'Regeren is reageren op ontwikkelingen die je maar zeer ten dele in de hand hebt'

'Regeren is reageren op ontwikkelingen die je maar zeer tendele in de hand hebt'

Sinds jaar en dag speelt hij een centrale en somsspraakmakende rol in de Haagse politiek. Sinds twee jaar staat hijals rechterhand van premier Kok dichterbij de politieke realiteitdan ooit. Maar Ad Geelhoed zou slecht gedijen zonder zijnstudeerkamer als toevluchtsoord. "Ik heb de wetenschap de laatstejaren gemist. Vandaar dat ik de kans die Utrecht mij biedt om hetbeleid en de politiek af en toe ook van afstand te bekijken metbeide handen heb aangegrepen."

De discussie met zijn toenmalige directeur-generaalEnergiebeleid staat prof.mr. L.A. Geelhoed nog levendig voor degeest. "Het was 1990 en ik was net aangetreden alssecretaris-generaal bij Economische Zaken. 'Houd er rekening mee',zei ik, 'dat de Europese integratie straks ook op jouw bordjeterechtkomt. Vroeg of laat krijgt zelfs onze energievoorziening temaken met de Europese marktintegratie en dan ontkom je er niet aanom je af te vragen of die sector van jou wel in de handen van deoverheid kan blijven'. Hij keek me verbaasd aan, want dat was toenecht nog vloeken in de kerk. Maar juist op dit moment behandelt deTweede Kamer de wetgeving op de privatisering van deelektriciteitssector."

Het verhaal zegt veel over de man van wie wel gezegd wordt dat'Europa' als een rode draad door zijn loopbaan loopt. Na zijnrechtenstudie in Utrecht werkte hij bij het Europese Hof inLuxemburg, was hij in Rotterdam hoogleraar Europees en economischrecht en werkte hij als lid van de Wetenschappelijke Raad voor hetRegeringsbeleid mee aan het rapport 'De onvoltooide Europeseintegratie' (1986). Vorig jaar accepteerde hij dan ook met eenzekere gretigheid een aanstelling op de speciaal voor hemgecreëerde Utrechtse leerstoel 'Het Recht van debeleidsintegratie in Europa'.

Geelhoed gaat zich in Utrecht bezinnen op de juridischespelregels die de onderlinge verhoudingen in de Europese Uniemoeten (de)reguleren. "Tot nu toe hebben we ons in Europa - ook injuridisch opzicht - sterk geconcentreerd op het tot stand brengenvan één vrije markt en één gezamenlijke munt.Nu we daarin zijn geslaagd, groeit de behoefte aan juridischeinstrumenten om ook andere gezamenlijke kwesties te regelen.

"Dat is des te noodzakelijker omdat duidelijk is dat er grenzenzijn aan de bereidheid van de lidstaten om hun nationale autonomieop te geven. Kijk maar naar de vennootschapsbelasting. Eigenlijkzou Europa daarvoor één systeem moeten hebben, maar daarwillen de meeste landen niet aan. Nu hoeft het op zich geenprobleem te zijn als elk land zijn eigen stelsel overeind houdt.Maar wil er dan toch sprake zijn van een doorzichtig systeem dan iser behoefte aan een instantie die spelregels opstelt en die er optoeziet dat het spel volgens de regels wordt gespeeld. De EuropeseUnie speelt die rol van arbiter al op steeds meer terreinen, maarvaak zijn de spelregels nog niet goed geformuleerd. Dewetenschappelijke vraag waarover ik me in Utrecht ga buigen, is hoedie spelregels er uit zouden moeten zien en hoeveel vrijheid erbinnen die regels voor de lidstaten moet zijn."

Bloedneus

Als het aan de nieuwe hoogleraar ligt, is die vrijheid groot.Niet zo'n verwonderlijk standpunt, want als secretaris-generaal bijEZ heeft Geelhoed, die in 1997 aan de basis stond van de nieuweMededingingswet, zich de laatste jaren een reputatie verworven van,zoals NRC Handelsblad het noemde, een 'dogmatisch marktdenker eneen profeet van de deregulering'. Niet voor niets wordt de PvdA'erGeelhoed beschouwd als de 'perfecte belichaming van Paars'. Tenaanzien van Europa vertaalt die houding zich in een voorkeur voorbeleidsconcurrentie tussen de lidstaten, ofwel een grote vrijheidvoor de EU-landen om binnen zekere grenzen een eigensociaal-economisch beleid te voeren.

