Peter de Haan
Ik vind dat onze staatssecretaris een karikatuur van musea maakt als ze spreekt over 'die vitrines en spullen waar je niet aan mag komen'. De praktijk is al lang een andere. We zijn hier in Utrecht met onze 50 à 60.000 bezoekers per jaar onvergelijkbaar veel groter dan de andere universiteitsmusea in den lande, en twee keer zo groot als rijksmuseum Boerhaave bijvoorbeeld.
Ik heb niks met 'het brede publiek' als doelgroep. Ik weet niet waar dat woont, hoe we het moeten bereiken en wat het zou willen. Dus: net als bij media, theaters en restaurants heb je je als museum scherp te profileren om een bepaald slag publiek te trekken. Wij kiezen een positie tussen de klassieke wetenschapsmusea à la Boerhaave en science centers als Nemo: interactief, toegankelijk, zelf aan de slag, goeie voorzieningen, maar ook een rijke collectie en goeie verhalen.
We bedienen een duidelijke doelgroep: gezinnen met jongere kinderen uit de regio, wat hoger opgeleid, breed geïnteresseerd en niet uit op alleen maar pret. Via schoolklassen en educatieve programma's krijgen we weliswaar de hele wereld binnen, tot en met de compleet zwarte schoolklassen uit Kanaleneiland, maar het merendeel van die kinderen zie je toch niet terug komen met pa en ma.
We hebben wel een expliciete opdracht op het gebied van educatie en communicatie van wetenschap en technologie. Het vreemde is dat we op dat terrein door jan en alleman worden aangesproken, behalve door de universiteiten zelf. Dat vind ik dus vreemd. De UU zou zich meer bewust moeten zijn van haar taken op gebied van de kennisvalorisatie en van de rol die wij als museum zouden kunnen spelen om jongeren met bèta en techniek te confronteren.Sinds mijn aantreden is de core business van het museum toch verschoven van 'goed zorgen voor onze kostbare en oude spulletjes' - wat natuurlijk nog steeds een belangrijke taak is -, naar 'het Utrechtse publiek laten zien wat een universiteit en wetenschap is'.
Niet dat de UU geen belangstelling voor ons heeft. Wat ik met name hartverwarmend vind, is dat de universitaire gemeenschap altijd voor ons klaar staat. Of het nu gaat om een grote tentoonstelling zoals die over colloïdchemie of om kleinere manifestaties zoals de WetenWeek, studenten, medewerkers, hoogleraren... ze zijn altijd bereid mee te doen.
Dat contact met het veld willen we vanaf 2006 intensiveren in de zogeheten UU-NU projecten. Daarin gaan we, met gebruikmaking van de know how die binnen de UU aanwezig is, inspringen op onderwerpen uit de actualiteit. We moeten daar nog een goed format voor ontwikkelen, zodat er binnen pakweg enkele weken een kleine expositie of een posterpresentatie kan staan, gecombineerd met bijvoorbeeld een Studium Generale-lezing of een Ubladartikel.
Misschien dat er via die samenwerking ook iets te doen is aan de nog steeds tegenvallende bezoekersaantallen uit de universitaire gelederen zelf.Sinds enige tijd zijn we gratis toegankelijk voor studenten en medewerkers, maar ze lopen onze deur nog niet plat. Natuurlijk lopen er tientallen stagiaires over de vloer hier, en er zijn flink wat collega's die hun buitenlandse gasten meenemen naar het museum. Studenten en medewerkers komen vaak binnen op feesten en partijen in onze tuin of de Oranjerie, of straks in de gerestaureerde kassen. Want ook op dat gebied hebben we flink aan de weg getimmerd; hier wordt menige jonge promovendus gefêteerd.
We gaan dit jaar onze naam veranderen: hoe die precies gaat luiden is nog geheim, maar in de ondertitel zal het woord 'wetenschap' of misschien wel 'science' belangrijker worden dan het woord 'universiteit'."Illustratief voor de omslag is de nieuwe inrichting van de voormalige Utrechtzaal, zeg maar de vaste tentoonstelling van het museum. Was dat voorheen een uitstalkast van alle pracht en praal die we in huis hebben, nu wordt het een soort volwassen pendant van het Jeugdlab, een 'Kennislab' waarin we de empirische cyclus laten zien die in wetenschap doorlopen wordt, vanaf vraagstelling via hypothese via onderzoek tot antwoord. Net als in de wetenschap staat in die nieuw ingerichte zaal het ask and listen centraal, en niet meer zoals vroeger het know and tell.
Elke keer als ik hier het hek binnenloop en ik zie weer een schoolklas kinderen, dan ben ik enthousiast. Ik ben erg van het publiek en de overdracht - niet voor niets ook ooit zelf begonnen in het onderwijs. Prachtig dat we die oude functie van het museum, namelijk een bijdrage leveren aan het universitair onderwijs, weer oppakken. Waar kun je wetenschapsfilosofie of -geschiedenis beter doceren dan in de depots van een wetenschapsmuseum?
We hebben prachtige collecties op gebied van natuurkunde, geneeskunde, diergeneeskunde, biologie, aardwetenschappen of, in Sonnenborgh, van sterrenkunde. We hebben van de faculteit Letteren de collecties archeologie en kunstgeschiedenis overgenomen die daar maar lagen te verpieteren. Tegelijkertijd hebben we gesaneerd: we hebben geen honderdduizenden objecten meer ergens onder het stof liggen, maar 10 à 15.000 sleutelstukken geselecteerd, waarvan we echt álles weten en die ons een afgerond verhaal vertellen, tot en met gisteren. Met zulke collecties kun je het onderwijs fantastisch faciliteren.
Nu dit compleet vernieuwde wetenschapsmuseum aardig vorm heeft gekregen, ligt de uitdaging voor mij persoonlijk vooral in het gevecht met de gemeente. De stad wil niet kiezen. Ik probeer met een aantal collega-museumdirecteuren al geruime tijd het Museumkwartier aangemerkt te krijgen als unique sellingpoint voor de stad. Maar de gemeente tuigt de ene keer het Domplein op, de andere keer probeert ze de aftrap van de Tour de France binnen te halen, en zo is er elk jaar wat anders.
Maar waarom ga jij een weekendje naar Gent, Barcelona of Münster? Hoe verkoop je jezelf als grotere provinciestad? Toch niet met de Jaarbeurs en ons winkelaanbod? Utrecht moet het vooral van zijn rijke cultuur hebben. Zijn historische binnenstad, de gebouwen en prachtige musea. Niet alleen wij zijn een andere koers gaan varen, ook andere Utrechtse musea. Combineer dat met goede hotels en horeca, en het loopt storm met de bezoekers aan je stad. Wat dat betreft zou de gemeente veel kunnen leren van de 'focus en massa-discussie' van de UU: maak keuzes, stel prioriteiten en zorg dat je een spetterend cultureel centrum hebt, waaraan musea met hun bruisende activiteiten hun bijdragen kunnen leveren. Van zo'n strijd, met een dergelijk doel, daar krijg ik wel adrenaline van, ja.