Utrechtse filosoof ontwikkelt bloeiende relatie met vaatwasser en inductieplaat: 'In het begin had ik alleen iets met de keukenradio'

Utrechtse filosoof ontwikkelt bloeiende relatie met vaatwasseren inductieplaat: 'In het begin had ik alleen iets met dekeukenradio'

"Of ik de apparatologie serieus neem? Natuurlijk doe ik dat."Jan Vorstenbosch kijkt de verslaggever zo onbewogen aan dat dezebegint te twijfelen. Dat boekje van die Vorstenbosch over zijnstofzuiger en zijn citruspers, dat is toch zeker een grote grap?Maar de Utrechtse filosoof legt doodernstig uit dat apparaten eengrote invloed kunnen hebben op ons maatschappelijk functioneren endat de apparatologie in die zin een zeer onderschat vakgebied is."Neem de vaatwasmachine. Toen die bij ons in huis kwam, heeft datmijn leven ingrijpend veranderd." Dan kan ook Vorstenbosch eenglimlach niet meer onderdrukken. "Gelukkig ging hij snel kapot. Nukan ik weer zelf afwassen."

Wat moet je met een boek dat je voortdurend op het verkeerdebeen zet, een boek waarin hilarische passages over de politiekedimensie van het strijkijzer worden onderstreept door citaten vandenkers als Hannah Arendt? Wil Jan Vorstenbosch serieus eenfilosofie van het apparaat ontwikkelen of is het voor hem zelf ookmaar een geintje? De schrijver herkent het dilemma. Ik moest laatstoptreden in het tv-programma van Midas Dekkers over nieuwe boeken."Ik had me ingesteld op serieuze vragen over apparaten, waar ik netals in mijn boek met de nodige ironie op kon reageren. Maar totmijn verbazing begon Dekkers zelf heel ironisch te doen. Toen moestik dus opeens serieus de filosofie gaan verdedigen. Zo gaan ze metje aan de haal als je niet oppast."

Keuken

Praten met Vorstenbosch is een even postmoderne ervaring alszijn boek lezen. De ernst en de ironie zijn in zijn woorden op eenzo ragfijne manier met elkaar verweven dat je niet weet waar de eenophoudt en de ander begint. Maar gaandeweg wordt duidelijk dat deapparatologie, die hij ontwikkelde voor het maandblad FilosofieMagazine, meer is dan vrijblijvende grappenmakerij.

"Ik ben deze stukken gaan schrijven toen wij thuis een anderekeuken kregen. Ik zag opeens allerlei nieuwe apparaten om me heenen het leek me interessant om te observeren wat voor invloed die opmij zouden hebben, hoe mijn leven zou veranderen door zoiets alseen vaatwasser. Mijn zelfrespect als filosoof eiste alleen wel datik er iets nieuws mee zou doen. Dus niet weer een keer opschrijvendat samen afwassen leuk is en dat dat door de vaatwasser verlorengaat, maar serieus nadenken over de vraag wat dat samen afwassentot zoiets bijzonders maakt."

Hoewel de techniek in de hedendaagse filosofie een nietonbelangrijk thema vormt, komt het maar zelden voor dat filosofenzo concreet op individuele apparaten ingaan als Vorstenbosch doet."Filosofen benaderen problemen in het algemeen op een nogalabstracte manier. In de filosofie gaat het over 'de techniek' enhaar invloed op 'de mens'. Ik wilde graag wat concreter zijn en wattoegankelijker, terwijl ik toch heb geprobeerd om in die stukjeseen paar ideen te investeren die ik ook in een artikel voorvakgenoten zou kunnen uitwerken. Ik heb dit boekje op mijnpublicatielijst gerangschikt onder 'overige producten', ik ga nietzover om het als vakfilosofie te beschouwen, daarvoor is het teassociatief. Maar aan de andere kant vind ik dat nadenken over devaatwasser wel degelijk een filosofische bezigheid kan zijn."

Binnen de faculteit Wijsbegeerte, waar Vorstenbosch werkt alsmedewerker toegepaste ethiek, woedt al enige tijd een discussieover de vraag in hoeverre een vlot geschreven artikel in een bladvoor niet-filosofen als serieuze publicatie mag worden meegeteld.Hijzelf heeft daar geen moeite mee."Ik zie het als een vorm van watde Amerikaanse schrijver John Seabrook in De Volkskrant onlangs'nobrow'-cultuur noemde, een moeilijk te vangen mix vanverwijzingen naar traditionele hoge cultuur ('highbrow') en lagecultuur ('lowbrow'). Zolang een filosofisch artikel origineel is ende auteur zijn standpunt met kracht van argumenten onderbouwt, zieik niet in waarom het niet goed en met humor opgeschreven zou mogenworden."

