Pieter Kuijpers
Ik wilde heel graag dierenarts worden, dat was mijn jongendroom. Ik had thuis een paard. En veel van mijn vrienden in Belfeld, het dorp onder Venlo waar ik vandaan kom, kwamen van boerenbedrijven. Op een daarvan werkte ik buiten schooltijden. Ik vond het dan altijd machtig mooi wanneer zo'n man het terrein op kwam rijden om even een keizersnee bij een varken te doen. Die vent deed tenminste iets nuttigs en tastbaars, aan zo'n vooruitzicht had ik wel behoefte toen ik van de middelbare school kwam. Helaas werd ik uitgeloot voor diergeneeskunde, ondanks het feit dat ik gemiddeld een acht had als eindexamencijfer. Biologie was daarna echt een tweede keuze, een parkeerstudie.
De overgang van de beschermde omgeving van een scholengemeenschap in Venlo naar Utrecht was spannend. Ik had me ook helemaal niet voorbereid. Na mijn eindexamen heb ik wekenlang door Zuid-Europa gereisd. En ja, shit zeg, toen ik terugkwam moest ik gaan studeren. Ik had geen flauw idee wat me te wachten stond toen ik in Utrecht aankwam. Een kamer had ik ook niet.
Uiteindelijk kwam ik terecht in een pand in De Bilt, tjokvol met studenten en een half uur fietsen van de stad. Daar heb ik het een half jaar volgehouden. Toen kreeg ik een kamer op stand, in een prachtig huis aan het Wilhelminapark. Maar mijn hospita was de vreselijkste vrouw die ik in mijn leven ben tegengekomen. En niet alleen omdat ze er zoveel katten op na hield. Het grote ongeluk in haar leven was dat haar echtgenoot, een ex-militair, door een ongeval in een rolstoel terecht was gekomen. Zij dacht ooit een soort Charles de Gaulle getrouwd te hebben, maar zat nu opgescheept met een kreupele ellendeling. Haar leven was een hel. En dat krwegen haar huurders elke dag te horen. Na drie maanden was ik weg.
De rest van mijn studententijd heb ik het super naar mijn zin gehad in een huis aan de Zandhofsestraat in Wittevrouwen, dat toen nog echt een gezellige Utrechtse arbeidersbuurt was in plaats van een studenten- en yuppenwijk. Zo herinner ik me nog een nachtelijk feest dat behoorlijk uit de hand liep. Op een gegeven moment stortte zelfs de trap in. De volgende morgen zagen we een lijkwagen de straat inrijden. Onze bejaarde buurvrouw had diezelfde nacht, tijdens ons gebras, het loodje gelegd.
Toen ik ook de tweede keer voor diergeneeskunde werd uitgeloot, zat ik wel even met mijn handen in het haar. Wat nu? Doorgaan met biologie was geen optie. Het was erg gezellig geweest, maar omdat de meeste studenten eigenlijk diergeneeskunde of geneeskunde wilden doen, hadden we werkelijk geen reet geleerd. Het enige wat ik verder nog leuk vond, was naar de bioscoop gaan. Vrij intu•tief heb ik me toen opgegeven voor theater-, film- en televisiewetenschap. Die keuze is mijn redding geweest. Vanaf de eerste dag wist ik dat ik hier mijn plek had gevonden.
De studenten waren stuk voor stuk erg gedreven en enthousiast. Sommigen hadden al in musicals gespeeld, anderen hadden een paar jaar toneelacademie achter de rug of professioneel radio en tv gemaakt. Het was al heel snel een hechte groep mensen die continue in de weer was met het maken van toneelstukken, filmpjes en teksten. Na al dat gelanterfant bij biologie was dat voor mij een leerzame ervaring. Zo kon het dus ook.
In dat eerste jaar maakten we al een complete documentaire over de sluiting van een klooster in Zuid-Limburg. Met vier camera's reisden we af om de laatste mis vast te leggen. Later draaiden we in Utrecht speelfilms met ingewikkelde plots. Bijna al die mensen van toen kom je nu op het professionele vlak tegen zoals Jacob Derwig, de acteur, Saskia Noort, de schrijfster en Paul Eenens, de musicalregisseur.
