Serie Onderwijs Anders: Software maken doe je niet alleen

Het Software Project lijkt op een stage, maar is het niet. Ineen periode van vier maanden werken studenten, gewoon op defaculteit, met medestudenten, aan software voor bedrijven. Eens inde week wordt er vergaderd in het bijzijn van de begeleidendedocent, maar nagenoeg alles wordt aan de studenten zelfovergelaten. Volgens Lex Bijlsma, coördinator van het project,maakt het veel uit dat de opdracht voor een echt bedrijf wordtgemaakt. "Het motiveert de studenten als ze iets maken dat echtgebruikt kan gaan worden. Het is natuurlijk veel interessanter daneen simulatiespel waarin de docent een valse snor opplakt, zegt dathij de opdrachtgever is en na afloop enkel een cijfer geeft. Hetwerk dat ze doen voor het Software Project is echt nuttig."

De bedrijven die meedoen aan het Software Project zijn onderandere de Technische Universiteit Delft, het NIBUD, het KNMI, hetAZU en ORTEC Consultancies. Deze zijn benaderd door Bijlsma. Hijkijkt of de bedrijven in de buurt van Utrecht liggen en of deopdrachten die zij bieden wel haalbaar zijn. "Die opdrachten zijnvaak pilot-projecten of plannen waar ze zelf geen tijd voor hebben.Dus als ze iets willen uittesten, is het Software Project eenuitstekende optie. Het is namelijk gratis. Bedrijven hoeven nietsmeer te betalen dan de tijd die ze in de begeleiding van destudenten steken. En daar krijgen ze, als het goed is, softwarevoor terug."

'Headinjury'-protocol

Het Software Project loopt al een aantal jaren en krijgt zeerpositieve reacties, zowel van studenten als van de deelnemendebedrijven. Vorig jaar heeft een groepje bijvoorbeeld een succesvolprogramma geschreven voor het AZU. Het ging om eenheadinjury-protocol. Dat is een checklist aan de hand waarvanhersenletsel in de gaten wordt gehouden. Een patiënt methersenletsel wordt op bepaalde momenten door zijn artsgecontroleerd. Daarbij moet op verschillende dingen gelet worden.Die dingen zaten tot voor kort allemaal in het hoofd van de arts.Studenten Informatica ontwierpen eenprogramma waarbij die checklistin de computer zit en puntje voor puntje kan worden afgewerkt. Ditprogramma wordt nu in het AZU gebruikt.

Lennart Swart, derdejaars Informatica, heeft vorig jaar metnegen anderen software gemaakt voor het KNMI. Daar hadden ze eenprogramma nodig dat een overzicht kon geven van alle gebruiktecomputerruimte. Dagelijks komen er bij het KNMI nieuwe gegevensbinnen over hoe lang de medewerkers hun computer en het netwerkgebruiken. Maar die gegevens werden weergegeven in onleesbaretabellen. De opdracht was een systeem te ontwerpen waarmee die ruwegegevens overzichtelijk in tabellen en grafieken konden wordenomgezet. Dat is gelukt. "Nou ja... het ging wel aardig", verbetertLennart Swart. "Sommige taken bleken onderschat, die zijn dan ookminder mooi geworden dan we dachten."

De KNMI-projectgroep werd bij de start van het Software Projectin vier groepen verdeeld. Een groep zorgde ervoor dat de gegevensgoed binnenkwamen, een andere was verantwoordelijk voor de mooiegrafieken, de derde voor de database en de laatste voor hetoverzicht. Vooral het samenwerken vonden de meesten lastig. "Metz'n tweeën werken we aan een onderdeel, waar je ook dingenvoor in je eentje thuis kon doen", zegt Lennart. "Het probleem wasdat mensen van andere groepjes hun werk niet afhadden. Of het bijnaafhadden, en dat vier maanden lang. Dan kan een ander groepje dusniet verder. Ik denk dat tien man voor één project ookgewoon teveel is. Als iemand iets niet af heeft, zitten er gelijknegen te wachten en die kunnen dan weer niet verder met hun eigenwerk. Ook ben je met tien man de helft van de tijd bezig metoverleggen. Zo hebben we heftige discussies gevoerd over de vraagwat mooie, overzichtelijke grafieken zijn. Iedereen heeft daarnamelijk een eigen idee over. Als mensen binnen een bedrijf samensoftware maken, doen ze dat meestal maar met z'n vieren. Dat lijktme veel handiger."

Enquête

Het KNMI begeleidde de groep nauwelijks, dat was ook debedoeling van het project. De studenten moesten leren door vallenen opstaan. "Ze hebben ons wel goed gesteund", vertelt Lennart."Het helpt als je af en toe van je opdrachtgever hoort dat je hetgoed doet." Het KNMI was heel tevreden met de software die detweedejaars Informatica hebben gemaakt. Zo tevreden zelfs, dat zezich dit jaar graag aanbevolen hielden voor nog een project. "Voorhetzelfde geld zijn bedrijven niet tevreden", zegt Bijlsma. "Erzijn ook projecten die mislukken in die zin dat een bedrijf er tochniet veel aan heeft. Dat betekent nog niet dat een groep studentenin onze ogen gefaald heeft. Het gaat er tenslotte om dat ze er ietsvan leren. Er zitten nou eenmaalprojecten bij die standaard zijn enprojecten die een iets experimentelere aanpak eisen."

Na afloop van het Software Project vorig jaar werd eenenquête gehouden onder studenten. Ze konden het projectwaarderen op een schaal van één tot vijf. Alle studentendie de enquête invulden gaven het project een vijf. Bij geenander vak oordeelde men zo positief. "Dat is voor ons een teken dathet de goede vorm is", zegt Bijlsma. "Althans voor dit doel. Ookdocenten vinden om de groepen van het Software Project tebegeleiden, is nooit moeilijk."

Studenten vinden vooral dat ze veel leren. Lennart: "Wat ikgeleerd heb is dat je altijd eerst goed moet bedenken wat je gaatdoen, voordat je iets gaat doen. In het begin van het projecthadden we daar twee workshops over gehad. En daar zeiden ze welallemaal verstandige dingen over plannen en samenwerken, maar inons groepje hadden we het na vijf weken wel gehad met dat plannen.Uiteindelijk kom je er dan toch achter dat het beter is om eerst tedenken en dan te doen."

Dit schooljaar zal het project de laatste twee blokken wordengegeven. Dan wagen zo'n honderd tweedejaars zich weer aan dezepraktijkgerichte vorm van onderwijs. Onder de bedrijven heeft zichnet ook Gategame.com aangemeld, een bedrijf dat spelletjes opInternet verzorgt. "De bedrijven komen zo in aanraking met destudenten en een voordeel is dat daar soms ook goede stageplaatsenuitrollen", zegt Bijlsma. "Als het project de student aanspreekt,zijn er bedrijven die ook wel iets vergelijkbaars, maar moeilijkerte doen hebben. Dan is al snel een externe afstudeeropdrachtbinnen."

Joyce Vanhommerig