interview met Korie Homan
"Ik sta op dit moment nummer twee in de wereldranking. Esther Vergeer is natuurlijk het boegbeeld van het rolstoeltennis, die is al jaren ongeslagen en staat op nummer één. In totaal staan er zes Nederlandsen in de top tien. Waarom we zo goed zijn, ik heb werkelijk geen idee. Ik denk dat meespeelt dat we twee keer in de week met de hele top trainen, heren en dames. En verder hebben we een goede coach, Aad Zwaan. Vier tot vijf keer per week train ik bij hem in Renkum.
Het moeilijkst aan rolstoeltennis is om goed voor de bal uit te komen. Als je loopt, kun je even een stapje opzij doen of springen als het moet. Wij zijn vaak net te dicht bij de bal of er net te ver vanaf. Dat moet je kunnen compenseren. We hebben valide topspelers zoals Richard Krajicek wel eens in zo'n stoel gezet, nou, daar blijft dan weinig van over. Bewegelijkheid is heel belangrijk. Je moet nooit stilvallen met je stoel, want het kost veel tijd en energie om hem weer op gang te krijgen.
Bij rolstoeltennis mag je de bal twee keer laten stuiten, maar ik wil de bal juist al na één stuit pakken, om een hoog tempo te krijgen. Ik ben een aanvallende speelster, ik sla hard en met hoeken. Dat doet Esther Vergeer ook, maar zij is mentaal nog net iets sterker dan ik. Als het niet goed gaat, dan word ik vaak te voorzichtig. Dat moet je tegen haar niet doen, dan krijg je ze gelijk om je oren.
Ik speel pas sinds 2003 op internationaal niveau. Op mijn twaalfde werd ik aangereden door een auto. Daar hield ik een hersenkneuzing aan over en een whiplash en een zwaar gekneusd been. In eerste instantie ging alle aandacht natuurlijk uit naar mijn hoofd en mijn nek. Ze dachten dat mijn been vanzelf wel over zou gaan. Maar het werd alleen maar erger. Het werd blauw en rood, het zag er echt niet lekker uit. 'Posttraumatische dystrofie', constateerde de huisarts. Ik had er nog nooit van gehoord. Het deed 24 uur per dag pijn. Het werd zo erg dat ik niks meer kon, niet meer naar school, maar ook niet meer slapen. Op een gegeven moment leek het er op dat het begon af te sterven. Ik heb allerlei behandelingen geprobeerd, tot ik uiteindelijk zei: 'Jongens, hij moet er gewoon af, ik kan niet meer.' Het was mijn been niet meer, het was alleen maar iets dat er aan hing, alleen maar ellende.
In februari 2003 was de operatie. 'Is hij eraf? Ja? Mooi' schijnt mijn eerste reactie te zijn geweest toen ik uit narcose kwam. Mijn knieschijf heb ik nog wel, maar mijn hele onderbeen, inclusief mijn kniegewricht is er af. Daardoor loop ik eigenlijk op het uiteinde van mijn bovenbeen, een beetje alsof je op je knieën zit. Ik heb een computergestuurde knieprothese, die helemaal kan worden ingesteld op het loopvermogen van mijn andere been. Daar kan ik prima mee lopen en ik kan hem zelfs zo instellen dat ik ermee kan skiën. In mijn kamer gebruik ik mijn rolstoel nog wel. Het is heel zwaar voor mijn linkerknie om vaak op te moeten staan, en die knie is al eens overbelast geweest. Dat was geen pretje.
Rennen gaat niet, daarvoor is mijn prothese te langzaam. Dat mis ik het meest. Om bijvoorbeeld thuis even met de twee honden in het bos te kunnen dollen. En ja, soms is het wel eens lastig om hier op de campus te wonen, tussen allemaal mensen die zo even op de fiets kunnen springen of gek kunnen doen. Maar ik ken ook genoeg mensen met een dwarslaesie, die helemaal niet meer kunnen lopen. En ik ben zo veel verder dan vierenhalf jaar geleden. Toen was het de vraag of ik ooit weer zou kunnen lopen. En dat terwijl ik voor het ongeluk heel veel aan sport deed. Ik tenniste, turnde, volleybalde, van alles. Ik ging eigenlijk rolstoeltennissen om weer iets te doen te hebben, om mijn energie kwijt te kunnen. Maar vooral na mijn amputatie is het hard gegaan met mijn ontwikkeling Dat ik internationaal ging spelen, heeft best veel invloed gehad op hoe ik met mijn handicap omga. Heel veel gehandicapten worden maar thuisgehouden, of denken zelf dat ze thuis moeten zitten, maar dat hoeft echt niet. Ik ben twintig weken per jaar op reis voor mijn sport.
