Utrechtse scholieren praten Murks: 'Wij samen ien sjtad mooi hoofddoeken gezien'

Utrechtse scholieren praten Murks: 'Wij samen ien sjtad mooihoofddoeken gezien'

'Fawaka, what's up'." Voor grote groepen jongeren is het eendoodnormale verwelkoming. De Amsterdamse linguist Rene Appelpubliceerde vorig jaar de resultaten van een onderzoek dat hij inAmsterdam verrichtte naar het taalgebruik van groepen Nederlandse,Turkse, Marokkaanse en Surinaamse jongeren. Hij ontdekte dat er indie gemengde etnische groepen in Amsterdam 'straattaal' gesprokenwerd, een vorm van Nederlands waarin veel invloeden uit allochtonetalen en het Engels te herkennen zijn. Die invloeden waren het bestwaarneembaar als het ging om woordgebruik, maar ook dewoordvolgorde was kenmerkend.

Taalkundige Jacomine Nortier onderzocht het afgelopen jaar of deveronderstelling van Appel, dat ook in andere steden 'straattaal'te vinden moet zijn, op waarheid berustte. Hiervoor richtte Nortierzich vooral op leerlingen van het De Bruijne Lyceum aan de rand vande Utrechtse wijk Lombok. Lombok is het onderzoeksveld van hetinteruniversitaire TCULT-project dat in kaart wil brengen hoeverschillende talen en culturen met elkaar in aanraking komen. Hetonderzoek van Nortier maakt deel uit van dat project.

"Al snel bleek dat het begrip straattaal in Utrecht veel minderbekend is dan in Amsterdam", vertelt Nortier. "Ook de woorden ophet lijstje van Appel dat ik meenam, werden tot mijn teleurstellingniet herkend door een groepje Nederlandse jongeren." Toch merkteNortier dat ook in Utrecht scholieren onderling een eigen taalspreken. "Vooral als het ging over typische jongerenonderwerpen alsgeld, roken en het andere geslacht, kwam dat andere taalgebruiknaar boven. Barki voor honderd gulden, of sma voor meisje,bijvoorbeeld. Maar dat was wel weer een ander soort straattaal danin Amsterdam. Daar hoorde Appel veel invloeden uit het SurinaamseSranan, in Utrecht is de inbreng van het Arabisch en het Berbersdoor de overheersende aanwezigheid van Marokkanen veel groter.Turken blijken zich minder te mengen met andere etniciteiten. HetTurks hoor je dan ook veel minder terug, al is een woord als lan,makker, heel populair."

Meisjes

Al speurende naar uitingen van 'straattaal', stuitte Nortier opeen ander fenomeen. Nederlandse jongeren die niet in nauw contactstonden met andere etniciteiten blijken er ook een opvallendtaalgebruik op na te houden. "Zij imiteren hun Marokkaanse enTurkse leeftijdgenoten. Klaarblijkelijk vinden ze het 'cool' enstoer om het praten van die Marokkanen, waar ze eigenlijk eenbeetje bang van zijn, na te doen. Omdat ze op een afstand staan vandie allochtone groeperingen, blijft het vooral bij het nadoen vanaccent en intonatie. Straattaaluitdrukkingen zoals als 'ik galoesoe', wat 'ik ga weg' betekent, kennen die Nederlandse jongerenniet. Wel zijn er enkele woorden uit allochtonentalendoorgesijpeld. Een bekend voorbeeld daarvan is 'woela', Arabischvoor 'ik zweer het'." Nortier reproduceert met nadrukkelijkuitgesproken z- en ie-klanken de taal die zij op bandopnamen die dejongeren van zichzelf maakten hoorde: "Wat iezz dat? Wat moet jijvan mij? Iek zzal jou slaan."

Nortier besloot het verschijnsel Murks te noemen. De term hoordeze twee autochtone meisjes gebruiken en kwam ze later nog eenenkele keer tegen. "Maar het is zeker geen gangbaar begrip onderjongeren." Dat ook Nederlandse meisjes zich van het taaltjebedienen is overigens enigzins tegen het zere been van de jongens.Waar het praten van Murks voor de jongens iets bravoureachtigsheeft, is het bij de meisjes vooral gericht op loltrappen. "IekFatima, iek 32 brroerrtjes en zzuzzjes, iek getrouwd met Achmed.Of: wij samen ien sjtad mooi hoofddoeken gezien", illustreertNortier. "Jongens vinden dat niks. Ze wezen mij er zelfs op dat ikdie meisjes niet serieus moet nemen."

