Twee artsen van kaliber krijgen eredoctoraat

Paul Ridker: Preventie van hart- en vaatziekten

One of the scientists that shape our lives’. Zo omschreef Time Magazine de cardioloog die dit jaar in Utrecht een eredoctoraat krijgt voor zijn bijdrage aan de preventie van hart- en vaatziekten.

Een belangrijke oorzaak van hart- en vaatziekten is atherosclerose ofwel aderverkalking. Nadat lange tijd gedacht was dat een te hoog cholesterolniveau de voornaamste oorzaak van deze ziekte was, liet Ridker een kleine tien jaar geleden zien dat atherosclerose in feite een chronische ontsteking is. Hoe cruciaal deze ontdekking was, blijkt uit het feit dat zijn artikel ‘Inflammation and atherosclerosis’ inmiddels meer dan 4600 maal is geciteerd.

Opmerkelijk voor een klinisch onderzoeker is dat Paul Ridker ervoor koos om het niet bij deze ontdekking te laten. Hij ging op zoek naar methoden om de ontsteking bij patiënten op te sporen en naar manieren om al voordat de ziekte zich aandient, te kunnen voorspellen wie risico loopt op het ontwikkelen van aderverkalking. Daarmee betrad hij het terrein van de klinische epidemiologie, waarop zijn erepromotor Yolanda van der Graaf als hoogleraar in het UMC Utrecht actief is.

“Bijzonder is dat Paul Ridker zowel een bevlogen arts en klinisch onderzoeker is als een kundig epidemioloog”, zegt Van der Graaf. “Door middel van studies met grote groepen patiënten heeft hij aangetoond dat de aanwezigheid van het ontstekingseiwit CRP in het bloed onafhankelijk van andere factoren voorspelt of mensen risico lopen op atherosclerose. Hij toonde ook aan dat het toedienen van statines – op dit moment de meest succesvolle behandeling – niet alleen het aantal sterfgevallen reduceert, maar ook zorgt voor een afname van de hoeveelheid CPR in het bloed.”

In een recent gepubliceerde langjarige studie met ruim 17.000 deelnemers liet Ridker bovendien zien dat de aanwezigheid van CRP bij ogenschijnlijk gezonde patiënten een goede voorspeller is voor aderverkalking. Ook bevestigde dat onderzoek het nut van het vroegtijdig toedienen van statines om het risico te verkleinen.

Opvallend genoeg is Ridker, net als zijn collega-eredoctor Laing, in Zimbabwe actief geweest als arts. Voordat hij in Harvard zijn artsenbul behaalde, deed hij een jaar lang praktijkervaring op in Kenia, Zambia en Zimbabwe. In 2004 riep het Amerikaanse weekblad Time Magazine de onderzoeker aan de Harvard Medical School uit tot één van de achttien wetenschappers die in dat jaar een uitmuntende bijdrage hadden geleverd aan de gezondheid en het welzijn in de wereld.

Richard Laing:

Medische zorg voor de allerarmsten

In Richard Laing eert de UU een man wiens medische loopbaan vanaf het begin in het teken heeft gestaan van het streven om de gezondheidstoestand van de allerarmsten te verbeteren. Die ambitie kreeg vorm in de jaren zeventig in zijn geboorteland Zimbabwe.

Als pas afgestudeerd arts publiceerde hij kort na het einde van de onafhankelijkheidsstrijd een rapport, waarin hij de gebrekkige medische zorg voor zwarte landarbeiders en hun vaak ondervoede kinderen op de toen nog blanke boerderijen hekelde. Hij liet zich niet afschrikken door de woedende reacties van de boeren, die zelfs zijn vrouw aanvielen, en zette een succesvol gezondheidsprogramma voor de arbeidersgezinnen op poten.

Hoewel ook zijn volgende activiteiten hem conflicten opleverden, nu met de farmaceutische industrie, wist Richard Laing van geen wijken. In Zimbabwe was hij betrokken bij het opstellen van een richtlijn voor verstandig medicijngebruik, in Zuid Afrika stond hij zij aan zij met Nelson Mandela in de juridische strijd tegen 39 bedrijven met als inzet betaalbare geneesmiddelen tegen aids. Vooral de overwinning in die strijd dankzij een in Noorwegen gesloten akkoord, ervoer Laing als een belangrijke mijlpaal in zijn niet aflatende streven naar een goede medische zorg voor alle lagen van de bevolking.

Sinds 2003 ijvert Laing voor die zaak in dienst van de Wereld Gezondheidsorganisatie WHO. Eén van zijn eerste wapenfeiten was de publicatie van het rapport ‘Priority Medicines for Europe and the world’, dat hij in 2003 schreef in opdracht van de Nederlandse regering, de toenmalige EU-voorzitter. In dat document, waarvoor hij nauw samenwerkte met zijn erepromotor, de Utrechtse hoogleraar farmaco-epidemiologie Bert Leufkens, identificeerde Laing terreinen waarop onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen dringend nodig was.

Leufkens: “Hij gaf niet alleen aan op welke gebieden het wetenschappelijk onderzoek tekort schoot, maar hij maakte ook duidelijk hoe dat komt. Hij liet zien dat innovatie in het geneesmiddelenonderzoek niet uitsluitend aan de markt kan worden overgelaten, omdat dat onvermijdelijk betekent dat sommige belangrijke medicijnen om financiële redenen niet zullen worden ontwikkeld.”

Het rapport van Laing heeft volgens Leufkens grote invloed gehad. Hij wijst op het Innovative Medicine Initiative van de Europese Unie en op het Nederlandse topinstituut TI Pharma. “Dat instituut dat innovatief onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen stimuleert, is onder meer tot stand gekomen dankzij een substantiële bijdrage van de Nederlandse overheid. Dat men bereid was TI Pharma zo ruimhartig te steunen, is zeker mede te danken aan de inzet van Richard Laing.”