Niet alle hoogleraren maken bijbaantjes openbaar
Minister Plasterk gaf de universiteiten tot 1 januari de tijd om verslag uit te brengen van hun vorderingen met zo’n openbaar register. Wat blijkt uit een rondgang drie weken later? De veertien universiteiten zijn er allemaal mee in de weer, maar slechts bij een enkele instelling is alle informatie te vinden.
Op de websites van verschillende universiteiten is in de profielen van hoogleraren een sectie ‘nevenactiviteiten’ opgenomen. Het Leidse overzicht is volgens een woordvoerder volledig: “als er geen andere werkzaamheden zijn ingevuld, dan zijn die er niet”. Ook in Utrecht is een kopje ‘overige werkzaamheden’ aan de profielen toegevoegd, al heeft lang niet iedere Utrechtse hoogleraar daadwerkelijk een profiel. Hetzelfde geldt voor Nijmegen.
In Maastricht is er niet eens een overzicht van profielen, laat staan van nevenactiviteiten. Dat komt er wel, zegt een woordvoerder, op z’n vroegst in februari. Ook in Groningen is het wachten op informatie over de bijbaantjes van professoren, al maakte de RUG wel de financieringsbronnen van de bijzondere leerstoelen openbaar, net als Wageningen en de Open Universiteit. De technische universiteiten laten het afweten. Hier en daar is wel wat informatie beschikbaar, overzichtelijk of volledig is het niet.
Eind 2007 ijverde Plasterk al voor een landelijk register met nevenactiviteiten van hoogleraren. Toen dat plan op weerstand stuitte, zei hij dat zo’n register niet openbaar hoefde te zijn. Naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant kwam hij daarop terug. Het artikel verhaalde onder meer over een Wageningse hoogleraar zuivelkunde, die tevens een van de directeuren van Campina bleek te zijn.
HOP
Voor nevenactiviteiten van UU-hoogleraren, zie:
www.uu.nl/NL/ONDERZOEK/HETUTRECHTSEONDERZOEK/HOOGLERAREN/Pages/default.aspx