Ook protestantse kerk heeft bisschoppen nodig
De protestantse kerken in Nederland missen leiders met een herkenbaar gezicht. Om in die behoefte te voorzien pleit emeritus-predikant Hans Kronenburg voor het invoeren van het bisschopsambt. Geen gezagsdrager naar rooms-katholiek voorbeeld, stelt hij in zijn proefschrift 'Episcopus Oecumenicus', maar een door de gemeente gekozen 'primus inter pares'.
De mogelijke invoering van het bisschopsambt wordt al langere tijd in protestantse kringen bediscussieerd, maar voor Hans Kronenburg werd de kwestie in 1989 accuut. "Ik kwam in een soort midlife crisis terecht en merkte toen dat de hervormde kerk eigenlijk niet beschikt over personen die aanspreekbaar zijn en die ook besluiten kunnen nemen. Uiteraard kon ik met mijn problemen bij collega's terecht, maar op dat moment had ik vooral behoefte aan iemand die ook iets voor me kon doen. Misschien was het beter als ik overgeplaatst zou worden, maar als je zoiets in de hervormde kerk aan de orde wilt stellen, kom je meteen bij een nogal onpersoonlijke commissie terecht. Dat is niet ideaal."
Een bisschop zou uitkomst kunnen brengen, dacht Kronenburg, maar in plaats van het bij die gedachte te laten, koos hij voor een wetenschappelijke studie naar de manier waarop dat ideaal verwezenlijkt kan worden. In zijn proefschrift noemt Kronenburg verschillende redenen voor protestanten om te overwegen ook in hun kerk bisschoppen te introduceren. "Maar", haast hij zich te zeggen, "ik bedoel daarmee per se niet de hiƫrarchische, sterk middeleeuws gekleurde rooms-katholieke functionaris. Ik wil een democratisch gekozen bisschop die verantwoording verschuldigd is aan zijn gemeente. Intern moet zo iemand optreden als bruggenbouwer, terwijl hij of zij naar buiten toe de kerk meer 'gezicht' kan geven. In de kerk van Zuid-India functioneren bisschoppen op die manier. Door dat voorbeeld heb ik mij vooral laten inspireren."
In zijn boek wijst Kronenburg op het feit dat de kerk bijna vanaf haar ontstaan bisschoppen heeft gekend. In grote delen van de christelijke wereld zijn zij nog steeds actief, niet alleen in de rooms-katholieke, maar ook in de Oosters orthodoxe, anglicaanse, oud-katholieke en lutherse kerk. Dat de reformatie het ambt in de zestiende eeuw in de ban deed, had geen andere reden dan dat het 'paaps' was en daarmee verwerpelijk. Inhoudelijk lijkt er dan ook weinig te kunnen worden ingebracht tegen de komst van protestantse bisschoppen, die zich wat Kronenburg betreft zouden moeten manifesteren zoals de Zuid-Afrikaanse bisschop Tutu.
De Nederlandse protestantse kerk vormt al sinds jaar en dag een smeltkroes waarin progressieve en behoudend-dogmatische geloofsgemeenschappen niet altijd even soepel samen optrekken. Kronenburg erkent dat het niet gemakkelijk zal zijn om bisschoppen (hij denkt in Nederland aan een tiental) te vinden die voor alle groeperingen binnen de kerk acceptabel zijn. "Maar ik ben ervan overtuigd dat er voldoende geschikte kandidaten te vinden zijn. Of ik het nog meemaak dat de eerste protestantse bisschop wordt benoemd? Ach, wie zal het zeggen. Maar dat vind ik ook niet zo belangrijk. In de oecumenische kerk groeit de concensus dat een bisschop onmisbaar is. Vroeg of laat zal het er zeker van komen en er ligt nu in ieder geval een boek, waarin het idee grondig is uitgewerkt."