Riet Schenkeveld-Van der Dussen: geesteswetenschap als eenmansbedrijf is aan het uitsterven

Riet Schenkeveld-Van der Dussen: geesteswetenschap alseenmansbedrijf is aan het uitsterven

Riet Schenkeveld-Van der Dussen (62) studeerde aan deVrije Universiteit te Amsterdam. Sinds 1987 is ze hoogleraarNederlandse letterkunde 1500-1850 in Utrecht, met als specialisatiede renaissance-literatuur. Tot voor kort was ze lid van deAdviesraad voor Wetenschapsbeleid en Technologie (AWT). Ze ismomenteel decaan van de faculteit der Letteren.

"Het beeld van de zieltogende letteren komt niet meer overeenmet de werkelijkheid. Met de letteren gaat het best goed. Na eendramatische daling van het aantal studenten was de afgelopen jarenal een stabilisatie waar te nemen. En nu hebben we zelfs tot onzegrote vreugde weer aanzienlijk meer eerstejaars dan vorig jaar.Blijkbaar zijn we uit het dal.

"Het rapport dat een aantal jaar geleden door een commissieonder leiding van Henk Vonhoff werd opgesteld heeft wat dat betreftwel een duwtje in de goede richting gegeven. 'Men weegt Kaneel bij't lood', was daarvan de titel. Niemand begreep dat natuurlijk. Alshistoricus wist Vonhoff echter de verwijzing te maken naar eenpuntdicht van Staring: 'Wordt Eikenschors bij 't pond gewogen, menweegt Kaneel bij 't lood.' Wat Vonhoff wilde zeggen was dat dingendie gemakkelijk te vinden zijn in grote hoeveelheden wordengewogen. Zeldzamere specerijen gaan met kleinere maten. Het rapportverdedigde het 'klein maar fijn'-karakter van deLetterenfaculteiten.

"De letterenvakken waren volgens de commissie van groot belangals buffer tegen het aanstormende geweld van het zakenleven en dedienstverlening. Vonhoff zorgde daarmee voor behoorlijk watpolitieke opschudding, wat tot op zekere hoogte resulteerde inbescherming van de kleine letteren. Toch was niet iedereen gelukkigmet wat in de wandelgangen inmiddels de kaneelnota was gaan heten.Volgens sommigen had die nota een wel zeer conserverende werking.Er zou een angstige, defensieve houding uit spreken. Dat was voorde letteren een verkeerde strategie, meenden de critici.

"We zijn inderdaad al een hele poos bezig om duidelijk te makendat we de maatschappij wel degelijk iets te bieden hebben. En danniet alleen in de zin van mooie boeken, muziek en kunst. Er zijnbijvoorbeeld letteraars bezig met computers en spraakherkenning.Dat kan heel goed van pas komen als je een muisarm hebt. Ook hebbenwe een Frankrijkcentrum dat zich welbewust richt op de Franseeconomie. Dekennis van de Franse taal- en cultuur is binnen hetbedrijfsleven altijd een zorgenkindje geweest. Taalbeheersing, nogzo'n bloeiende tak van sport. Iedereen kent de problematiek vanonbegrijpelijke gebruiksaanwijzingen. Al dat soort dingen valtonder een meer dienstverlenende en minder cultureel angehauchtekant van de letteren.

"Het lijkt me zaak zowel de klassieke als de moderneletterenactiviteiten hoog te houden. De laatsten mogen dan terechtsterk in opkomst zijn, ik wil hier ook nog wel even een lans brekenvoor de traditionele letterenrol, die van cultuurdrager. Hetverleden levend houden, daar moeten we misschien nog wel meer danvroeger voor staan. We zouden het ons niet kunnen permitteren omdie traditionele rol te verwaarlozen. Er zijn nog altijd zeer veelstudenten die letteren gaan studeren omdat ze het van die mooievakken vinden. Dat zijn dan misschien mensen die niet voor hetgrote geld gaan, maar dat hebben ze er voor over. Die mensen mogenwe niet kwijt raken.

"Het zichtbaar maken van onze inspanningen is een belangrijkeopdracht voor de toekomst. De samenleving moet weten dat onze rolonmisbaar is. Dat is helemaal niet zo gemakkelijk, juist omdat hetzo vanzelfsprekend is. Neem de Rembrandttentoonstelling in hetMauritshuis. Daar zit een voortraject achter met akeliggespecialiseerde technische en kunsthistorische kennis. Dat is vooreen belangrijk gedeelte een prestatie van de universitairewetenschap. Zo'n tentoonstelling komt niet uit de lucht vallen. Netzoals een Nobelprijs Natuurkunde niet uit de lucht komt vallen.Maar dan weet iedereen wel dat daar een faculteit en zeer langdurigonderzoek achterzit. Bij zo'n tentoonstelling is dat veel minderduidelijk.

"Ik zie ook nog best onderzoeksgebieden waarop de Letteren in denabije toekomst meer van zich zou kunnen laten horen. Neem hetverenigd Europa. Dat wordt alom politiek en economischgedefinieerd, terwijl dat mijns inziens in de eerste plaatscultureel zou moeten gebeuren. Zonder het zelf te beseffen hebbende Europeanen een enorme gemeenschappelijke horizon.Letterenonderzoek zou een bijdrage kunnen leveren aan de definitievan dat Europese cultuurbegrip en, wie weet, aan een soepelereeenwording.

"Dat letterenonderzoek zal in het volgende millennium overigensvrijwel zeker plaatsvinden in grotere interdisciplinairesamenwerkingsverbanden. De geesteswetenschapper als eenmansbedrijfis langzaam aan het uitsterven. Ik vond het altijd al eenongelukkige situatie dat wetenschappers die elkaar veel te meldenzouden kunnen hebben door de facultaire grenzen zo gescheidenopereerden. Dat gaat veranderen. Langzaam wordt in dealfa-gammahoek gezocht naar gezamenlijke leerwegen en bijbehorendonderzoek.

"Of ik een bedreiging zie voor de Letteren? Nee, ik ben nietzodoemdenkerig dat ik vrees voor een robotmaatschappij of ietsdergelijks. Natuurlijk is er de financiƫle druk, maar die iser altijd geweest. In de renaissance kregen de wetenschappers uitde humaniora al minder betaald dan de juristen en medici. Ik hoopechter dat de politiek bereid zal zijn wat meer geld vrij te maken;niet omdat ik vind dat we in een hoekje zitten en hulp nodighebben, maar omdat letteren echt iets onmisbaars heeft."

Xander Bronkhorst