Jan van Leeuwen: belangrijkste ontwikkeling was de chip-technologie

Jan van Leeuwen: belangrijkste ontwikkeling was dechip-technologie

Prof.dr. Jan van Leeuwen (53) studeerde wis- ennatuurkunde aan de Universiteit Utrecht. Sinds 1977 bezet hij deeerste informatica-leerstoel in Utrecht. Tot 1 september was VanLeeuwen decaan van de faculteit Wiskunde & Informatica. In hetjaar 2000 zal hij waarschijnlijk gaan optreden als adviseur vanPhilips Research.

"De informatica probeert structuur te vinden in informatie enkennis die overal aanwezig is. Dat kan gaan om gegevens over eenexperiment of bedrijfsprocessen, of om de beschrijving van beeldenen de manier waarop we die willen gebruiken. Die structuur is nodigom met computers te kunnen werken. Dat wil zeggen dat we met dieinformatie creatief om willen gaan, aanknopingspunten voorprogrammering zoeken, een mooie interface willen hebben, zodat weop een eenvoudige manier keuzes kunnen maken, instructies kunnengeven en nieuwe dingen kunnen maken of ontdekken. Digitalisering isdaarbij een belangrijk hulpmiddel. Vroeger dacht je daarbij vooralaan computers die konden rekenen, nu meer aan systemen dieintelligent met informatie omgaan, die kunnen redeneren, analyserenen communiceren.

"De belangrijkste sprong is ongetwijfeld de ontwikkeling van dechip-technologie geweest. Die heeft de verregaande miniaturiseringvan elektronische schakelingen mogelijk gemaakt. Dat heeft geleidtot de ontwikkeling van de pc en de laptop. En tot de embeddedsystems, waarmee je vele apparaten - van koelkast tot robot -intelligente sturingsmogelijkheden kan geven.

"Een tweede ontwikkeling zien we in de programmeerconcepten. Hetobject-geöriënteerd programmeren betekende zo'n tien jaargeleden een doorbraak. Programma's die normaal de omvang zoudenhebben van een telefoonboek zijn hiermee toch te behappen.Eigenlijk praat je hier al niet meer over een programmeertaal,zoals vroeger Fortran of C, maar over een totaal andere conceptuelewereld. We kunnen nu veel complexere systemen bouwen.

"Een derde verworvenheid is de ontwikkeling van kennisgebaseerdeen zelflerende programma's, die hele complexe informatie kunnenaanpakken op manieren die we zelf niet begrijpen, of al lang nietmeer aankunnen. Sommigen noemen het kunstmatige intelligentie. Demensen maken zich daar wel eens zorgen over, die zijn bang datcomputers met een zelflerend vermogen ons op gegeven moment gaanoverheersen. De vraag is echter of je aan computers dergelijkesturingsmogelijkhedenkan geven.

"Tot slot: de geweldige rol van het Internet. Dat heeft voor eenenorme ontsluiting van kennis gezorgd. Kennis is niet langer eengelokaliseerd fenomeen, maar laat zich op mondiale schaal zoeken envinden. Dat leidt vervolgens natuurlijk tot de vraag hoe mensendaar op een of andere manier hun voordeel mee kunnen doen: iedereenwil de technologie toepassen, van scholen tot universiteiten enbedrijven.

"Er is ook nog veel wat we niet bereikt hebben. Het modellerenen programmeren van beweging bijvoorbeeld, of het creëren vanvirtual reality, dus namaakwerelden. En dan niet die virtuelewerelden die je in films als Starwars ziet of andere digitalekunst, maar bijvoorbeeld mogelijkheden om virtueelwetenschappelijke experimenten te doen of hele bedrijven tesimuleren. Onze software tools zijn al wel mooi, maar nog lang nietgoed en slim genoeg. Soms heb je wel een idee hoe het zou moeten,maar dan loop je tegen enorme praktische problemen op, die te makenhebben met de complexiteit van de vraagstukken. De oplossingen zijnvaak te omvangrijk om in een programma te vatten, of vergen te veelrekentijd om er reëel op te wachten. Informatici stoppen heelveel tijd in het ontdekken van manieren om in die complexiteit eenweg te vinden, om iets haalbaar te maken.

"Ik denk niet zo in Jules Verne-achtige beelden. Debelangrijkste ontwikkeling voor de nabije toekomst zal deverdergaande digitalisering zijn, op alle gebieden.Informatiesystemen zullen in alle sectoren een veel grotere endirectere rol gaan spelen in de sturing van activiteiten. Dealomtegenwoordigheid van chips in allerlei apparaten zal grotemogelijkheden geven om deze intelligent te maken, dus stuurbaar,automatisch en robotachtig. Zo zullen gsm's zich gaan ontwikkelentot intelligente zakcomputers die met allerlei andere functiesgeïntegreerd gaan worden.

De informatica zal zich blijven richten op het op een handzameen intelligente manier werken met informatie. Ze zal verderpenetreren in gebieden waar we nu nog tegen problemen oplopen. Dieproblemen kunnen van technische aard zijn, zoals die complexiteit,of van maatschappelijke aard: hoe snel wordt een nieuwe technologiegeaccepteerd?

"Ik heb al in 1980 in een werkgroep gezeten die zich bezig hieldmet de vraag in hoeverre we ons moeten laten sturen door systemen.Dat is een bekende zorg van veel mensen. Technologische systemenzullen altijd afhankelijk zijn van de bereidheid van de mens om zete gebruiken. Mensen willen vrijheid houden in hun handelen en inhet omgaan met computersystemen. Ze willen zich niet geprogrammeerdvoelen door een apparaat. Maar technische en maatschappelijkeontwikkelingen duwen elkaar voort. Je ziet op een gegeven momentvanzelf wat de acceptatieis van een nieuwe technologie. De aanschafvan mobiele telefoons wijst op een brede acceptatie. En op eengegeven moment is de verbreiding van gsm's zo groot dat niemand ermeer aan ontkomt. Dan worden allerlei andere toepassingen er opafgestemd, zodat je wel moet. Je ziet dat nu al: want hoeveelopenbare telefooncellen zullen er over vijf jaar nog staan inNederland ?'

Kees Volkers