interview met Thomas Heinrich von der Dunk

Thomas von der Dunk is historicus en publicist. Hij keek een jaar lang vol verbazing naar de gang van zaken in het Utrechtse onderwijs.

Erik Hardeman

"Ik ben vorig jaar gevraagd om als invaller een paar cursussen te verzorgen bij Geschiedenis. Ik zou hoorcolleges gaan geven, maar ik merkte al snel dat die colleges aan de studenten waren verkocht als responsiecollege voor groepen van maximaal veertig studenten. In werkelijkheid zaten er 140 studenten in mijn groep, dus niks responsie, ik hield gewoon een verhaal.

Ik had al eerder in Utrecht gewerkt en op zich voelik me hier prima thuis, maar ik ben geschrokken van de druk waaronder docenten tegenwoordig moeten werken. De idiotie ten top vond ik dat ik in een cursus van zeven weken drie toetsmomenten moest inbouwen. Dat had men bij Geschiedenis illegaal gelukkig al tot twee teruggebracht, maar zelfs dat is nauwelijks vol te houden. Ik liet de studenten onder meer een paper schrijven over een politieke moord naar keuze. Toen ik hier in de jaren negentig college gaf, was er nog voldoende tijd om de opzet van zo'n paper een paar keer met elke student afzonderlijk door te spreken. Nu heb ik gezegd: alleen bij heel dringende vragen kunt u langskomen. Ik moest wel, want alleen al met het nakijken van ruim honderd papers was ik met mijn drietiende aanstelling twee weken kwijt. Met zoveel toetsmomenten kun je toch geen fatsoenlijk onderwijs geven? Het trieste is dat iedereen dat weet behalve het management van de universiteit. Dat is kennelijk helemaal losgezongen van de werkvloer en beroemt zich vrolijk op het kleinschalige Utrechtse onderwijs. Wat Geschiedenis betreft is dat een pertinente leugen. In feite worden de studenten dus bedonderd, wat ik ze trouwens ook meteen bij het begin van de cursus gezegd heb. 'Als u terecht boos bent, daar staat het Bestuursgebouw, gaat u dat maar bestormen.' Maar iedereen is murw, ook de staf. Tja, wat wil je. Het is vechten tegen de bierkaai als je wordt overlopen door studenten, terwijl je uit het Bestuursgebouw kletsverhalen krijgt dat je volgens hun berekeningen voldoende docenten hebt.

Van huis uit ben ik kunsthistoricus, maar omdat mijn vader in Utrecht hoogleraar geschiedenis was, heb ik dat vak met de paplepel ingegoten gekregen. Mijn allereerste ervaring met de Utrechtse universiteit dateert van de promotie van mijn vader. In de cortège liep een kleine hoogleraar mee en ik schijn toen als jochie van vijf grote indruk te hebben gemaakt door luidkeels te roepen: 'Kijk, een kleintje'. Na een studie in Amsterdam ben ik in Leiden promotieonderzoek gaan doen naar de Duitse monumentencultus in de negentiende eeuw, maar toen ik halverwege de achttiende eeuw was, had ik al een forse pil bij elkaar geschreven. 'Houd u maar op', zei mijn promotor, 'de rest komt later wel.' Vervolgens ben ik als postdoc de relatie tussen politiek en architectuur in de negentiende eeuw in Nederland gaan onderzoeken, maar ook daarmee ben ik niet verder gekomen dan het eind van de achttiende eeuw. Her en der in mijn boekenkast staan dus boeken die in feite inleidingen zijn van boeken die ik nog wil schrijven, maar de ellende van het universitaire systeem is dat je nooit verder kunt gaan met waarmee je begonnen bent. Je moet elke keer weer op iets anders schieten. Mede daarom ben ik van de universiteit weggaan. Dat kon ik me permitteren omdat ik inmiddels een aantal lucratieve nevenwerkzaamheden had gekregen. Ik schreef onder meer voor NRC en Vrij Nederland en in 2001 werd ik gevraagd voor de redactie van Buitenhof. Ik viel van mijn stoel toen ik hoorde wat ze me wilden betalen voor een halve ochtend per week brainstormen plus het bekijken van het programma, dus ik heb meteen ja gezegd. Veel van mijn stukken in dag- en weekbladen zijn uit ergernis geboren. Ik schrijf natuurlijk ook meer 'Olympische stukken', maar ik kan niet ontkennen dat ik het leuk vind om een beetje te provoceren. Ik kan een zeker genot ontlenen aan een formulering waarvan ik weet dat sommige mensen zich er gepikeerd door zullen voelen. Dat lijkt onaardig van me, maar het is alleen maar heilzaam, want straks in de geschie-denisboekjes staat het ook. Zo iemand als Balkenende kan het dus beter nu maar vast van mij horen, zodat hij er geestelijk op kan anticiperen hoe vernietigend hij straks door historici zal worden weggezet. Ook studenten krijgen er van mij van langs, want je maakt wat mee als docent. Omdat ik er genoeg van had dat zoveel studenten slecht voorbereid naar college kwamen, heb ik vorig jaar voor mijn derde cursus een puur feitelijk entree tentamen gegeven. Dat werd een slachting. Sommige studenten dachten serieus dat Karel de Grote in de 18e eeuw leefde en dat Brezjnev

