Liever een vierde collegelid
Voorzitter Jacques van Dijk van de Raad van Toezicht stapt na acht jaar op
Toen Jacques van Dijk het Ublad twee jaar na zijn aantreden te woord stond, kon hij maar met moeite zijn verbazing bedwingen over een bestuurscultuur, waarin iedereen een woordje meepraat. Zes jaar lijkt een mooie periode om daar als Raad van Toezicht wat aan te doen, maar het gesprek is nog nauwelijks begonnen of Van Dijk herhaalt bijna letterlijk wat hij indertijd ook al zei: "Vergeleken met hoe we dingen in het bedrijfsleven plegen aan te pakken, duren processen aan de universiteit wel heel erg lang. Dat komt omdat veel mensen er iets over menen te moeten zeggen, en als er iets gezegd is, vinden weer andere mensen dat zij daar commentaar op moeten hebben. In een bedrijf wordt in de voorbereiding van een proces al meteen bepaald wie aan het overleg deelneemt. En als er eenmaal een besluit is genomen, dan gaan we aan de slag. We hebben hier aan de universiteit natuurlijk een geweldige hoeveelheid knappe mensen rondlopen, die over van alles en nog wat een mening hebben, maar de vraag is of je die mensen dan ook overal over moet laten meepraten. Hoe lang heeft het niet geduurd voordat de bestuurlijke vernieuwing hier zijn beslag heeft gekregen, iets dat we in het bedrijfsleven gewoon een reorganisatie noemen? Ik wil het woord ongelofelijk niet gebruiken, maar bijzonder vind ik het wel."
Heeft u niet geprobeerd om die cultuur te veranderen?
"Dat is niet onze bevoegdheid. We hebben het er natuurlijk wel met het college van bestuur over gehad, maar als ik het wat badinerend zeg, dan is het de taak van de RvT om toe te zien, niet om in te grijpen. Natuurlijk hebben wij opvattingen en kunnen we suggesties doen, maar het college is hier de uitvoerende macht. Onze taak is: zorgen voor een goed bestuur en vervolgens met dat bestuur meedenken over de visie en de strategie van de universiteit."
Maar een goed bestuur is toch ook een slagvaardig bestuur dat processen niet eindeloos laat duren?
"Dat klopt en ik vind ook dat de bestuurlijke slagvaardigheid in Utrecht duidelijk is toegenomen. Maar een slagvaardig CvB kan het niet alleen. In een zo complexe organisatie als de UU kun je niet verwachten dat drie man op de vijfde verdieping van het Bestuursgebouw wel even alles regelen."
Waarom kan dat bij Sara Lee dan wel?
"Omdat in het bedrijfleven een andere cultuur heerst. Neem een faculteitsdecaan en een directeur van een divisie. Als leidinggevenden doen zij in grote lijnen hetzelfde werk, maar toch kun je ze niet met elkaar vergelijken. Als die directeur zegt: we gaan iets doen, dan gaan we dat ook doen, punt uit. Dat is op een universiteit ondenkbaar. Tot op zekere hoogte vind ik dat ook logisch, maar dat wil niet zeggen dat universiteitsbestuurders niets zouden kunnen leren van de manier van werken in bedrijven. Daarom ben ik er ook een groot voorstander van dat in universitaire Raden van Toezicht vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven zitting hebben."
Het is een publiek geheim dat de RvT, nadat zowel de aankoop van het Kromhoutterrein als de bouw van de Universiteitsbibliotheek duurder uitvielen dan was voorzien, heeft gehamerd op de noodzaak van een betere bedrijfsvoering. Daar is nog weinig van terecht gekomen.
"Dat ben ik niet met u eens. Met het project Probe heeft het college duidelijk stappen in de goede richting gezet. Maar ik moet toegeven dat het niet erg snel gaat en dat de financiële discipline in delen van de organisatie nog verbetering behoeft. Als we afspreken dat we gaan bezuinigen en het gebeurt in sommige faculteiten en diensten domweg niet, dan roepen we de problemen natuurlijk over onszelf af."
Maar hoe kan dat, als u daar al jaren op hamert? Doet het college van bestuur er te weinig aan of treedt de RvT onvoldoende op?
"Ik heb er geen behoefte aan om te gaan zwartepieten. Als ik constateer dat we er nog niet zijn, dan is dat een gezamenlijke verantwoordelijkheid van CvB en RvT. Daarmee constateer ik dus dat wij er ook als RvT niet in geslaagd zijn om het probleem van de tekort schietende financiële discipline al helemaal op te lossen. Maar we gaan vooruit. Neem de nieuwe universiteitsbibliotheek. Toen duidelijk werd dat de nieuwbouw veel duurder zou worden dan vooraf begroot, heeft de RvT zwaar aangehikt tegen de vraag of de bouw wel moest doorgaan. Ik kan u verzekeren dat dat een dubbeltje op zijn kant is geweest.