Voor sommigen van mijn mede-studenten was de studie vooral een excuus om creatief bezig te zijn, maar ik volgde trouw de colleges. En ik denk dat ik als regisseur echt wel iets aan mijn academische achtergrond heb. In de filmwereld wordt vaak erg afgegaan op het gevoel. Dat is heel goed, maar je hebt ook analytische inzichten nodig. Het is immers, bot gezegd, je opdracht kijkers anderhalf uur te boeien. Dan moet je wel precies weten wat je wilt vertellen en hoe je dat gaat doen. Voor mijn afstudeerscriptie heb ik onderzocht hoe Martin Scorsese die aandacht van het publiek probeert vast te houden. De opzet van Van God Los lijkt in veel opzichten op die van Raging Bull of Taxi Driver. Een hoofdpersoon vertelt hoe hij - vanuit zijn perspectief - dingen heeft beleefd. Dat werkt op de een of andere manier.
Mijn sociale leven liep in Utrecht vrijwel parallel aan mijn studie. Met zo'n tien tot vijftien mensen waren we letterlijk dag en nacht in de weer. Overdag zaten we in een tot theater omgebouwd schoolgebouw, later in het gloednieuwe universiteitstheater aan de Kromme Nieuwegracht waar we voor gelobbyd hadden. 's Avonds troffen we elkaar in De Bastaard, het kunstenaarscafŽ waar we HKU-studenten ronselden om in onze toneelstukken en filmpjes te acteren. En 's nachts gingen we door in 't Pandje, De Zaak en 't Dorstig Hart. Het was een bruisende tijd. Ik had wel een vriendinnetje dat ik nog kende uit Venlo, maar er was natuurlijk een boel gekonkel en gedoe. Het theaterleven neemt dat wel met zich mee. Mijn huidige partner met wie ik inmiddels twee kinderen heb, behoorde vanaf dag ŽŽn tot die vriendengroep, maar pas veel later werd het echt wat tussen ons.
Wanneer ik naar de studenten van nu kijk, besef ik in wat een bevoorrechte positie wij destijds verkeerden. Ik had zes jaar lang een behoorlijke studiefinanciering en heb nooit iets hoeven te lenen. Wij hadden ook nog echt de tijd om leuke dingen te doen. Met Jacob Derwig en anderen reisde ik bijvoorbeeld met een theaterprogramma langs studentenverenigingen in heel Nederland. Daar verdiende je dan weer wat geld mee, maar het was vooral ook een hele goede ervaring. De huidige druk op het studietempo en studieprestaties vind ik echt penny wise, pound foulish. Het levert naar mijn idee iets op wanneer je studenten relaxt laat studeren.
Eens in de zoveel tijd wordt de hele bende oude studiegenoten weer bij elkaar geroepen. Meestal gaan we dan foute dingen doen. De laatste keer werd het een bezoek aan een ex-pornstar party. Veel van die vrienden van toen wonen nog in Utrecht. Zelf heb ik het altijd erg naar mijn zin gehad in Utrecht, maar ik ben uiteindelijk toch naar Amsterdam verhuisd. Vooral omdat ik uit dat studentenritme wilde komen. Ik kan wel toe met weinig slaap, maar dat stappen gaat je toch opbreken als er serieus gewerkt moet worden. Bovendien was ik wel klaar met Utrecht. Ik kende iedereen en alles daar wel zo'n beetje. Maar verder is mijn leven niet eens zo heel veel veranderd. Natuurlijk, ik heb kinderen en wat meer geld, maar ik ga nog steeds het liefst met twintig man op vakantie naar Frankrijk. Ik heb nu eenmaal graag veel mensen om me heen. Misschien is dat ook wel mijn belangrijkste reden om films te maken.
'Biologie was erg gezellig geweest, maar we hadden werkelijk geen reet geleerd'