"Ik weet dat er vanuit linkse hoek kritiek is op mijnopstelling. Kennelijk vindt men beleidsconcurrentie daar een minderoirbaar woord, maar daar ben ik het absoluut niet mee eens. Mijnogen zijn in dat opzicht geopend door mijn verblijf in de VerenigdeStaten in 1989. Ik heb me daar afgevraagd hoe het kwam dat de enestaat het zoveel beter deed dan de andere. De grote verschillen dieik zag, bleken heel weinig te maken te hebben met natuurlijkeomstandigheden en veel meer met de manier waarop die staten hunbestuur hadden ingericht. Dat staten als Californië enMinnesota het zo goed doen, komt omdat men daar bereid is om ookbeleidsmatig te experimenteren en niet al te veel vanuit Washingtongeregeld wil hebben. Dat levert wel eens een 'bloedneus' op, maarzorgt ook voor een aanzienlijke voorsprong op meer traditionelestaten, zowel in economisch, als ook in sociaal, cultureel enecologisch opzicht. Een dergelijke snelle ontwikkeling was ondereen meer centralistisch bestuurnooit haalbaar geweest. Ik denk dathet succes van de twee genoemde staten bewijst datbeleidsconcurrentie binnen duidelijk vastgestelde kaders heelheilzaam kan werken.

"Het klopt dat ik daar vroeger anders over heb gedacht. Hetkeerpunt voor mij was de tweede oliecrisis in 1979. Toen zag ikopeens haarscherp dat regeren niet zozeer vooruitzien en sturen is,als wel zo adequaat mogelijk reageren op ontwikkelingen die je maarzeer ten dele in de hand hebt. Het werd me steeds duidelijker dateconomische politiek een spel is van onderlinge afhankelijkheden,waarin je veel meer kunt bereiken door goed op de spelregels teletten dan door krampachtig de uitkomst van het spel te willenbepalen."

Troonrede

'Coördinatie en Concurrentie, complementaire wegen naarbeleidsconvergentie' luidt de fraai allitererende titel van deoratie die Geelhoed deze week uitsprak. Het is een titel waaroveris nagedacht. "Ik houd ervan om mooie stukken te schrijven metformuleringen waaraan de lezer even blijft haken." Schrijven heefthem altijd gefascineerd en de kans die het tijdschriftEconomisch-Statistische Berichten hem bood om zijn mening op papierte zetten in het zogeheten 'nieuwjaarsartikel', bijgenaamd de'alternatieve troonrede, heeft hij dan ook zeven jaar lang metbeide handen aangegrepen. Het waren pittige betogen, vaak dwarstegen de heersende mening in, waarin hij in 1991 bijvoorbeeld hetstelsel van sociale zekerheid met zijn 'tropisch etagebos vanarrangementen en voorzieningen' aanviel en waarin hij in 1997 eenbevlogen pleidooi hield voor een open Europese markt. Ondanks zijnstoïcijnse pose met de schier onafscheidelijke pijp kanGeelhoed niet ontkennen dat de opwinding die zijn stukkenveroorzaakten, hem uitstekend beviel.

Sinds kort is het echter uit met die pret, want alssecretaris-generaal op het Ministerie van Algemene Zaken zit hij zodicht op het beleid dat hij zich die vrijheid niet langer kanpermitteren. Vandaar dat hij blij is dat hij aan de universiteit -zij het onbezoldigd en in zijn vrije tijd - toch zijn stem kanblijven verheffen, "in de serre van de academische wereld", zoalshij het omschrijft. "Ik heb mij eigenlijk altijd het prettigstgevoeld op het snijvlak van wetenschap en beleid. Daarom heb ik inde jaren tachtig ook bewust heb gekozen voor een periode als lidvan de WRR. Maar de laatste tijd, zeker in mijn jaren alssecretaris-generaal bij Economische Zaken bleef er wel heel weinigtijd over voor de wetenschap.

"Dat ik 'ja' heb gezegd tegen deze leerstoel heeft overigensmede te maken met het feit dat hij in Utrecht is gevestigd. Ik hebUtrecht altijd een heelspannende universiteit gevonden doordat destudentenpopulatie hier zo enorm gedifferentieerd is. Ik vond hetfantastisch dat je zowel binnen als buiten het Corps altijd weeraanliep tegen mensen die zowel heel briljant als heel creatiefwaren. Mijn studententijd is mede daardoor een enorm spannendeperiode geweest, waarin ik zoveel intellectueel kapitaal hebverzameld dat ik daar nu nog steeds op kan teren."

Erik Hardeman