"Uiteindelijk hebben we gezegd: doorgaan. Ik vind dat nog steeds een verstandige beslissing, want in de huidige financiële situatie hadden we dat besluit niet genomen. Maar een universiteit als de UU kan toch niet zonder UB? Wie ook maar één keer in de oude bibliotheek aan de Wittevrouwenstraat heeft rondgelopen, moet toch met me eens zijn dat het ten hemel schreiend was hoe we daar met ons waardevolle boekenbezit omgingen.
"We hebben dus gezegd: doorgaan. Mar we hebben ook gezegd: dit kan zo niet meer. Dat heeft geleid tot de nieuwe organisatiestructuur van het Bureau, waarin het projectmanagement en de uitvoering uit elkaar zijn gehaald. Een duidelijke stap in de goede richting, die is gezet op expliciet verzoek van de RvT."
Om de bedrijfsvoering te verbeteren pleitte de Raad van Toezicht een aantal jaren geleden voor een versterking van het financieel-economische element in het college van bestuur. Het college heeft toen met de heer Bierens de Haan wel een financiële man in huis gehaald, maar hem niet in het college opgenomen. Heeft u dat verbaasd?
"De RvT heeft inderdaad de wens uitgesproken om een zogeheten Chief Financial Officer aan te stellen. In het bedrijfsleven is dat het lid van de Raad van Bestuur met als taak om elke beleidsbeslissing te voorzien van de financieel-economische consequenties, zodat duidelijk is wat een beslissing betekent voor het huishoudboekje. Het vorige CvB heeft ervoor gekozen om die nieuwe functionaris niet aan te stellen als volwaardig lid van het college, maar als gedelegeerd collegelid. Die keuze had niet mijn voorkeur, want iemand die geen deel uitmaakt van het college maar er hiërarchisch ook niet onder staat, dat is vlees noch vis. Het was een oplossing die wel erg veel van de organisatie vroeg en inmiddels is dan ook duidelijk dat die niet heeft gewerkt.
Het huidige college heeft nu gekozen voor een andere oplossing. Men heeft een nieuwe organisatie gecreëerd met vier directeuren, onder wie ook een financieel directeur, die hiërarchisch onder het college vallen. Dat is in ieder geval een structuur die helder is, maar als u het mij gevraagd zou hebben, zou ik de voorkeur hebben gegeven aan een financieel-economische expert ín het college, aan een vierde collegelid dus. Maar ach, er zijn meerdere wegen naar Rome. Ik heb volledig vrede met de aanpak die nu is gekozen."
Bent u al met al tevreden over de manier waarop de RvT de afgelopen acht jaar gefunctioneerd heeft?
"In het begin was het een beetje zoeken, maar geleidelijk hebben we een goede werkwijze gevonden, sterk parallel aan de rol van de Raad van Commissarissen in het bedrijfsleven. Een probleem was dat er in het begin sprake was van een zekere eenzijdigheid in de samenstelling van de Raad. We misten expertise op het terrein van het onderzoek. Ik ben dan ook heel bij met de aanstelling van de heer Sijbesma, die als lid van de raad van bestuur van DSM niet alleen het bedrijfsleven kent, maar ook goed thuis is in de wereld van het bèta-onderzoek."
U zei eerder dat de invoering van projectmanagement binnen het bureau van de universiteit mede op verzoek van de RvT is gebeurd. Wat heeft de Raad nog meer bereikt?
"Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag. Ik ben ervan overtuigd dat wij toegevoegde waarde hebben gehad, met name bij het definiëren van de missie en de strategie van de UU. En we hebben de drie huidige leden van het college van bestuur benoemd. Maar van veel andere zaken kun je niet echt zeggen dat zij door de Raad van Toezicht zijn gerealiseerd. Zo liggen de verhoudingen niet. De universiteit wordt bestuurd door het college van bestuur en als ik de afgelopen acht jaar overzie, vind ik dat dat op een voortreffelijke manier is gebeurd. Neem de overgang naar het bachelor-masterstelsel. Die is echt op uitstekende wijze opgepakt en uitgevoerd en dat heeft beslist geleid tot kwaliteitsverbetering in het onderwijs. En ook op onderzoeksgebied staan we er goed voor.
