Promovendus Kees Ribbens beschrijft de niet-professionele geschiedbeoefening: Het historisch gehalte van De Kampioen

Promovendus Kees Ribbens beschrijft de niet-professionelegeschiedbeoefening: Het historisch gehalte van De Kampioen

Dat er zo weinig onderzoek naar gedaan is, heeft niet alleen temaken met het feit dat historici gewend zijn zich met het verledenzelf bezig te houden en niet zozeer met de receptie van datverleden. Die stiefmoederlijke behandeling heeft k te maken met hetfeit dat professionele historici nogal neerkijken op hoe de'goegemeente' zich met ons verleden bezighoudt. Geschiedenis heeftdaar een hoge amusementswaarde die druipt van de kitscherigenostalgie, lijkt het oordeel. Of, zoals rijmexpert drs. P. ooitdichtte: "'t Is er knus, het is er rustiek, een mooie klus voorAnton Pieck". Een beroepshistoricus kan een dergelijk sentimenttoch niet serieus nemen? Integendeel zelfs: het geeft alleaanleiding tot ferm geklaag over hoe beroerd het gesteld is met hethistorisch besef van diezelfde goegemeente.

Zo niet Kees Ribbens. Hij gaat ervan uit dat historici geenmonopolie hebben op het bezit van de geschiedenis en datgeschiedenis bovendien 'een taaie kracht' is, met vele gedaanten enfuncties. Amuseren is zo'n functie, en in zijn ogen niet perdefinitie een slechte. Terecht dunkt me, want zelfs menigberoepshistoricus met hart voor zijn vak zal genoegen beleven aande hoge amusementswaarde die het vak onmiskenbaar heeft. Diewaardering begint al in de geschiedenislessen van basis- envoortgezet onderwijs: een beetje docent die het vak smeug weet tebrengen heeft de leerlingen aan zijn lippen hangen.

Onderwijs is een van die terreinen waarop 'alledaagsehistorische cultuur', zoals Ribbens het noemt, gestalte krijgt. Hijspreekt bewust niet van historisch 'besef' omdat ook zonder eendergelijk besef immers een stukje geschiedenis genoten kan worden,bijvoorbeeld vanuit esthetische of romantische overwegingen. HetPaleis op de Dam bijvoorbeeld kan mooi gevonden worden, zonder datde toeschouwer weet wie het wanneer en met welk doel gebouwd heeft.Onderwijs zal dan nog wel aansluiten bij de bedoelingen dieberoepshistorici met het vak hebben (het verwerven van kennis,gevoel voor 'autenticiteit', oog voor continuteit of juistverandering, identiteitsbepaling), veel minder is dat per definitiehet geval bij andere wijzen waarop de historie 'genoten' kanworden.

Braderie

Het bezoeken van een museum, het bekijken van een palazzo ofstadspoort, het verrichten van stamboomonderzoek, het verzamelenvan curiosa, het lidmaatschap van een 'Romeins gladiatorclubje' ofhet 'historisch toerisme', om maar enkele voorbeelden te noemen,kan evengoed, waarschijnlijk zelfs meer, ingegeven zijn door eenbehoefte aan 'entertainment', zeker sedert de vrije tijd met veleuren is toegenomen (volgens het CBS van 24 uur in 1955 tot 48 uurin 1995), dan door de hoogdravende functies van het vak dieberoepshistorici voor ogen staan.

Hoewel: 'Geschiedenis is de geestelijke vorm waarin een cultuurzich rekenschap geeft van haar verleden', definieerde de vermaardeJohan Huizinga het vak ooit. Het bezoek aan een historische optochtof een middeleeuws geachte braderie kan een manier zijn om deidentiteit van de eigen lokale gemeenschap te versterken, net zoalshet zo populaire stamboom-onderzoek een middel is om de familiaireidentiteit een smoel te geven. De amateuristische vormen vangeschiedbeoefening kunnen zeer wel bijdragen aan 'het zichrekenschap geven van het verleden'. En aan een nostalgisch heimweenaar 'betere' tijden kan een kritische beoordeling van de eigentijd ten grondslag liggen.

Ribbens heeft getracht die na-oorlogse goegemeente (want tot dieperiode beperkt de promovendus zich), die zich met de historischecultuur bezighoudt in kaart te brengen. Hij heeft CBS-statistiekendoorgevlooid en ander cijferwerk verricht, waaruit een beeldoprijst van een minstens middelbaar opgeleide persoon ouder dandertig, maar een heel specifiek beeld is nauwelijks te geven.Daarvoor is de door hem onderzochte historische cultuur ook tedivers: een lid van de heemkundevereniging of een historischeboekenlezer is ongetwijfeld iemand anders dan de consument van eenbiertje dat wel goed moet zijn omdat het al sedert 1882 wordtgebrouwen, of de Asterix en Obelix-lezer.