Voor Nortier was het verschijnsel Murks iets geheel nieuws. "Ikhad er nog nooit van gehoord en ook in de literatuur is er nietsover terug te vinden. Maar eigenlijk is het heel begrijpelijk. Toenik in Limburg op school zat, spraken we ook voor de lol platLimburgs. Zo is er altijd gepraat onder jongeren. En nu er zoveelleden van etnische groeperingen in Nederland zijn, is het volstrektlogisch dat ze van invloed zijn op onze taal. Veel mensen die ik ernaar vroeg wisten dan ook snel waar ik het over had. Ze hadden hetalleen nooit serieus genomen. 'Oh, je bedoelt dat smurfentaaltjevan ze', kreeg ik dan te horen."

Hoewel het Murks een uiting lijkt te zijn van bewondering voorTurken, Marokkanen en Surinamers, willen deze allochtone jongerener niets van weten. Zij interpreteren het juist als een gebrek aanrespect. Nortier: "Nederlandse jongeren weten dat ze niet in hetbijzijn van allochtonen Murks moeten spreken. Ik heb een bandopnamewaarop jongeren in een snackbar plotseling van het Murks overgaanop het Nederlands. Wat bleek: op dat moment kwam er een Marokkaanbinnen."

Voor zowel het Murks als de straattaal geldt volgens Nortier dathet gelegenheidstalen zijn. "Het wordt alleen binnen de groepgebruikt. De jongeren weten dondersgoed dat ze het niet in hunhoofd hoeven te halen op die manier tegen een leraar of een anderevolwassene te praten. Straattaal is ook zeker niet, zoals wel eensgedacht wordt, een stadium in de taalontwikkeling. Het is eencreatief spelen met taal, waartoe je juist pas in staat bentwanneer je het Nederlands behoorlijk onder de knie hebt.

Moedertaal

Dat 'straattaal' geen armoe is, blijft Nortier keer op keerbenadrukken. "De angst dat het Nederlands verloren gaat door hetspreken van een minderheidstaal is onterecht." De overtuiging vanNortier bleek ook uit een manifest dat in september onder meer inhet 'U-blad' verscheen. Samen met enkele vakgenoten onderstreeptezij daarin het belang voor allochtone kinderen van het spreken enoefenen van de moedertaal. Met het document moest tegengas gegevenworden aan het groeiende politieke en maatschappelijke verlangen omde Nederlandse taalverwerving van allochtone kinderen deallerhoogste en enige prioriteit te geven.

"Vanaf de publicatie van het beruchte artikel van Paul Scheffer,'het multiculturele drama', ging het in de media en in de politiekover de verwerving van de Nederlandse taal". aldus de taalkundige."Minister Van Boxtel wilde ouders zelfs verplichten thuisNederlands te spreken met hun kinderen. Onuitvoerbaar natuurlijk,al was het maar omdat veel allochtone ouders zelf niet meer dan eenjaar inburgeringscursus achter de rug hebben. Opvallend in de helediscussie was dat er vooral sociologen en pedagogen aan het woordkwamen, geen taalkundigen. In het manifest stellen wij dat hetuitermate naief is te denken dat de problemen de wereld uit zijn,wanneer leerlingen alleen maar Nederlands spreken. Veel aandachtvoor de moedertaal en -cultuur hoeft helemaal niet ten koste tegaan van het Nederlands. Het is zelfs omgedraaid. Kinderen kunnenpas een nieuwe taal leren, wanneer ze een stevige basis in demoedertaal hebben."

Het 'geproblematiseer over de multiculturele samenleving' stuitNortier tegen de borst. "Zoiets als 'straattaal' is toch vooralleuk? En veel sprekers van straattaal hebben juist een verontwikkeld gevoel voor nuances in de Nederlandse taal. EenNederlander mag een Surinamer geen roetmop noemen, terwijlSurinamers elkaar wel zo mogen noemen. Dat weten ze maar al tegoed."

Xander Bronkhorst


Straattaal

tezz = shit

woela = ik zweer het

lan = makker

jemek = je moeder (scheldwoord)

sma, chick, tjirie = meisje

canim, habibi, zin = leuk meisje

strak, vet, banish, frox = tof

afoe = peuk

jungo = wiet

ik ga loesoe = ik ga weg

barki = honderd gulden

Naar verwachting eind dit jaar zal uitgeverijPrometheus het boek over Murks en straattaal van Nortier op demarkt brengen.