'Laat rechters serieus stilstaan bij culturele context'

Kamil Karakaya in scriptie over eerwraak

In het jaar 2001 schoot een zwakbegaafde 19-jarige jongen van Turkse afkomst in Zaandam zijn tante dood. In een verklaring voor de rechtbank gaf hij als reden dat zij in de prostitutie zat en daarmee de eer van de familie had bevlekt. De - vermoedelijk in een familieberaad beraamde - moord in haar eigen huis was de enige manier om de eer te redden. Hoewel de rechter de jeugdige leeftijd van de verdachte en diens verminderde toerekeningsvatbaarheid als verzachtende omstandigheden liet gelden, gold dat niet voor de cultuur waaruit hij voortkwam. In tegendeel. Hij gaf de jongen negen jaar 'als signaal dat namuskwesties in geen enkel geval in Nederland met moord en doodslag dienen te worden opgelost', zoals hij het in zijn vonnis verwoordde.

De moord in Zaandam is één van de tien eerwraakzaken die Kamil Karakaya in zijn scriptie aan een analyse heeft onderworpen. Op de vraag of dit nu een goed voorbeeld is van een rechter die een extra zware straf heeft uitgedeeld omdat eerwraak het motief was, kijkt de oud-student, tegenwoordig strafpleiter in Ede, nadenkend voor zich uit. "Het probleem is nu juist dat dat niet duidelijk is, omdat de rechter zich er in zijn vonnis niet expliciet over heeft uitgelaten. En dat zie je ook in veel andere eerwraakzaken. Daardoor weet niemand op wat voor manier rechters de culturele context in hun oordeel mee laten wegen, maar de indruk bestaat dat alleen al het ter sprake brengen van de cultuur van de verdachte door de verdediging tot zwaardere straffen leidt.

"Dat was trouwens ook één van de belangrijkste conclusies uit het onderzoek over culturele strafzaken, waarop Mirjam Siesling vorige maand is gepromoveerd. Zij constateerde dat advocaten daardoor steeds vaker de neiging hebben om de culturele context van een misdrijf te verdoezelen uit angst voor een zware straf, ook al zou dat tegen het belang van de verdachte in kunnen gaan. Dat is in feite ook de aanleiding voor mijn onderzoek geweest, want die terughoudendheid hoort niet thuis in de rechtszaal. Alle door de verdediging relevant geachte factoren moeten daar zonder angst voor repercussies naar voren gebracht kunnen worden."

Karakaya stelt met nadruk dat plegers van een moord uit eerwraak behandeld moeten worden als elke andere verdachte van moord. "Ik pleit er absoluut niet voor om eerwraakplegers met een beroep op hun culturele achtergrond extreem mild te behandelen. Moord is moord en daar staat een zware straf op. Maar net zoals andere factoren als verzachtende omstandigheid kunnen worden aangevoerd, kan dat ook gelden voor de culturele achtergrond van de verdachte. Waar ik voor pleit is dat rechters er serieus bij stilstaan. Als iemand in de rechtszaal zegt 'Mijn eer is belangrijker dan mijn leven', dan moet je dat als rechter toch proberen te begrijpen en er in je vonnis iets mee doen? Overigens is er vorig jaar een regel in werking getreden die rechters verplicht om in hun vonnis expliciet te laten zien wat zij gedaan hebben met de culturele aspecten, waarop de verdediging heeft gewezen. Dat is een goede ontwikkeling."

De fascinatie van Kamil Karakaya met het onderwerp 'eerwraak' dateert uit 1999, toen de 17-jarige Ali op zijn school in Veghel vier leerlingen en een docente neerschoot en ernstig verwondde. Eén van de leerlingen was de twee jaar oudere Hasan, die volgens Ali zijn 15-jarige zuster zou hebben onteerd. "Ik zat nog op school en wist niet wat ik las", herinnert Karakaya zich. "Ik ben zelf van Turkse afkomst, maar ik had nooit over eerwraak gehoord, want in mijn omgeving is het totaal geen thema. Ik vond het zo apart dat ik me er in ben gaan verdiepen. Eén van de dingen die ik ontdekte was dat het om een zeer wijdverbreid en al eeuwenoud verschijnsel gaat, dat niets met de islam te maken heeft. Het komt voor in heel veel culturen, vooral in traditionele, hiërarchisch georganiseerde samenlevingen, waar vrouwen een ondergeschikte positie hebben en waar de eer van de familie en van de gemeenschap boven alles gaat."

