Foto uit beeldbank SPO Utrecht

Auteur interview: Annelies Meijer

Studenten als leeshulp op basisscholen

‘De vraag naar extra ondersteuning is enorm.’

Zonder een lesbevoegdheid tóch werken in het onderwijs? Bij het ON3 project geven HBO en WO studenten uit Utrecht extra leeshulp aan kinderen op de basisschool. Het leidt tot stijgende leesniveaus, betere dyslexie signalering en gelukkige kinderen. De werkdruk voor leerkrachten verlaagt en studenten raken geënthousiasmeerd voor het onderwijs. Het perfecte project?

Achterstanden door corona

‘Herstel en veerkracht voor de jeugd.’ Zo heet de subsidie die de gemeente Utrecht in 2022 lanceerde. Bedoeld om de impact van corona te herstellen. En dat was hard nodig. In het bijzonder voor kinderen met lees- en spellingsproblemen. Door alle corona achterstanden en het lerarentekort was het voor veel scholen onmogelijk geworden om te voldoen aan de eisen vanuit het vernieuwde Dyslexie protocol. Thea, projectleider ON3: ‘Voordat je kunt starten met dyslexieonderzoek, is veel extra ondersteuning vanuit de scholen nodig. Denk aan een paar keer per week intensieve leesbegeleiding om extra te oefenen. Terwijl er dus al zoveel achterstanden weggewerkt moesten worden. Scholen kregen het niet meer rond. En zonder dyslexieonderzoek, geen behandeling.’ De verschillende schoolbesturen in Utrecht sloegen de handen ineen. Vanuit de herstelsubsidie werd het ‘Ondersteuningsniveau drie project’ (ON3) opgestart. Bedoeld voor kinderen die, naast een verlengde instructie, extra leesondersteuning nodig hebben. Ondersteuning geboden door studenten. Thea: ‘Studenten blijken erg capabel te zijn als het gaat om dit soort hulpvragen. En de nood in het onderwijs is groot. Sinds dit schooljaar is het project daarom breder getrokken. Ook andere vragen op het gebied van taal, rekenen en ondersteuning bij kleuters worden opgepakt door studenten. We zijn heel blij met deze uitbreiding.’

Niet alleen voor het geld

Tamara, Tjarda, Merith en Polien kozen niet zomaar voor een bijbaan als (lees)hulp op een basisschool. Tjarda: ‘In mijn studie leer ik veel over kansenongelijkheid. Maar dat is allemaal theorie. Als (lees)hulp zie ik de praktijk, dat spreekt me aan.’ Merith: ‘Ik heb hiervoor de PABO gedaan. In deze bijbaan kan ik naast mijn studie toch iets voor het onderwijs betekenen.’ Tamara: ‘Ik heb lang getwijfeld of ik de PABO zou gaan doen. Uit eindelijk heb ik voor een andere studie gekozen. Als (lees)hulp krijg ik de kans om alsnog het onderwijs te verkennen.’ Als student krijg je echt een kijkje in de keuken van het onderwijs. Naast het werken met de kinderen, volg je de resultaten en werk je intensief samen met de leerkrachten en intern begeleider. Vaardigheden waar je veel aan hebt. Tjarda: ‘Het werk heeft me heel enthousiast gemaakt over het onderwijs. Dankzij leuke gesprekken met leerkrachten weet ik nu bijvoorbeeld dat ik alsnog de zij-instroomroute kan doen. En dat er ook andere functies in het onderwijs zijn, zoals die van intern begeleider. Zonder mijn bijbaantje had ik dat niet geweten.’ De bijbaan als (lees)hulp is perfect te combineren met de studie. Tamara: ‘De ene dag volg je colleges en de andere dag werk je van elf tot twee. Dat is een fijne structuur.’ Tjarda: ‘Het leven als student kan best chaotisch zijn. Structuur helpt. En met deze baan ben je in de avonden en in de weekenden vrij.’ Polien: ‘Ik krijg veel waardering voor mijn werk. Laatst kwam ik in de bibliotheek ouders tegen van school. Ze vroegen mij advies over hoe hun kind meer kon lezen, zo leuk!’ Hoewel het dus een ideale bijbaan lijkt, is niet elke student geschikt als (lees) hulp. Polien, die óók coördinator voor het ON3 project is en andere studenten werft: ‘Studenten moeten zelfstandig, betrouw baar, leergierig en zorgzaam zijn. Je moet de Nederlandse taal goed beheersen. En er moet oprechte motivatie zijn om met kinderen te werken. Deze bijbaan doe je niet alleen voor het geld.’

