Keuring van opleidingen op de schop

Dat schrijft minister Plasterk in een brief aan de Tweede Kamer over de aanpassingen van het toezicht op het hoger onderwijs, het zogenoemde ‘accreditatiestelsel’. De eerste accreditatieronde bracht te veel bureaucratie met zich mee, oordeelt de minister. “Forse aanpassingen” van het systeem zijn volgens hem noodzakelijk voordat de tweede ronde in 2010 van start gaat.

Universiteiten en hogescholen mogen in de tweede ronde een ‘instellingsaudit’ aanvragen, waarin ze aantonen dat ze de randvoorwaarden op orde hebben. Daaronder vallen bijvoorbeeld de gebouwen, de kwaliteitszorg, het personeelsbeleid en de betrokkenheid van studenten. Na een succesvolle audit van de hele instelling hoeven de afzonderlijke opleidingen niet langer de deugdelijkheid van deze randvoorwaarden te bewijzen. Dat scheelt onnodige rompslomp, als een visitatiecommissie het onderwijs tegen het licht houdt.

In zo’n regime van ‘verdiend vertrouwen’ zal een visiterende en beoordelende instantie (VBI) zeggen of een opleiding goed genoeg is. De NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie) toetst het rapport van de VBI vervolgens op “een klein aantal kernfacetten die het hart van de onderwijskwaliteit raken” en geeft daarna wel of geen goedkeuring.

Plasterk wil hier op korte termijn mee experimenteren, zodat hij het nieuwe stelsel nader kan uitwerken. Hij wil vooral de onafhankelijkheid van de visiterende panels waarborgen en kijken hoe ze daar in het buitenland voor zorgen.

Volgens Plasterk is er “algemene instemming met dit voorstel”. Belangenbehartigers LSVb en ISO hebben meegedacht, evenals de HBO-raad, universiteitenvereniging VSNU en werkgeversorganisaties MKB-Nederland en VNO-NCW. Ook de Inspectie van het onderwijs en de koepelvereniging voor aangewezen onderwijs PAEPON zijn aangeschoven.

HOP