Stasi bijt tanden stuk op Interkerkelijk Vredesberaad

'Nederland werd gezien als de zwakke NAVO-schakel'

Xander Bronkhorst

Stasi-dossiers beslaan een groot deel van de oppervlakte van de logeerkamer van de Utrechtse portiekwoning van Beatrice de Graaf. Duizenden kopieën bestelde ze uit de archieven van de voormalige geheime dienst van Oost-Duitsland nadat ze in 2000 voor de periode van een jaar haar intrek nam in een appartement in Prenzlauer Berg. Daar begon ze aan het promotieonderzoek waarvoor ze dat jaar een aio-beurs van onderzoeksorganisatie NWO had gekregen.

In voormalig Oost-Duitsland ging ze op zoek naar de contacten die er waren geweest tussen gewone Nederlanders en DDR-burgers tijdens de Koude Oorlog. .Uit haar eigen omgeving wist ze dat deze contacten vaak via kerkelijke organisaties en de vredesbeweging liepen. Daar ging haar aandacht dan ook naar uit. De Graaf onderging als eerste Nederlandse onderzoeker ongecensureerd de sensatie van de 'kartonnen tijdmachine', zoals de archieven door hun omvang en nauwkeurigheid genoemd mogen worden. "Stapels en stapels" mappen lagen op De Graaf te wachten. "Ik was blij verrast. Ik had niet kunnen vermoeden zoveel aan te zullen treffen."

De onderzoekster was net op tijd, want twee jaar geleden kwam er een abrupt einde aan de grootmoedige wetgeving die er in het eerste decennium na de val van de Muur voor zorgde dat alle archieven ongelimiteerd toegankelijk waren. De oorzaak daarvan was het zogeheten Kohl-Urteil, het resultaat van een rechtzaak die oud-kanselier Kohl aanspande uit angst dat afgeluisterde gesprekken zouden uitwijzen dat de CDU illegale schenkingen had geaccepteerd van enkele bekende industriëlen.

De zwakke schakel

Tot haar eigen verbazing ontdekte de Graaf uit archiefstukken dat de Stasi wel een zeer grote rol speelde in de contacten met de vredesbeweging. In haar boek 'Over de Muur', waarop ze afgelopen maandag promoveerde, komt zij tot de vaststelling dat de Stasi tijdens het kruisrakettendebat vanaf eind jaren zeventig de Nederlandse vredesbeweging aanvankelijk poogde te gebruiken in de campagne tegen NAVO-bewapening. De Graaf, sinds kort docent-onderzoeker: "In het Oostblok werd Nederland als de zwakke Navo-schakel gezien door haar actieve vredesbeweging. In de periode tussen 1979 en 1985 kon de Nederlandse regering geen beslissing nemen over de plaatsing van de kruisraketten. Het eigenzinnige maatschappijbrede verzet tegen een nieuwe bewapeningsronde, vaak aangeduid als 'Hollanditis', werd door de Stasi op tal van manieren aangemoedigd, ook financieel."

Vooral het feit dat binnen de Nederlandse vredesbeweging linkse en christelijke organisaties waren vertegenwoordigd, was voor de Stasi interessant. De Graaf vond in de archieven dat de communistische mantelorganisatie Stop de Neutronenbom, die ook in kerkelijke kringen op sympathie mocht rekenen, tussen 1977 en 1979 jaarlijks 100.000 DMark uit Berlijn kreeg overgemaakt. Verder was oud-IKV-voorzitter generaal-majoor bd Michiel van Meijenfeldt volgens De Graaf een belangrijke pion in de Westpropaganda uit de DDR. Van Meijenfeldt, die zowel in christelijke als progressieve kringen groot respect genoot, werd de eerste voorzitter van Generaals voor Vrede, een samenwerkingsverband van hoge militairen tegen de plaatsing van kruisraketten dat op instigatie en met geld van de Stasi tot stand was gekomen.

De Nederlandse vredesbeweging mocht dan tijdens het kruisrakettendebat een mooi campagnevehikel zijn, ze bezorgde het regime van staatspartij SED tegelijkertijd vele kopzorgen, zo blijkt uit het onderzoek van De Graaf. De ontspanningspolitiek van de Duitse kanselier Brandt had begin jaren zeventig de DDR de gewenste diplomatieke en economische voordelen gebracht. Het SED-regime had echter ook moeten toestaan dat in- en uitreismogelijkheden werden verruimd. In die tijd waren het vooral de Nederlanders die in steeds grotere aantallen naar de DDR kwamen, vooral in kerkelijk verband of in het kader van de vredesbeweging. In de hoogtijdagen bezochten jaarlijks zo'n 9000 tot 12.000 Nederlanders de kerkelijke gemeenten in de DDR. Zij organiseerden samen diensten, wandeltochten, en meer van dat soort zaken.

De Graaf: "Het klikte gewoon met de Oost-Duitsers. Het waren ook protestanten. De DDR had bovendien de enige onafhankelijke protestantse kerk in het Oostblok. Vele Nederlanders vonden bovendien dat de menselijke verhoudingen in de DDR warmer en persoonlijker waren dan in het westen. Vind je het gek?, zou je nu misschien zeggen, dat is het enige wat er overbleef."