Zonder opleiding werken in het onderwijs

Twee keer per week werken de studenten met kleine groepjes kinderen aan hun lees-, taal- en rekenontwikkeling. Maar zonder lesgevende ervaring en uitgebreide kennis van didactiek werken in het onderwijs, hoe gaat dat eigenlijk? Tjarda: ‘Het viel me alles mee. De school helpt me goed. De materialen liggen voor me klaar. En ik kan elke vraag stellen.’ Natuurlijk loopt niet altijd alles gelijk van een leien dakje. Tamara: ‘Ik stroomde halverwege het jaar de school in. De kinderen wilden van alles doen, behálve lezen. Dan is het wel even zoeken hoe je daarmee omgaat. De intern begeleider van mijn school heeft goed meegedacht.’ Polien: ‘Met name het afstemmen van het niveau vond ik een uitdaging. Is het te moeilijk? Of juist te makkelijk?’ Soms leidt de start van een leesstudent tot grappige situaties. Merith: ‘Ik kreeg een rooster en een lijst met namen. ‘Haal de kinderen maar uit de klas,’ zeiden ze. Maar ik had natuurlijk geen idee om wie het ging.’ Is er dan helemaal geen voor kennis nodig? Thea: ‘Sinds dit jaar halen we eerst op wat studenten al weten. Daarna geven we advies: kijk hier of daar nog eens naar. Na een week of vijf volgt er een intervisiebijeenkomst. Dan wisselen we ervaringen uit. Wat deed je in die situatie? Waar loop je tegen aan? Bedoeld om te reflecteren en te groeien.’

Honderden kinderen profiteren

De vraag naar extra ondersteuning bleek enorm. Zo’n 45 scholen doen mee. Tientallen studenten, met name vanuit maatschappelijke en sociale studies, zijn gekoppeld. Honderden kinderen krijgen extra ondersteuning. En de effecten? Die zijn duidelijk zichtbaar. Polien: ‘Omdat we met kleine groepjes kin deren werken, kun je veel aandacht geven. Dat zie je terug in de vorderingen. Regelmatig vieren we het bereiken van een nieuw leesniveau.’ Tjarda: ‘Andersom gebeurt ook. Dat een kind, ondanks de intensieve begeleiding, geen stappen maakt. Dat is een signaal dat er mogelijk sprake is van dyslexie. Ook dát is waardevol om te weten.’ De extra hulp leidt ook tot sprongen in de sociaal-emotionele ontwikkeling. Merith: ‘Je ziet groei in de werkhouding. Een leerling die voor de zomer niet op z’n stoel kon blijven zitten, doet nu goed mee. Dat motiveert mij enorm.’ Polien: ‘Veel van mijn leerlingen zijn niet in Nederland geboren. Ze voelen zich onzeker over hun taal, worden boos als het niet lukt. Maar na een paar maanden begeleiding zie ik hun zelfvertrouwen en motivatie groeien.’ Als student ben je dus van grote betekenis als (lees)hulp. Tjarda: ‘Veel kinderen hebben behoef te aan een volwassene die naar ze luistert. Ik merk dat kinderen graag aan me vertellen over hun persoonlijke leven. Soms moet je er iets mee doen. Dan kaart je het aan bij de leerkracht. De één op één aan dacht zorgt zo voor veiligheid.’ En de leerkrachten? Polien: ‘Dankzij de studenten wordt de werkdruk van de leerkrachten verlaagd. Wij kunnen die extra, broodnodige aandacht geven. Dat lukt in een grote groep lang niet altijd. Ik merk dat leerkrachten onze hulp heel fijn vinden.’ Thea, tot slot: ‘ON3 is op alle fronten zo’n belangrijk en geslaagd project. Het zou niet moeten stoppen.’