Dat vooral vrouwen het slachtoffer van eerwraak worden, is een wijdverbreid misverstand, aldus Karakaya. In de tien zaken, die ik heb onderzocht waren mannen weliswaar - op één uitzondering na - de dader, maar in vijf van de tien gevallen ook het slachtoffer. Ook bij veel vrouwen leeft het gevoel van eer zo sterk dat zij daarvoor hun leven willen opofferen. Tijdens mijn onderzoek hoorde ik van een zaak in de Turkse stad Samsun, waar een vrouw haar man thuis had betrapt met een minnares. Zij schoot hem dood met negen kogels en sloeg haar rivale bij gebrek aan meer kogels het ziekenhuis in. Op het politiebureau was zij doodkalm en sprak maar twee woorden: 'Namusumu temizledim', 'Ik heb mijn eer gezuiverd.' Niet meer dan twee woorden na zo'n daad! Dat bewijst hoe sterk het gevoel voor eer in sommige kringen leeft."

Op de vraag of strenge straffen voor eerwraak naar zijn mening het verwachte preventieve effect zullen hebben, schudt Karakaya zijn hoofd. "Ik ben juist bang voor een averechts effect. Eerwraakplegers laten zich echt niet door een zware straf van hun daad afhouden. Hoogstens zul je zien dat de moorden niet meer zo openlijk gepleegd worden en verhuld zullen gaan worden als zelfmoord of een ongeluk. Daar komt bij dat ik vrees dat met het opleggen van onevenredig zware straffen als waarschuwend signaal naar bepaalde bevolkingsgroepen, wel eens tekort zou kunnen worden gedaan aan de omstandigheden van het geval. Als de cultuur van de dader een prominente rol heeft gespeeld, maar de rechter houdt daar geen rekening mee, dan zal die dader zich niet begrepen en niet serieus genomen voelen. Dit kan op den duur het vertrouwen in de Nederlandse strafrechtspleging en daarmee in onze rechtstaat ondermijnen. Als de legitimiteit van het overheidsgezag door bepaalde bevolkingsgroepen niet meer wordt erkend, dan hebben we pas echt een probleem."

Een streng vonnis is dus niet de oplossing, maar er zijn wel degelijk manieren om eerwraak te voorkomen, zegt Karakaya. "Ik denk dat met name de politie en hulpverleners daarbij een grote rol kunnen spelen. In verreweg de meeste gevallen gaat het om situaties die geleidelijk steeds meer uit de hand beginnen te lopen en waarvan de signalen al lang van te voren zichtbaar waren. Als hulpverleners verstandig met die signalen omgaan, kan heel wat onheil worden voorkomen. Maar dan moet het natuurlijk niet gebeuren dat de politie een meisje dat van huis is weggelopen omdat ze niet uitgehuwelijkt wil worden, terug naar huis brengt voor een ernstig gesprek met haar ouders. Alleen al het feit dat dat meisje naar de politie is gelopen, wordt door de familie gezien als een ernstige schending van hun eer. Als hulpverleners dit soort elementaire zaken zouden begrijpen en dienovereenkomstig zouden handelen, dan zou er al heel wat gewonnen zijn."

Scriptie uit de la

De scriptie van Kamil Karakaya, waarvoor hij ruim een jaar geleden een 9 kreeg, werd dit najaar door de Wetenschapswinkel Rechten uit 45 inzendingen gekozen tot winnende scriptie van het project 'Scriptie uit de la'. Dat is een nieuw initiatief van de ook verder zeer actieve winkel om goede afstudeerscripties de eer te geven, die ze verdienen. Na eerdere symposia over onder meer juridische aspecten van de prostitutie, zag de Wetenswinkel Rechten ook in het thema eerwraak voldoende aanleiding voor een symposium dat op donderdag 14 december plaats vindt in de raadszaal van Achter Sint Pieter. Op dat symposium zal naast Kamil Karakaya ook Mirjam Siesling het woord voeren. Zij promoveerde eind november op een proefschrift over de vraag welke rol de culturele achtergrond van verdachten in het Nederlandse strafrecht speelt.

('Ik moest mijn namus, mijn eer redden! De verdediging in eerwraakzaken' van Kamil Karakaya is voor € 15.60 verkrijgbaar bij de Wetenschapswinkel Rechten, www.law.uu.nl/wwr/)