Eerbiedwaardig

In drie case-studies werkt Ribbens de geschiedbeoefening alsvrijetijdsbesteding uit. In een hoofdstuk onderzoekt hij hetherdenkingsgebeuren in de stad Zwolle: de uitgebreide herdenkingenvan de Tweede Wereldoorlog, maar ook die van 'stads Grote Zonen(Thomas a Kempis, kardinaal Van Rossum of Thorbecke bijvoorbeeld).In een ander hoofdstuk kijkt hij naar wat de omroep KRO zoal op debeeldbuis heeft gebracht aan historische uitzendingen.

In een derde case tenslotte gaat hij uitgebreid in op hethistorisch toerisme, zoals dat door de ANWB wordt gepropageerd viahet tijdschrift 'De Kampioen' (al sedert 1884!) en via reisgidsen,die de automobilistenvereniging vanaf 1897 is gaan uitgeven innavolging van de Duitse boekhandelaar Karl Baedeker en vanaf 1971is gaan optuigen toen er concurrentie ontstond van de gidsen vandr. L. van Egeraat en die van de geschiedenisleraar JoDominicus.

Een analyse van de inhoud van 'De Kampioen' leert dat gemiddeld16,2 procent van de redactionele pagina's wordt besteed aanhistorische onderwerpen. De meeste aandacht gaat uit naar dethema's monumenten, cultuurgeschiedenis en musea en naar de meerrecentere tijd: de laatste vijftig jaar krijgen ruim vier keerzoveel aandacht als de oudheid. De meeste aandacht gaat ook uitnaar de Nederlandse geschiedenis (zestig procent, tegenover veertigprocent over buitenlandse onderwerpen hoewel naarmate de tijdvordert en het aantal buitenlandse vakantiebestemmingen toeneemt,die aandacht enigszins verschuift).

Het beeld dat tijdschrift en gidsen van het verleden geven isover het algemeen positief, eerbiedig zelfs. Adjectieven als'bekoorlijk', 'fraai' of 'schilderachtig' en superlatieven als'groots', 'oudst' of 'hoogst' worden kwistig gebruikt in deteksten. 'Wat is een jaar in deze omgeving? Een enkel jaar, datsoms een eeuwigheid schijnt in een mensenleven, gaat verloren in devergaarde schatten van duizend jaren, verliest zich als een droppelwater in de vloed der eeuwen en nog is deze, naar onze begrippen,eerbiedwaardige ouderdom slechts een zucht in de eeuwigheid'... datsoort proza.

Het verleden is voor de toerist, zo blijkt, niet iets waarop hijof zij kritisch reflecteert, maar meer een decor voor het aangenaamverpozen. In het schetsen van de keerzijdes van de geschiedenistonen de ANWB-publicaties zich dan ook terughoudend: nazi's, TweedeWereldoorlog, moord en doodslag, armoede of andere gevoeligethema's laten zich kennelijk moeilijk verenigen met hetontspanningselement van het historisch toerisme.

Niettemin, uit de case-studies van Ribbens blijkt datbelangstelling voor het verleden toch betrekkelijk vanzelfsprekendis voor grote groepen mensen. Er is respect voor ouderdom en eenbesef van een verschil tussen toen en nu. Dat is misschien niethelemaal wat de beroepshistorici verwachten van historischbewustzijn, maar het is beslist een kwaliteit die gewaardeerd zoumoeten worden.

Armand Heijnen


Bestsellerlijst

De meest verkochte historische boeken in het Nederland van na deTweede Wereldoorlog zijn:

* Han van Bree (red): 'Het aanzien van....'

* L. de Jong: 'Het Koninkrijk der Nederlanden in de TweedeWereldoorlog'

* L.J. Rogier: 'Geschiedenis van het katholicisme inNoord-Nederland in de zestiende- en zeventiende eeuw '(1964)

* Jacques Presser: 'Ondergang' (1965)

* E. Le Roy Ladurie: 'Montaillou' (1984)

* Geert Mak: 'Hoe God verdween uit Jorwerd' (1996)

* Geert Mak: 'De eeuw van mijn vader' (1999)