Prestatiebeurs kost oud-studenten tachtig miljoen

Halverwege de jaren negentig voerde toenmalig onderwijsminister Ritzen de prestatiebeurs in. Voortaan zou de basisbeurs alleen een gift zijn voor studenten die binnen tien jaar hun wo- of hbo-diploma haalden. De eerste lichting die onder de nieuwe regeling viel, begon in september 1996 met studeren. Van deze tachtigduizend studenten haalden ruim twintigduizend studenten de eindstreep niet, of niet op tijd. Ongeveer tien procent van die groep haakte voor 1 februari 1997 af en hoefde niets terug te betalen. Van de overige achttienduizend – 22,5 procent van de totale populatie – is de basisbeurs omgezet in een lening.

Opmerkelijk is dat het grootste deel van de afhakers of treuzelaars – in totaal elfduizend – pas na drie jaar met zijn studie stopte, en dus ook voor drie jaar of langer basisbeurs moet aflossen. Onacceptabel, vindt ISO-voorzitter Bastiaan Verweij. “Als zoveel studenten er zo lang over doen om er achter te komen dat ze voor een studie hebben gekozen die niet bij ze past, dan gaan er kennelijk veel dingen mis in de voorlichting en begeleiding.”

GroenLinks heeft inmiddels laten weten minister Plasterk dinsdag naar de Tweede Kamer te roepen. Volgens kamerlid Tofik Dibi heeft de prestatiebeurs “desastreuze gevolgen voor grote groepen studenten”.

Niet alleen ex-studenten die hun basisbeurs moeten terugbetalen hebben een studieschuld. Momenteel lossen ruim 300 duizend oud-studenten een studieschuld af van ieder gemiddeld tienduizend euro. Dat is ruim vijfhonderd euro meer dan drie jaar geleden. De totale studieschuld bedraagt dus ruim drie miljard, inclusief terug te vorderen basisbeurzen.

De komende jaren neemt de gemiddelde studieschuld naar verwachting flink toe. Sinds september mogen studenten hun jaarlijkse collegegeld lenen en kunnen ze maandelijks 280 euro extra overgemaakt krijgen. Studenten beginnen twee jaar na uitschrijving met aflossen, mits ze daarvoor genoeg verdienen.

HOP