt? Uiteindelijk is vrijwel alles waar

de maatschappij echt iets aan heeft, ooit als

bijproduct uit die ivoren toren naar beneden

gevallen.

Mulisch

"Als wetenschapsfilosoof houd ik me uiteraard ook

met de wijsbegeerte bezig. In het Algemeen

Nederlands tijdschrift voor Wijsbegeerte heb ik

anderhalf jaar geleden een kritisch stuk over het

boek De compositie van de wereld van Harry

Mulisch geschreven. Mijn kritiek betreft de

filosoof Mulisch, want in het voorwoord van dat

boek kondigt hij zelf aan dat het geen literair

boek is, maar dat hij er systematische

wijsbegeerte in bedrijft. En dat in een boek dat

zo vol staat met redeneerfouten. Als hij nou

alleen maar zou beweren dat hij de grootste

Nederlandse schrijver is,à la, maar wat mij

stoort, is dat hij loopt rond te bazuinen dat hij

de laatste grote systematische filosoof is,

terwijl hij aantoonbaar niet goed kan denken.

Onlangs hoorde ik dat hij van de UvA een

eredoctoraat krijgt. Heel genant. Ik ben echt

blij dat ik daar niet werk.

"De Nederlandse filosofen wuiven meneer Mulisch

een beetje weg, maar ik vind dat je, als je

kritiek hebt, ook aan moet kunnen geven wat er

aan schort. Nou, dat heb ik gedaan, want ik zou

het een schandvlek voor de Nederlandse filosofie

vinden als zulke onzin onweersproken zou blijven.

Als iemand nu vraagt: wat deugt er allemaal niet

aan dat boek, dan hoeft hij of zij mijn artikel

maar op te slaan. Ik heb het uiteraard ook naar

Mulisch gestuurd en hem gevraagd om te reageren.

Maar ja, de majesteit van het Leidseplein gaat

zich natuurlijk niet verlagen tot een discussie

met een of andere pennewip uit Utrecht.

Bleodbad

"Behalve in wetenschappelijke tijdschriften

publiceer ik ook af en toe in NRC Handelsblad en

in literaire bladen als De Gids en Hollands

Maandblad. Flaubert schrijft ergens: in iedere

boekhouder schuilt een mislukt dichter, en ja,

ook ik heb in een la een aantal literaire

pogingen liggen. Twee verhalen vond ik zo goed

gelukt dat ik ze heb gepubliceerd. Mijn verhaal

'De muur' is zelfs lovend besproken in een

tijdschrift voor Kafka-liefhebbers. Mijn

collega's? Ach, misschien denken ze: ik sta op

zondagmiddag pijltjes in een dartboard te gooien,

hij zal ook wel een uitlaatklep nodig hebben.

"In mijn verhaal 'Het Bloedbad' komt een zekere

Zeg Ambachtsheer voor en ik kan niet ontkennen

dat ik dat tot op zekere hoogte zelf ben. Hij

wordt op een dag wakker terwijl zich naast zijn

bed de afgrond opent. Wat doe ik hier eigenlijk,

vraagt Zed zich af, wat is de zin van al dat

handelen en wandelen? Dat is een gedachte die mij

zelf soms ook overvalt. Dan voel ik een grote

behoefte om te overdenken wat ik wil en waarom ik

hier ben. Dat kan me enorm aangrijpen. Ik verwerk

die ervaringen dan door ze in een verhaaltje te

gieten. De enige manier waarop je je teweer kunt

stellen tegen de grote boze werkelijkheid, tegen

je eigen eindigheid, is die voortdurend ontkennen

en net doen alsof je toch van alles kunt

bereiken. Als je dat niet gelooft, denk ik dat je

in elkaar stort. Dan heb je de strijd, die het

leven is, verloren. Dan heeft het allemaal geen

zin meer.

Geloven

"Je weet wel dat het zo is, maar je kunt er niet

voortdurend aan denken, want dan ga je eraan ten

gronde. Je moet goeddeels in een 'state of

denial' verkeren. Geloven in een God? Nee, daar

kan ik me niet toe brengen, ik zie er geen enkele

grond voor, ik vind het allemaal heel

ongeloofwaardig. Geloven in een god of in de zin

van het leven is voor mij een gepasseerd station.

Al die gelovigen draaien zichzelf een rad voor

ogen. In die zin ben ik het eens met Jaap van

Heerden die ooit een opstel schreef met als

titel: wees blij dat het leven geen zin heeft.

Want stel dat er wel een zin was en iemand deelt

jou die mee en je denkt: o, maar dat bevalt me

helemaal niet, dan zijn de poppen pas echt aan

het dansen. Dus wees maar blij dat niemand jou

dat ooit kan zeggen, dan heb je dat althans nog

in eigen hand. Goddank heeft het leven geen zin.

"Ik ben wel een harde werker, denk ik. Elke niet

doordacht bestede minuut vind ik een verspilde

minuut. Ik kijk af en toe wel TV, maar alleen als

ik te moe ben om iets anders te doen. Maar ach,

zo erg is dat niet, want tijdens het televisie

kijken laad ik me weer op voor het echte werk.

Mijn moeder zei lang geleden al tegen mij: je zit

altijd maar te lezen, je moet er eens uit, ga

eens een keer naar het carnaval, maar als ik daar

alleen al aan denk bekruipt mij een enorm gevoel

van onbehagen.

Gekookte eitjes

"Ik heb ook al lang geleden besloten om op te

houden met die verjaardagscultuur. In Tunesië

kwam ik allerlei volwassenen tegen die niet

precies wisten hoe oud ze waren. Daar deed

helemaal niemand aan een verjaardag. Dat is een

typisch welvaartsverschijnsel. Dus ik was nog

maar nauwelijks terug of ik kondigde even aan dat

ik voortaan niet meer jarig was. Toen dacht ik:

o, dan ben ik ook meteen van al die collectieve

gezelligheidsverplichtingen af. Soms stuurt nog

iemand me een berichtje: ik ben dan en dan jarig.

Nou fijn, weer een jaar dichter bij de dood. Is

dat iets om te vieren?

"Ik denk nog vaak met heimwee terug aan Tunesië.

Vooral vanwege het vermogen van die mensen om

zich niet druk te maken en geen haast te hebben.

Op een dag zat ik met een aantal Tunesiërs op een

bloedheet station op de trein te wachten, toen

iemand kwam vertellen dat de trein die dag niet

ging. Dacht je dat men boos werd? Wel nee. Er

kwam een man langs die gekookte eitjes verkocht

en dus kochten we allemaal een gekookt eitje en

daarna ging iedereen rustig naar huis. Iemand

zei: als Allah het wil, gaat de trein morgen

misschien. De volgende dag zagen we elkaar weer

op het station en we kochten weer een gekookt

eitje en zowaar, op een gegeven moment kwam de

trein. En wij? Wij stapten tevreden in en we

prezen Allah."

EH