Stofzuigen

Op de vraag wat voor hemzelf het meest leerzaam is geweest in deapparatologie, praat Vorstenbosch vol vuur over zijn ontdekking vande waarde van het cyclisch karakter van huishouden, de eeuwigeherhaling van veel huishoudelijk werk. "Stofzuigen, strijken,afwassen, het gaat maar door, met apparaten die om met Marx tespreken als enige functie hebben dat ze de reproductie van dearbeidersklasse in stand helpen houden. Om die reden wordt vaak opdit soort activiteiten neergekeken, maar dat ben ik hoogstonterecht gaan vinden. Juist het routinematige van dat werk biedtje de kans om tegelijk met iets anders bezig te zijn, met nadenkenof naar muziek luisteren of samen praten. Dat maakt routinematigehandelingen uniek. Ik denk dat veel mensen gelukkiger zouden zijnals ze dat routineuze karakter van huishoudelijk werk meer opwaarde wisten te schatten."

Opmerkelijk is de bloeiende relatie die de auteur in het boekmet zijn apparaten ontwikkelt. "In het begin had ik alleen iets metde keukenradio", bekent Vorstenbosch lachend, "maar al schrijvendis dat veranderd. De grootste ommezwaai betrof mijn omgang met deinductiekookplaat. Eerst vond ik het maar een onzinnig ding, duuren overbodig, maar geleidelijk ontdekte ik dat koken met die plaatecht veel leuker is. Ik zou hem -of is het haar?- nu niet meerwillen missen, net zomin trouwens als de citruspers en debijzondere manier waarop die mijn vingertoppen masseert. Ik beweegme nu ook heel anders door het huis. Telkens als ik een van mijnapparaten zie, denk ik: he, over jou heb ik ook geschreven, het isme gelukt om je uit de anonimiteit te schrijven, je bent nietonopgemerkt gebleven. Ik had dat niet verwacht, maar al schrijvendheb ik echt een band met ze gekregen."

Erik Hardeman

'Twaalf huishoudelijke apparaten' van JanVorstenbosch, uitgeverij Nieuwezijds, 24,90


Heidegger aan de afwas

Een ten onrechte verwaarloosde vraag in de geschiedsschrijvingvan de moderne filosofie is of Hegel, Husserl of Heidegger wel eenshielpen met de vaat. Zelfs Weischedel besteedt er in zijnlezenswaardige boek over de alledaagse levens van beroemdefilosofen 'Filosofie door de achterdeur' geen aandacht aan. Net alseen aantal andere huishoudelijke karweitjes strijken, stofzuigengeeft het doen van de vaat namelijk een inkijkje in de aard enontwikkeling van het menselijk bewustzijn en in het bijzonder in derelatie tussen bewustzijn en handelen. Voor dit type alledaagse enoverzichtelijke huishoudelijke handelingen blijkt het bewustzijn opeen laag pitje te kunnen worden gezet, en vrij gemaakt te kunnenworden voor het rustig overdenken van de meest brandendeonderwerpen en vragen die zich in de loop van de dag aan deafwasser hebben voorgedaan.

Leidt denken dan niet af? Nee. Het is niet alleen heel goedmogelijk om op excellente wijze de vaat te doen, zonder dat je ermet je gedachten geheel en al bij bent. Het laatste lijkt zelfsvoor het eerste een voorwaarde. Met iemand die zich tijdens hetafwassen volledig concentreert en moet concentreren op de glazen enborden, is iets mis. Hij of zij is onervaren en nog aan het leren,kinderen in de leeftijd tot acht, negen jaar, bijvoorbeeld. Of tegespannen, obsessief en onevenredig gericht op hygiene ofschoonheid. Zo iemand weet de vaat geen geigende plaats te geven inhet menselijk leven als geheel. Kortom, er klopt iets niet met hemof haar. Er is in zo'n geval, tragisch genoeg, grote kans dat erfijngeslepen glazen stuk gaan. Deze afwasser is niet alleen geengoed voorbeeld van mens-zijn wat nog tot daaraan toe is, omdat ergeen harde criteria zijn voor wat een goed mens is hij deugt ookniet als afwasser.

Eerste twee alinea's van het hoofdstuk over devaatwasser