Utrechtse psychonoom De Haan slaat brug naar beta: Gedrag verklaren door exact hersenonderzoek

Utrechtse psychonoom De Haan slaat brug naar beta: Gedragverklaren door exact hersenonderzoek

Wie in het Van Unnik bij psychonomie de lift uitkomt, looptonmiddellijk op tegen een bord met verwijzingen naar onder meer eenreactietijden-experiment, een lees-experiment en eenaandachts-experiment. Het is duidelijk: we zijn op een afdelingwaar meetgegevens een belangrijke rol spelen. "Maar", waarschuwt DeHaan, "trek daaruit niet de conclusie dat wij een soort verkaptebetas zijn. Wij hebben weliswaar een bijzondere belangstelling voorde natuurwetenschappelijke basis van zintuiglijke processen voorhetgeen precies in de hersenen van mensen gebeurt als zij dingenzien of horen of onthouden. Maar wij zijn wel psychologen. Dat wilzeggen dat het ons in wezen gaat om de vraag hoe zintuiglijkestimuli tot bepaalde vormen van gedrag leiden."

De Haan kwam in 1991 naar Utrecht als nieuwe hoogleraar in devakgroep Psychonomie van Piet Vroon die er op dat moment vooral oponderzoekgebied weinig florissant voorstond. "Ik ben begonnen methet ontwikkelen van een heel nieuwe onderzoeksmissie. Gegeven hetfeit dat psychologie de studie is van menselijk gedrag en dat allegedrag voortkomt uit activiteit in de hersenen, wilde ik denatuurwetenschappelijke kant van de psychologie meer gaanbenadrukken. Wil je storingen in het gedrag van mensen begrijpen,dat zul je moeten weten wat er precies in de hersenen gebeurt.Vandaar dat ik de banden met de beta-faculteiten en met hetziekenhuis ben gaan aanhalen."

Hij besloot om het onderzoek in Utrecht te concentreren op deterreinen van waarneming en geheugen. Centraal in dat onderzoekstaat het in kaart brengen van de hersenen van proefpersonenterwijl die taken uitvoeren. Via tal van scans worden de plaatsenin de hersenen gedentificeerd waar bepaalde zintuiglijkeactiviteiten zijn gelokaliseerd. Op die manier hoopt de Utrechtsepsychonoom meer inzicht te krijgen in de biologische achtergrondvan stoornissen in de waarneming en in het geheugen, maar ook vantal van psychiatrische problemen.

Freud

Voor lezers die bij psychologen vooral denken aan invoelendedames en heren die het verstoorde zielenleven van hun op een sofagelegen clienten analyseren, lijkt het hersenonderzoek van deUtrechtse cognitiewetenschappers nog maar weinig met psychologievan doen te hebben. Maar dat is een vergissing, stelt De Haan."Alleen historisch al zitten zulke mensen ernaast. Het aardige isnamelijk dat de psychologie van de relaties tussen hersenen engedrag tot aan het eind van de negentiende eeuw een medischediscipline was die gedragsstoornissen in eerste instantieverklaarde uit puur fysiologische afwijkingen in de hersenen. Freudwas in Wenen opgeleid als neuroloog en besloot alleen maar tot eenandere aanpak, omdat hij met de toen beschikbare kennis van dehersenen niet verder kwam."

Ook inhoudelijk deugt het verwijt volgens De Haan echter niet."Wij bestuderen hier weliswaar de biologische basis vanhersen-gedrag relaties, maar om echt goed te begrijpen wat ergebeurt, kunnen we niet zonder een theoretisch model dat duidelijkmaakt hoe de verschillende processen die een rol spelen bij hetuitvoeren van een bepaalde functie, onderling samenhangen."

Bij deze theorievorming en de ontwikkeling van methoden vanonderzoek speelt de cognitieve psychologie een centrale rol. "Neemhet geheugen. Door middel van moderne scanningstechnieken is hetmogelijk om activiteit in de hersenen te registreren. Dit lijkt ineerste instantie een makkelijke methode om de hersengebieden teidentificeren die betrokken zijn bij het geheugen: geef een persooneen geheugentaakje terwijl hij in de scanner ligt en kijk welkehersenstructuur oplicht. Het probleem is echter dat er dan veelverschillende gebieden tegelijk oplichten, omdat het geheugenbestaat uit een groot aantal aparte processen die elk een deel vanhet geheel uitvoeren. Wil je meer over al die verschillendeprocessen weten, dan kom je dus weinig verder door uitsluitend temeten. Dan kun je niet zonder inzicht in de cognitieve architectuurvan het geheugen en dat is bij uitstek psychologische kennis."

Hoewel fundamenteel van aard, kent de door de Utrechtsepsychonomen ontwikkelde kennis inmiddels ook tal van praktischetoepassingen. Enerzijds moet het onderzoek meer inzicht geven in degevolgen van beschadigingen in de hersenen op cognitieveactiviteiten zoals waarnemen en onthouden. Daarnaast kan bijbepaalde geneesmiddelen worden bekeken in hoeverre zij schadelijkzijn voor de cognitieve vaardigheden. Zo is recent vastgesteld datde angst voor beschadiging van het geheugen bij een bepaalde vormvan chemotherapie bij borstkanker, ongegrond is.

FC Donders

De Haan is trots op de recente ontwikkelingen bij psychonomie."In de jaren tachtig was de meer natuurwetenschappelijke kant vande psychologie kennelijk niet erg populair bij de machthebbers vande faculteit, maar daar is nu een kentering in opgetreden."Inmiddels hebben hij en zijn medewerkers een bloeiendresearch-centrum opgebouwd dat recent een pioniersubsidie en tweevernieuwingsimpulsen in de wacht wist te slepen. En als het aan DeHaan ligt zal het centrum in de wereldtop van het onderzoek naarwaarneming en geheugen gaan meedraaien.

Naast het goede onderzoeksklimaat ois misschien ook de goedesfeer in de groep een verklaring voor de successen. Als een van deweinige Utrechtse onderzoeksgroepen doen de psychonomen in dezaalvoetbalcompetitie van Olympos mee met een eigen team, waarinook De Haan zijn partijtje vol enthousiasme meeblaast. "Ons teamheet FC Donders", zegt hij lachend. "We zijn niet erg goed, maar denaam is wel heel toepasselijk, want Donders was in de negentiendeeeuw een van de eerste Utrechtse hoogleraren die is gaan kijkennaar de biologische aspecten van visuele informatieverwerking. Enwat is voor een voetballer nou belangrijker dan dat? Nog afgezienvan zijn twee voorletters is F.C. Donders dus ook vanwege zijnonderzoek een ideale naamgever voor een voetbalteam vancognitiewetenschappers."

Erik Hardeman