IKV

Hoewel de meeste DDR-gangers waren behept met een progressief maatschappelijke engagement en nieuwsgierigheid naar de kerk in het socialisme, waren de toenemende contacten de Oost-Duitse autoriteiten een doorn in het oog. De Graaf: "Die ontmoetingen konden het ideologische vijandbeeld dat voor de DDR van levensbelang was ondermijnen. Het communisme, de klassenstrijd en de twee machtsblokken vormde de bestaansgrond van het land."

Op alle fronten werd daarom een politiek van Abgrenzung gevoerd, misschien nog het best geïllustreerd door de uitbreiding van het aantal Stasi-agenten tot zo'n 180.000 in de jaren tachtig. Daarbuiten waren er nog 90.000 vaste medewerkers. "Bij elke ontmoeting van Nederlanders en DDR-burgers zat minstens één Stasi-agent", aldus De Graaf.

De mogelijk negatieve effecten van de Nederlandse bezoeken leken echter op korte termijn op wonderbaarlijke wijze geneutraliseerd te kunnen worden. Een vreemd conglomeraat van factoren maakte dat het DDR-regime in de contacten nauwelijks ter discussie werd gesteld. De eigen maatschappijkritiek op de westerse wereld zorgde ervoor dat de Nederlandse kerken eerder de hand in eigen boezem staken. Tegelijkertijd maakten de Oost-Duitse kerken hun gesprekspartners duidelijk een discussie over politieke systemen niet te willen voeren. "Ze vreesden de verborgen repressie door de Stasi en wilden de relatief onafhankelijke status niet verliezen. Tegelijkertijd waren de DDR-kerken zelf vrij links gezind. Er werd dus gepraat over vrede, maar van politieke oppositie was geen sprake."

Het was verrassend genoeg voormalig IKV-voorzitter Mient Jan Faber die de veiligheidsdiensten werkelijk angst inboezemde. Het IKV ondersteunde begin jaren tachtig de opkomst van een vredesbeweging in de DDR. Een gruwel voor de veiligheidsdiensten die vreesden voor een friedenssolidarnosc dat zich uitstrekte over het IJzeren Gordijn.

In haar proefschrift maakt De Graaf duidelijk dat Mient Jan Faber dus allesbehalve de naïeve Oostblokstroman was, waarvoor hij in de meer behoudende Nederlandse kringen vaak is gehouden. Driftig bladert de onderzoekster naar het midden van haar boek waar een afbeelding is opgenomen uit een Stasi-dossier over het IKV en Faber. De tekst behelst ondermeer de termen macciavelli der Friedensbewegung en socializmusfeindlichen Aktivitäten. "Het IKV combineerde het linkse verzet tegen de kruisraketten met het rechtse verzet tegen de onvrijheid in het oostblok. In de context van het Koude-Oorlogsdenken in Nederland was dat echter een te genuanceerd verhaal."

Het Nederlandse gevaar

IKV en Faber werden volgens De Graaf vanaf begin jaren tachtig een belangrijk werkveld voor de Stasi. Tien Stasi-agenten waren voltijds op het Nederlandse gevaar gezet. Elke drie maanden werd het thema op het hoogste niveau besproken. Faber zelf was vanaf 1982 persona non grata in Oost-Duitsland. Oost-Duitse kerken en Nederlandse contactpersonen werden ingezet om tweespalt in de IKV-gelederen te veroorzaken. In Nederland werd op tal van wijzen informatie ingezameld over het handelen van Faber en consorten. "Daarbij moet je niet meteen denken aan vuile methoden, die tijd was een beetje voorbij. Het was bovendien niet nodig. Veel IKV'ers waren kritisch over Faber die met zijn inspanningen voor de dissidenten de strijd tegen de kruisraketten ondergraafde. Zij waren best bereid daar iets over te zeggen. Zij verstrekten heel vergaande informatie, daar zijn zeker Oost-Duitsers de dupe van geworden."

Hoewel de Stasi vrij succesvol was met de strategie van Differenzierung, heeft Faber uiteindelijk toch een belangrijke rol gespeeld bij de afbrokkeling van het DDR-regime meent De Graaf. "Het IKV heeft dissidenten daadwerkelijk ondersteunt en van ideeën voorzien", stelt de Graaf. "Daarnaast werd de positie van dissidenten in de publiciteit gebracht, iets wat de DDR heel slecht kon gebruiken. Het waren die door het IKV ondersteunde dissidenten die voorop liepen bij de demonstraties die in 1989 leidden tot de val van het regime."

Waar het IKV de confrontatie opzocht met het regime, bleef een meerderheid van de contacten van kerkelijke organisaties die politieke oppositie dus uit de weg gaan. Uit angst voor het verlies van stabiliteit, van reis- en ontmoetingsmogelijkheden of van de hoop op een alternatief voor het kapitalisme. Uiteindelijk hebben echter ook deze contacten de DDR ondermijnd, stelt De Graaf, doordat ze de breuk tussen oost en west ter discussie stelden. De werkelijke verzoening waar in veel kerkelijke kringen op gehoopt werd, was echter een illusie, meent De Graaf. "De Koude Oorlog was voor de DDR vooral een ideologisch conflict. Men wilde koste wat kost vasthouden aan de eigen overtuiging. Zonder die ideologie, de muur en de Stasi was er voor de DDR geen bestaansgrond."