Oude kaarten en nieuwe avonturen

Het vrijwilligersproject van de Utrechtse Stichting Explokart kreeg dit jaar een subsidie van 540.000 euro. Onder leiding van ’s werelds enige hoogleraar Historische Cartografie Günter Schilder, doen in totaal zo’n 35 vrijwilligers onderzoek naar historische cartografische documenten. Voor een fles wijn per jaar beleven zij wekelijks een nieuw avontuur. "De geschiedenis komt voor je ogen tot leven."
Hanneke Slotboom

Na zo'n lofrede rijst natuurlijk de vraag: wie zijn deze fanatiekelingen? Paula van Gestel, vrijwilligster van het eerste uur en inmiddels ook betrokken bij de coördinatie van de projecten, vertelt dat het overgrote deel van haar collega's "40-plusser" is, en dat de meesten zijn gestopt met werken. Zij vonden elkaar als toehoorder bij de colleges van Schilder. De hoogleraar stelde vrij snel nadat hij 27 jaar geleden in Utrecht colleges begon te geven, deze open voor andere geïnteresseerden. "Ik sta daar toch, en dan kan je maar beter dertig luisteraars hebben dan tien, vind ik. Die toehoorders waren hobbyisten, die via mond-tot-mondreclame bij mij terechtkwamen. Op het laatst kwamen ze zelfs uit Antwerpen en Brussel."

Van Gestel hoorde bij een groep enthousiastelingen die de colleges zo'n tien jaar geleden ging volgen. De belangstelling voor cartografie werd bij haar geboren via haar postzegelverzameling. Toen ze zegels ging verzamelen met afbeeldingen van kaarten daarop, wilde ze meer over het onderwerp te weten komen. "We vonden het jammer dat het na de colleges afgelopen zou zijn. Toen zijn we gaan zeuren: of er niet nog meer voor ons te doen was. Zo ontstond het idee om als vrijwilligers onderzoek te doen."

Onderzoeker Peter van der Krogt, één van de vaste stafleden van Schilder, organiseerde samen met een collega een serie van zeven werkcolleges, waarin de basis van het cartografisch onderzoek uit de doeken werd gedaan. Samen met Schilder begeleiden de twee wetenschappers de inmiddels achttien projectgroepen. "Op zich is het fantastisch dat de vrijwilligers het onderzoek hebben opgepakt, want zo kunnen we heel veel projecten waar wij als vaste staf geen tijd voor hebben, toch uitvoeren", aldus Van der Krogt. Maar het werken met vrijwilligers blijkt niet alleen maar voordelen te hebben. "We hebben ons een beetje verkeken op de hoeveelheid tijd die het kost om de vrijwilligers te begeleiden. Zo nu en dan hebben we het zo druk met de projecten, dat ons eigen onderzoek er bijna bij inschiet. Daarom worden de achttien projecten even niet uitgebreid."

Maar ook voor de vrijwilligers blijkt het verrichten van het onderzoek niet alleen maar feest. "Je merkt toch wel dat wij op dit gebied niet academisch zijn opgeleid. We hebben wel die werkcolleges gevolgd, maar dat waren toch maar zeven bijeenkomsten", aldus Van Gestel. "Het komt voor dat je een half jaar bezig bent geweest om een serie kaarten te beschrijven, en dan van je begeleider te horen krijgt dat je iets over het hoofd hebt gezien, of dat je de verkeerde invalshoek hebt gekozen. Kan je weer terug en opnieuw beginnen". En hoewel de meeste vrijwilligers al jaren samenwerken, levert ook dat wel eens spanningen op. "Het voordeel is dat de meeste vrijwilligers al een carrière achter de rug hebben, en dus al wel weten hoe het is om samen te werken. Maar natuurlijk zijn er ook wel eens verschillen van mening. Zo is één van de vrijwilligers er mee opgehouden, omdat hij vond dat de overige leden van de groep niet snel genoeg gingen. Dat soort verschillen levert wel eens frustraties op."

Het is echter uitzonderlijk dat vrijwilligers het voor gezien houden. "In totaal zijn er zo'n vijf mensen gestopt, de meesten vanwege gezondheidsproblemen. Natuurlijk is het niet altijd alleen maar fantastisch, maar over het algemeen is het zo leuk en boeiend, dat iedereen nog steeds enthousiast bezig is", aldus Van Gestel.

Dat enthousiasme blijkt in schril contrast te staan met de geringe interesse die reguliere studenten voor Historische Cartografie aan de dag leggen. Van de Krogt vertelt dat gemiddeld zo'n zeven studenten het bijvak volgen. "En die zijn meestal meer geïnteresseerd in het aantal bladzijden dat ze moeten lezen en het aantal studiepunten dat ze krijgen dan in het onderwerp", bromt Schilder.

Opschieten in het karrenspoor

Hans Kok steekt zijn vinger uit en wijst iets aan op de kaart. "Hier staat dat op deze plek De Stad Woerden is vergaan in 1639. Dat is nou zo mooi aan historische cartografie: de geschiedenis komt via die oude kaarten voor je ogen tot leven", aldus Kok die al zo'n vier jaar vrijwillig met zijn neus in de oude zeekaarten zit.

De vrijwilliger heeft zich al die jaren bezig gehouden met het inventariseren en catalogiseren van de ongeveer 350 kaarten die de Verenigde Oostindische Compagnie in de loop van haar bestaan heeft uitgebracht. Het voorliggende perkamenten exemplaar, met een afbeelding van een deel van voormalig Nederlands-Indië, ziet er nog netjes uit. "Dat komt waarschijnlijk omdat hij niet daadwerkelijk tijdens een reis is gebruikt. Op de VOC-schepen waren meestal vier identieke kaarten aanwezig, en deze is waarschijnlijk tijdens de reis niet uit zijn blikken rol geweest".

