Jonge vechtsport is smeltkroes van stijlen: Eigenlijk leer je hier gewoon extreem goed vechten."
Jonge vechtsport is smeltkroes van stijlen: Eigenlijk leer jehier gewoon extreem goed vechten."
Er ontstaat even verwarring bij het afscheid van Kung Fu Toaleraar Bas Hulshof. De uitgestrekte hand wordt bijna gemist.Kwestie van gewenning: de groet die hoort bij de vechtsport is niethand op hand, maar wederzijds hand op onderarm, ter hoogte van deelleboog. Dat is minder afstandelijk dan een hand geven, legtHulshof uit. De groet past binnen de filosofie achter devechtsport: je laat de ander toe binnen je persoonlijke ruimte,hetgeen getuigt van respect. Daarnaast zijn discipline en hetverleggen van grenzen belangrijke mentale aspecten van de sport,vertelt Hulshof. Dat klinkt een beetje zweverig, beaamt hij. Ik legzelf de nadruk ook meer op het praktische. Kijk, sommige mensenhebben een heel verhaal over een val breken, dat je dan meegaat inde energie van de aarde en zo. Mijn idee is meer: als je weet hoeje moet vallen, dan breek je je botten niet."
Officier
De 'zweverige' kant van Kung Fu Toa heeft te maken met deachtergrond van de vechtsport. Het is een mengvorm van Shaolin KungFu al eeuwenlang beoefend door Chinese monniken en Taekwondo. Deredelijk jonge - sport is ontwikkeld door een officier in hetIraanse leger. Hij gebruikte de technieken en ideen van Shaolin,maar maakte ze meer bruikbaar voor het gevecht, wat op dat momentin Iran ook goed van pas kwam. Je zou kunnen zeggen dat depraktische bruikbaarheid al uitgebreid is getest, aldus Hulshof.Via een Iraanse vluchteling, die les had gehad van deze officier,kwam de sport ruim tien jaar geleden naar Nederland. Dat er nu inUtrecht ook lessen in worden gegeven, was eigenlijk toeval. Ik werdeen jaar geleden uitgenodigd om demonstratielessen te geven tijdensde introductiedagen, en zo zijn er steeds meer Utrechtse studentenbij de lessen gekomen
Charlotte Dirkx, 6e jaars studente Sociale Geografie, kwameigenlijk bij toeval bij Hulshof terecht. Na enkele jaren aerobicste hebben beoefend, wilde ze een sport gaan doen waar meer technieken spierbeheersing voor nodig was. Een vechtsport leek haar welwat, en via via hoorde ze over Kung Fu Toa. Het ging me in eersteinstantie niet om het vechten. Ik kan inmiddels een beetje een klapuitdelen, maar in het begin kon ik dat gewoon niet, ik was veel tebang om iemand pijn te doen. Nu vind ik het vechten eigenlijk hetleukst. Je merkt dat je snel vooruit gaat, en je krijgt meerzelfvertrouwen. Je weet natuurlijk nooit hoe je zou reageren als erop straat iets gebeurt, maar ik denk dat ik minder bang zou zijn."Volgens Hulshof is Kung Fu Toa heel geschikt voor meiden envrouwen. Het gaat uit van shock. Dat houdt in dat je geen krachtgebruikt, maar dat je al je energie omzet in een korte tik."
Jazzballet
Tijdens de les in een gymzaaltje tegenover het IBB trappen enslaan de leerlingen venijnig om zich heen. De technieken die zedaarbij gebruiken, zijn afkomstig uit de <I>kata's<I>.Dat zijn schijngevechten, waarbij volgens een vaste patroontrappen, stoten en afwerende bewegingen worden gemaakt. Voor eenbuitenstaander doet het enigszins denken aan modern jazzballet,waarbij de ballerinas zo nu en dan over de grond rollen en van tijdtot tijd wilde kreten slaken. Overigens doet niet iedereenhetzelfde. Dat komt, vertelt Hulshof, omdat de leerlingen vanverschillend niveau zijn. Op de zwarte pakken zitten streepjes, dieaangeven hoe ver iemand is. Voor je eerste streepje moet je eenkata leren waarin 580 technieken zitten. En dat verdubbelt bijieder streepje, vertelt Hulshof. In totaal zijn er zonachttienduizend technieken te leren. In vergelijking: voor karateis het totaal aantal technieken rond de drieduizend.
Dat maakt de sport volgens Hulshof dan ook aantrekkelijk voorkenners van vechtsporten. Het verenigt elementen uit alle anderevechtsporten, zoals judo, karate en kempo. Ik heb hierverschillende leerlingen die behoorlijk ver waren in bijvoorbeeldjudo, maar die zijn overgestapt, omdat dit completer is, aldus deleraar. Eigenlijk leer je hier gewoon extreem goed vechten. Daaromkijk ik ook eerst altijd een beetje wat voor vlees ik in de kuipheb bij nieuwe leerlingen. Het is niet de bedoeling dat je hetbuiten de zaal gaat gebruiken, dat je er gelijk opslaat als iemandje biertje omstoot. Als het goed is, heb je het door de lessen nietmeer nodig om te vechten. Je voelt je zo zelfverzekerd dat dat nietmeer hoeft. Behalve natuurlijk als je ziet dat iemand anders innood is. Maar je doet het uiteindelijk voor of misschien wel tegenjezelf."
In het Kung Fu Toa wordt die houding spiritueler verwoord in despreuk: 'vind je jezelf, dan vind je je god'. Dat die spreuk voorde nodige verwarring kan zorgen, blijkt uit de levensloop van deIraanse grondlegger van de sport. De officier, overtuigd van zijngoddelijkheid, begon een eigen godsdienst. Om daar niet verder meegeassocieerd te worden, bestaan er nu plannen om de naam van desport te wijzigen. Kung Fu Simorgh, heet de sport waarschijnlijkover een paar jaar. Simorgh is Iraans voor dertig vogels. Hetvermoeden dat ook daar weer een diepere filosofische reden voor is,blijkt dit keer ongegrond. Hulshof: Het komt uit een Iraansgedicht, volgens mij vond mijn leraar dat gewoon mooi.
Mensen die belangstelling hebben voor eenproefles Kung Fu Toa kunnen contact opnemen met: Bas Hulshof06-28766052 of Charlotte Dirkx 06-12155527
Hanneke Slotboom