interview met Martijn van Calmthout

Bij het Ublad ben ik mijn journalistieke carrière begonnen, ergens rond 1985. Naast mijn studie experimentele natuurkunde had ik daar een baantje als studentredacteur. Jaren tachtig. De tijd dat het Ublad een naam had op te houden als het er om ging het college van bestuur in de gordijnen te krijgen. Op journalistiek gebied heb ik daar enorm veel kunnen leren. En dat is misschien ook wel de redding geweest van mijn studie. Schrijven relativeerde het belang van alle serieuze theorie en zorgde voor de nodige afwisseling.

In 1979 begon ik met natuurkunde. Na een gezellige introductie zat ik bij het eerste college, in De Blauwe Zaal in wat toen nog Trans II heette. Die zat bomvol, dat kun je je nu niet meer voorstellen bij natuurkunde.

Dat eerste college herinner ik me nog goed. Relativiteitstheorie. Een onderwerp dat ik nog niet had gehad op de middelbare school en behoorlijk pittig was. Dat was echt een test, een serieuze pijnbank. Ik snapte er niks van. Voor het eerste tentamen haalde ik prompt een vier. Maar dat heeft er wel toe geleid dat ik hard ben gaan werken. Ik was daarna niet briljant, maar vieren heb ik ook niet meer gehaald.

Ik koester eerlijk gezegd geen warme herinneringen aan mijn studie. Een van de eerste dingen die de docent zei was 'kijk eens links en rechts van je. Die mensen gaan afvallen'. Dat was de sfeer. De bokken van de schapen scheiden. Je merkte heel vaak dat docenten de studenten als noodzakelijk kwaad beschouwden. Ze hadden veel meer zin om aan hun onderzoek te werken dan om ons college te geven. Dat is niet leuk. Tegenwoordig is dat wel anders geloof ik. Universiteiten zijn zich veel meer gaan realiseren hoe belangrijk onderwijs is.

Het grappige is dat ik vorig jaar opnieuw in de Blauwe Zaal was. Voor een lezing over mijn biografie van Albert Einstein, die net was verschenen. Daar stond ik, pratend over Einstein en zijn relativiteitstheorie, op de plaats waar ik zelf ooit begonnen was. Een apart gevoel.

Ik ben inmiddels gewoon een journalist. Maar natuurkunde blijft me fascineren. Dit boek bijvoorbeeld van Paul Davies. Het heet The Goldilocks Enigma en gaat over hoe het heelal op een krankzinnig precieze manier is ingesteld om ons leven mogelijk te maken. Zoals in het sprookje van Goudlokje de pap niet te warm en niet te koud moet zijn, maar precies goed. Is dat de hand van God? Is het toeval? Hoe kan het allemaal? Dat soort dingen vraag je je al af als je zeven bent en het blijven intrigerende vragen. Die verbazing en verwondering moet je levend houden. Een van de leuke dingen aan mijn werk als wetenschapsjournalist is dat je daarmee bezig bent.

Daarnaast laten we zien dat wetenschap een gewone menselijke activiteit is, een manier van nadenken over de wereld om ons heen. We beschrijven niet alleen de resultaten, maar ook hoe saai het kan zijn, en hoe lastig, wie er ruzie had met wie en waarom. Nu ik chef ben van de redactie ben ik vooral druk met coördineren en organiseren, Maar schrijven blijft voor mij toch het allerleukste van mijn vak. Dat is toch het meest bevredigende.

Als wetenschapjournalist hang je meestal niet de razende reporter uit. Soms wel, trouwens.Toen Gerard 't Hooft de Nobelprijs won, vloog ik de volgende dag naar Milaan om hem te kunnen interviewen in het vliegtuig terug naar Nederland.

Maar over het algemeen ren je niet rond. Wetenschapsjournalistiek is bijna studeren. Je leest, spreekt mensen. Maar uiteindelijk moet het wel een echt krantenverhaal opleveren: het moet spannend zijn, kloppen en lekker lezen. Al mijn gestudeer moet je er niet aan afzien.

Zodadelijk hoor ik wie de Nobelprijs voor de Scheikunde heeft gewonnen. Zo gauw we de naam hebben, knallen we die op de website. Dan proberen we de inhoud zo snel mogelijk ook weer te geven en in derde instantie komt daar commentaar bij van Nederlandse wetenschappers. De mooie zinnen en diepere betekenis bewaren we dan voor de krant.

Het KennisCafe in Filemon en Baucis op het Domplein is fantastisch om te doen. Dat is een samenwerking van het Utrechtse debatcentrum Tumult en de Volkskrant. De universiteit sponsort het evenement. Elke derde maandag van de maand stellen we een prikkelende kwestie aan de orde, het broeikaseffect bijvoorbeeld of kernenergie of seks in Nederland, ik noem maar wat. Er is debat, ik interview mensen, het publiek praat mee.

Het loopt boven verwachting. Elke keer hebben we zo'n 130 tot 200 bezoekers. Voldoende om het gevoel te hebben dat het ergens op slaat. Meestal hebben we twee of drie gasten, meestal onderzoekers. We hebben gesproken columns. De sfeer is informeel, echt een cafe. Alleen is er geen slap geouwehoer, maar iets om over na te denken. Mensen zeggen dat ze komen omdat er toch niks op de televisie is. En zo is het natuurlijk.

Dat presenteren is nieuw voor mij. Het is entertainen, je moet voortdurend scherp zijn, niets mag je ontgaan. Ik ga het steeds leuker vinden om te doen. Ik ben absoluut niet zenuwachtig op zo'n avond. Gek genoeg gebeurt het weer wel dat ik 's nachts om vier uur ineens wakker word en de adrenaline door mijn lijf voel gieren. Dan komt er van slapen even niks.

Komende maandag gaat het over de Canon. Precies op de dag dat Frits van Oostrom zijn officiële culturele canon presenteert: een boek waar in staat wat iedereen zou moeten weten van de geschiedenis en de cultuur. Daar is natuurlijk een hoop over te zeggen. Wat wil je ermee? Is het verplichte stof voor een inburgeringcursus? Een canon heeft natuurlijk altijd dubieuze kantjes. Waarom heb je het over je identiteit? Omdat je bang bent die te verliezen. Met al die buitenlanders.

Maar daar hebben we het maandag niet over. De invalshoek van het KennisCafe maandag is dat die Canon zo verschrikkelijk alfa is. Ik noem dat altijd de terreur van het gymnasium. Vorig jaar heb ik daar eens een opiniestuk over geschreven. Ik erger me er al langer aan. Waarom gaat het bij het onderwerp canon altijd over belangrijke jaartallen en de hoge kunsten? Het is toch zeker net zo belangrijk om je te verdiepen in de exacte kant van de wereld? Mijn stuk eindigde toen met een deal. Ik ga jullie culturele canon lezen, maar dan wil ik ook dat jullie je verdiepen in de andere kant. Ik lees Bordewijk, jullie lezen over Lorentz, de Nederlandse Einstein. Niet alleen de dichter Constantijn Huygens moet je kennen, maar ook de natuurwetenschapper Christiaan, zijn zoon, onze eigen Newton uit Voorbrug. Maandag maken we een lijstje.

'Ik ben inmiddels gewoon een journalist. Maar natuurkunde blijft me fascineren'