Kok blijkt een speciale betrokkenheid te hebben met het onderwerp. "Ik ben zelf piloot geweest, en heb leren navigeren op de ouderwetse manier: met een kaart en een sextant. Tegenwoordig gaat het allemaal via computers en satellieten, maar daarvoor waren de navigatiemethoden eeuwenlang nagenoeg hetzelfde. Het verbaast mij steeds weer hoeveel overeenkomsten er zijn tussen die oude kaarten en de kaarten waarmee ik leerde navigeren." Volgens Kok kijkt hij door zijn achtergrond vaak op een andere manier naar de kaarten dan een 'beroepswetenschapper'. "Ik bekijk zo'n kaart in eerste instantie vanuit het oogpunt van de gebruiker. Wat was het praktische nut van bepaalde details, in hoeverre kon een zeeman iets met zijn kaart?” Als voorbeeld wijst Kok op een VOC-kaart een zogenoemd karrenspoor aan: een geul waarin de schipper terecht moest zien te komen om de reis te bespoedigen. "Uit ervaring wisten ze op een gegeven moment dat de wind vaak uit een bepaalde hoek kwam. Als je dan op het karrenspoor zat, kon je goed opschieten". Maar de kaart blijkt voor een goede verstaander vol andere aanwijzingen te staan. "De kaarten werden natuurlijk vanuit zee getekend, en elke uitstekende rots of bijzondere plaats kreeg een naam. Daar was veel uit af te leiden, zo kon je bij 'Verse Rivier' waarschijnlijk goed water halen en was 'Varkens Hoek' mogelijk een plek om zwijnen te vangen. Maar ook probeerden ze de oriëntatie te vergemakkelijken door opmerkingen over de bodem te noteren, zoals 'Grofzant' of 'Coraalgront'. En af en toe kom je ook gewoon grappige dingen tegen. Hier staat bijvoorbeeld 'Brabants Hoedje', dat zal dan wel een rots of zo zijn geweest, die de vorm had van een bepaald hoofddeksel."

Het project van Hans Kok dat hij samen met professor Schilder doet, is één van de achttien die de geschiedenis van in Nederland gemaakte kaarten bestuderen. Hoe spannend zijn avonturen tussen de zeekaarten ook lijken, volgens vrijwillig onderzoeker Paula van Gestel haalt dat het niet met haar onderwerp. Zij is, met vier andere vrijwilligers bezig kaarten uit reisboeken van Polen en Rusland te inventariseren. "Bij die VOC-inventarisatie heb je alleen te maken met zeekaarten. Maar bij ons onderwerp heb je juist met heel veel verschillende soorten kaarten van doen." Ze wijst op een prent van een slag bij de Letse stad Dunamunde. "Kijk, de stad is hier in reliëf weergegeven, inclusief de plekken waar de kanonskogels insloegen." In een ander boek blijkt een plattegrond te staan van een grafkelder in Kiev, waarop aangegeven is waar de definitieve rustplaats van welke geestelijke is. "Er zijn zelfs munten met geografische afbeeldingen. Die betrekken we allemaal in onze inventarisatie, en dat maakt het juist zo leuk en afwisselend", aldus Van Gestel. "Ik had ook voor een ander project kunnen kiezen. Tegelijk met ons is ook een project gestart waarin de kaarten in pamfletten worden geïnventariseerd. Dat waren een soort nieuwsbrieven, waarin bepaalde gebeurtenissen uit die tijd uit de doeken werden gedaan. Dat onderzoeksteam heeft zo'n 25.000 van die pamfletten doorgenomen, en hun publicatie staat op stapel. Een ander onderwerp dat ik had kunnen kiezen was kaarten in bijbels. In sommige bijbels zijn kaarten opgenomen van bijvoorbeeld het paradijs. Daarop wordt aangegeven waar ze dachten dat het lag, en hoe dat er uit zou zien. Maar ook werden in bijbels bijvoorbeeld plattegronden weergegeven van Jeruzalem. Ook heel interessant en leuk natuurlijk, maar in die tien jaar die ik nu bezig ben, heb ik echt nooit spijt gehad van mijn keuze."

Subsidies

"Wij subsidiëren normaal gesproken geen wetenschappelijk onderzoek", zegt Luuk van Term, hoofd voorlichting en communicatie van subsidieschieter het VSB Fonds. Het fonds maakt een uitzondering voor Stichting Explokart, omdat het werk wordt gedaan door vrijwilligers die worden begeleid door wetenschappers. Die bijzonder opzet was het VSB fonds 540.000 euro waard. "Wat ook belangrijk is, is dat door dit onderzoek een deel van het Nederlands cultureel erfgoed wordt ontsloten. Door onze subsidie worden de publicaties beter betaalbaar, en dus bereikbaar voor een groter publiek". Stichting Explokart hoopt deze maand nog een subsidiegever binnen te halen. De uiteindelijke publicaties van de 18 onderzoeken waarin beschrijvingen van en commentaren op de onderzochte kaarten en kwalitatief hoogwaardige herdrukken van de kaarten worden opgenomen, zullen daardoor voor 100 tot 175 euro in de winkel liggen. Normaal gesproken zijn dergelijke publicaties rond de 400 euro per stuk.