Ik denk er niet vaak over na hoe mijn leven zou zijn geweest als het anders was gegaan. We zullen het toch nooit weten. Waarschijnlijk had ik wel een andere studie gedaan. Ik wilde al van kleins af aan dierenarts worden. Vanwege mijn handicap werd ik tot en met vorig jaar dringend geadviseerd om niet deel te nemen aan de loting bij Diergeneeskunde. De angst dat ik niet stabiel genoeg zou zijn om bijvoorbeeld het been van een paard vast te houden was daarvoor de belangrijkste reden. Aan de ene kant begrijp ik die angst wel, maar aan de andere kant kan geen enkele dierenarts een paard onder controle houden als het wild wordt. Bovendien wil ik graag dierenarts worden voor kleine huisdieren.
Erica Terpstra hoorde eind vorig jaar dat verhaal en zij heeft het zich erg aangetrokken. Ze heeft voor mij contact gelegd met de staatssecretaris van Onderwijs en het ministerie, om te kijken of het negatieve advies omgedraaid zou kunnen worden en ik gewoon mee zou mogen loten. Dat heeft ze dit jaar ook voor elkaar gekregen, maar ik werd helaas uitgeloot. Toch denk ik dat ik zonder mijn handicap al met diergeneeskunde bezig zou zijn geweest. Het blijft natuurlijk een loting, maar dan had ik al drie keer mee kunnen loten en dat is toch een groot verschil.
Inmiddels heb ik mijn bachelor Biomedische Wetenschappen bijna af. Het zou zonde zijn van die drie jaar die ik nu bezig ben, als ik nu nog zou switchen. En dit is ook een hele interessante studie, ik ben altijd geïnteresseerd geweest in medische opleidingen. Dat stond los van mijn operatie hoor, dat was altijd al zo. In het begin was het moeilijk om mijn sport met mijn studie te combineren. Ik was de eerste topsporter bij Biomedische Wetenschappen en er werd van me verwacht dat ik voltijd mee zou draaien. Ik haalde dat jaar wel, maar met al die toernooien en trainingen was dat eigenlijk veel te zwaar. Dankzij bemiddeling van het NOC*NSF gaat het inmiddels prima. Ik doe nu zo'n beetje een half programma per jaar. En als het niet lukt om tentamens te maken, mag ik herkansen of krijg ik een vervangende opdracht. Ik denk dat het scheelt dat ik heb laten zien dat ik het aankan.
Mijn doel? Dat is om volgend jaar naar de Spelen te gaan. En op dit moment lijkt dat dichtbij. Er zijn vier plaatsen te vergeven voor de Nederlandse dames, en ik ben genomineerd. Als ik ga, zou ik graag een medaille mee terug willen nemen. En het blijft natuurlijk mijn doel om Esther Vergeer een keer te verslaan."
Korie Homan (21) werd in oktober 1998 door een auto geschept, waarna zij in een rolstoel belandde. Zij begon in 2000 met rolstoeltennis. In februari 2003 werd haar rechteronderbeen geamputeerd. De dag na haar amputatie hoorde ze dat ze was geselecteerd voor haar eerste - buitenlandse - World Team Cup wedstrijd voor junioren. Vanaf september 2003 speelt ze in de Nederlandse topselectie. Ze begon in 2005 met de studie Biomedische Wetenschappen aan de Universiteit Utrecht en woont in een aangepaste kamer aan de Cambridgelaan.
Streamer: 'Van een topspeler als Richard Krajicek blijft in zo'n stoel weinig over'