Onderzoek naar 'bedreigingen' kleermakersgilden 1500-1800

'Op 2 juli 1796 sprak Frederik Kliefoot, deken van hetAmsterdamse kleermakersgilde, voor een gehoor van gildenbestuurdersen sympathisanten een Verhandeling over de instandhouding dergilden uit.' Het was ter bevordering der bloei en welvaart dermaatschappij dat eertijds de gilden waren opgericht, zei Kliefoot.Maar met name de joden en het platteland vormden een steedsernstiger bedreiging voor hun voortbestaan. Met deze kortesfeerschildering uit de wereld van kleding en textiel begint BibiPanhuysen haar proefschrift Maatwerk, kleermakers, naaisters,oudkleerkopers en de gilden (1500-1800).

Achtergrond
Uitgave: Uitgave 35
Jaargang: Jaargang 31
on 08/06/2000

Centraal in het onderzoek van Panhuysen staat de vraag hoe degilden zich konden handhaven in een sector waar in beginseliedereen die beschikte over naald en draad zich kleermaker mochtnoemen. De krampachtige manier waarop zij hun positie verdedigdenleidde volgens de onderzoekster die deze week op haar werkpromoveert, soms tot soms scherpe tegenstellingen tussen degevestigde orde (mannen, christenen) en buitenstaanders (vrouwen,joden). Panhuysen heeft voor haar boeiende beschrijving van dekleermakerij en haar gilden uitvoerig onderzoek gedaan in dearchieven van Amsterdam, Haarlem, Den Bosch en Zutphen.