voor Stalin kwam. Ik had van te voren een email gestuurd: Zorg dat U de kaart van Europa kent. Wie even zijn best had gedaan, kreeg dus een hoog

cijfer cadeau. Toch waren er studenten met veertig fouten, terwijl ik alleen maar vroeg naar landen en hoofdsteden. Echt erbarmelijk. Ja maar, wordt er dan gezegd, studenten hebben tegenwoordig andere vaardigheden. Dat heb ik gemerkt, ja. Weet je waar ze goed in zijn? In beargumenteren waarom ze ten onrechte een onvoldoende hebben gekregen. Zúlke emails kreeg ik met daarin uitgelegd waarom het cijfer niet deugde. Als je

gewoon je huiswerk had gedaan, dacht ik soms, had je me nu niet zo'n lange mail hoeven schrijven.

Waar ik me op de universiteit mateloos aan kan ergeren, is aan de kritiekloze omarming van de internationalisering. Wat heeft het voor zin om

Nederlandse studenten die niet weten wat ze willen, een half jaar naar Madrid te sturen? Zeker voor alfa's, die voor negentig procent aan de slag

zullen moeten in eigen land, is het effect van zo'n stage nul komma nul. Niet dat ik tegen buitenlandse stages ben, maar laat studenten naar een land gaan waar ze meer kunnen leren over hun onderwerp dan hier in Nederland. En

hoe vaak is dat nu echt het geval? Maar ja, je bent tegenwoordig al bijna mislukt als je zegt dat je alleen aan de universiteit om de hoek hebt gestudeerd. En omgekeerd geven buitenlandse

studenten glamour en status. Volgens mij heeft men in Utrecht liever vijf middelmatige studenten uit Atlanta dan één goede uit Appelscha. Zo'n

opmerking van mevrouw Van Rooy in NRC, die doodleuk zegt dat het voor studenten nog wel mogelijk moet blijven om onderwijs te krijgen in hun eigen taal, spreekt toch boekdelen? Heel genereus van haar, want eigenlijk vindt ze onderwijs in het Nederlands dus volstrekt oninteressant. De ellende is dat je als docent/onderzoeker tegenwoordig omwille van de

internationalisering wordt beoordeeld op het onwetenschappelijke criterium of je ervaring hebt met Engelstalig onderwijs. En ook NWO doet mee aan die modieuze onzin, want alle subsidie aanvragen moeten in het Engels. Een hoogleraar in Harvard mocht eens geïnteresseerd zijn in een onderzoek naar de verzuiling in Doetinchem-Oost. Maar toen ik bij datzelfde NWO subsidie vroeg voor mijn onderzoek naar Duitse architectuur kreeg ik te horen: Uw onderwerp is niet Nederlands, zoek uw geld maar in Brussel. Hoezo

internationalisering?"

Kader

CV

Thomas Heinrich von der Dunk (46) studeerde kunstgeschiedenis en archeologie in Amsterdam. Hij promoveerde in 1994 in Leiden op een proefschrift over de geschiedenis van Duitse monumenten, dat in 1999 werd uitgegeven onder de titel Das deutsche Denkmal: eine Geschichte in Bronze und Stein vom Hochmittelalter bis zum Barock. Van zijn hand verschenen verder onder meer Het Nederlands museum, een tweeduizendjarige wandeling door de vaderlandse geschiedenis (2005) en Alleen op de wereld, de Nederlandse worsteling met zichzelf, God en Europa (2001). Von der Dunk publiceert regelmatig in De Volkskrant en De Gelderlander en heeft een wekelijkse column op www.planet.nl.

Streamer: 'Daar staat het Bestuursgebouw, gaat u dat maar bestormen'