"Gezien de tekorten in veel faculteiten staan we nu wel voor de lastige vraag met welk onderzoek we moeten stoppen. Wij zullen in Utrecht scherpe keuzes moeten maken om onze goede onderzoeksreputatie overeind te houden. Ook dit proces heeft naar mijn mening erg veel tijd nodig, maar dit najaar zullen er echt knopen moeten worden doorgehakt. Als de voorstellen van de decanen niet ver genoeg gaan? Dan zal het college daar doorheen moeten breken en zelf keuzes maken, maar ik ben daar niet zo bang voor, want ook bij de decanen leeft het gevoel van urgentie in toenemende mate."
"Wat mij op dit punt trouwens verbaasd heeft, is het gebrek aan regie vanuit het ministerie. We zeggen als land wel dat we een kenniseconomie nastreven, maar in plaats van een nationaal onderzoeksbeleid te ontwikkelen, houdt de overheid zich bezig met allerlei detailregelgeving, die men gevoeglijk aan de universiteiten zelf kan overlaten. Onbegrijpelijk."
U heeft regelmatig met het college gediscussieerd. Maar van de inhoud van die discussies is in de verslagen van uw vergaderingen nooit iets terug te vinden. Zou wat meer openheid niet beter zijn voor de betrokkenheid van studenten en medewerkers bij het bestuur?
"Ik begrijp uw wens, maar de door u gevraagde openheid zou niet stroken met de rol van de Raad van Toezicht. Het is onze taak om het college te helpen deze grote universiteit zo goed mogelijk te besturen, onder meer door het stellen van kritische vragen. Het spijt me voor u, maar om die taak goed uit te kunnen voeren is vertrouwelijkheid echt onmisbaar."
Rien Meijerink, de nieuwe: 'Ik vind Utrecht kwalitatief de top'
Of hij tegen een andere universiteit ook 'ja' had gezegd? Dat weet Rien Meijerink zo net nog niet. Maar over het aanbod uit Utrecht om Jacques van Dijk op te volgen als voorzitter van de Raad van Toezicht, hoefde hij geen moment na te denken.
"Ik ben al een tijdje geleden gepolst en ik was meteen enthousiast. In Utrecht wordt op een breed vlak uitstekend werk gedaan en bovendien blijkt uit het Strategisch Plan ambitie. Kwalitatief vind ik Utrecht in ons land echt de top en dat is geen mening van vandaag of gisteren. Dat vind ik al lang."
Van 1995 tot 2000 was Meijerink voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Universiteiten (VSNU), de afgelopen viif jaar voorzitter van de Raad van Bestuur van Erasmus Medisch Centrum. Maar als bestuurder in hart en nieren vindt hij het geen probleem dat hij in Utrecht niet aan het stuur zal zitten.
"Ik ben het met Jacques van Dijk eens dat een voorzitter van de Raad van Toezicht zich terughoudend moet opstellen, maar ik denk wel dat het nu tijd is om iets meer inhoudelijk over de koers van de UU mee te praten. Ik ga me uiteraard niet opdringen, maar ik zie het wel als de rol van de Raad van Toezicht om het college actief te adviseren op alle terreinen, dus ook op die van de onderwijs- en onderzoekstrategie. Ik mik op een relatie die meer is dan op de achtergrond alles goed vinden."
Misschien kan Meijerink al op korte termijn aan de slag, want hij zegt zeer gecharmeerd te zijn van de ideeën over de universitaire organisatie, die collegelid Wim Kardux vorige week in het Ublad ontvouwde. "Ik ben het niet met hem eens dat de universiteit in de maatschappij zo weinig waardering zou genieten. Dat zou ik zelf nooit verzonnen hebben, maar de kern van zijn betoog was mij uit het hart gegrepen. Ik ben het volstrekt eens met zijn pleidooi voor meer differentiatie. Ik denk dat het heel goed is als universitaire onderdelen de mogelijkheid krijgen om zich als aparte eenheden binnen de UU te positioneren en te profileren."
Als voorzitter van de VSNU heeft Meijerink indertijd een lans gebroken voor meer zeggenschap van studenten over hun opleiding via een studenten-CAO. Op de vraag of studenten hem nu dus met hun problemen kunnen bellen, reageert hij met een brede lach. "Nou nee, dat is niet echt de bedoeling, daar is het college van bestuur voor. Maar ik hoop de komende tijd wel met studentenorganisaties in gesprek te komen. Ik draag mijn verleden als VSNU-voorzitter nog steeds met me mee. In onze vergaderingen zal dus zeker regelmatig over het onderwijs en de positie van studenten worden gesproken."