Utrechtse theoloog werkt aan herontdekking van een verloren wereldreligie: 'Mani zag zichzelf als reincarnatie van Jezus'
Utrechtse theoloog werkt aan herontdekking van een verlorenwereldreligie: 'Mani zag zichzelf als reincarnatie van Jezus'
Op zijn bureau liggen fotokopieen van stukken Griekse tekst."Kijk", zegt Van Oort met een verlekkerde blik, "dit zijnfragmenten van teksten uit de Dachleh-oase, zon achthonderdkilometer ten zuiden van Cairo. Daar worden sinds kortoverblijfsels opgegraven van wat een manicheische commune moet zijngeweest. Collegas vinden daar regelmatig nieuwe teksten en ik bendat materiaal in Utrecht aan het vertalen met het oog op een nieuwetekstuitgave. Dat heeft mij eens te meer duidelijk gemaakt, hoebelangrijk het manicheisme voor de westerse geestesgeschiedenis isgeweest. Dat vindt trouwens ook de UNESCO, want die heeft hetproject officieel erkend."
Het verhaal van het manicheisme begint in 216 als in hetPerzische Rijk een zekere Mani wordt geboren. De jongen groeit opin een gemeenschap van joods-christelijke dopers, maar oneens alshij het is met hun opvatting dat God almachtig is en dus ook hetkwaad in de wereld heeft gebracht, besluit hij op 24-jarigeleeftijd een nieuwe wereldreligie te stichten. "Dat klinkt heelsimpel", lacht Van Oort, "maar in het geval van Mani kun je hetecht niet op een andere manier zeggen. Hij beschouwt zichzelfnadrukkelijk als de opvolger van Jezus en noemt zich het zegel derprofeten, zoals later ook Mohammed zal doen. In zijn brievenplaatst Mani zich op een lijn met eerdere verkondigers van eengeopenbaarde goddelijke waarheid zoals Boeddha, Zarathoestra enJezus. In die laatste ziet hij een groot profeet. Hij beschouwtzichzelf zelfs als de reincarnatie van Jezus'"
Dat Mani er van meet af aan op uit is een godsdienst testichten, blijkt uit het feit dat hij heel doelgericht eenorganisatie opbouwt om zijn leer over de wereld te verspreiden,iets wat Jezus in zijn ogen ten onrechte heeft nagelaten. Hijdocumenteert zijn opvattingen uitvoerig en stelt voor zijnvolgelingen een canon op van gezaghebbende teksten. Hij gaat zelfszover dat hij een opvolger aanwijst die na zijn dood als eerstemanicheische paus moet waken over zijn geestelijke erfgoed. Diedood komt in 276, als Mani aan het hof van de Perzische sjah inongenade valt en in navolging van Jezus aan het kruis wordtgenageld.
Inmiddels heeft zijn leer echter wortel geschoten en verspreidtze zich snel over grote delen van Noord-Afrika en Azie, waar hetmanicheisme tussen de vierde en achtste eeuw na Christus miljoenenaanhangers telt, vertelt Van Oort. "Dat de leer van Mani inNoord-Afrika populair is geweest, weten we onder meer omdatAugustinus, een van de meest belangrijke kerkvaders, in zijn jeugdin het huidige Algerije en Tunesie manicheeer is geweest. Maarvooral in Azie houdt deze religie lang stand. In de achtste eeuw ishet de officiele staatsgodsdienst van het toenmalige Turkestan enlangs de Aziatische Zijderoute zijn er tot in China sporen vanteruggevonden. Onlangs is bijvoorbeeld een manicheische tempel aande Chinese oostkust ontdekt, waar Mani nog steeds wordt vereerd,zij het nu als de Boeddha van het licht. In Europa en in hetMidden-Oosten waar het orthodoxe christendom en de islam snel aankracht winnen, vergaat het het manicheisme minder goed. Hoewel hetnog enige tijd voortleeft in middeleeuwse sekten zoals deZuid-Franse katharen, verdwijnt het hier rond 1200 van hettoneel.
Zarathoestra
Lang is gedacht dat het manicheisme vooral een op Perzischeinvloeden gebaseerde religie is geweest, een variant van de leervan Zarathoestra. Maar de vertaling van de teksten die de laatstejaren in Egypte zijn opgegraven, heeft duidelijk gemaakt dat dateen misvatting is, stelt Van Oort. "Uit die teksten blijktzonneklaar dat het manicheisme een door en door christelijkegodsdienst is geweest, al was het een christendom met een gnostischkarakter, waarin geheime en alleen aan een selecte groep ingewijdengeopenbaarde kennis een grote rol speelde. Het manicheisme is eenleer die je denken als gelovige scherpt. Vandaar ook dat hetgedachtegoed van Mani telkens weer opduikt waar mensen nadenkenover de overgeleverde leer van de kerk. Het dwingt je voortdurendom je af te vragen hoe dat nou zit met goed en kwaad."
Uit zijn onderzoek blijkt weer eens hoe uitermate veelkleurig enboeiend de wordingsgeschiedenis van het vroege christendom isgeweest, aldus Van Oort, die om de gnostische component toe telichten al tweemaal gasthoogleraar was van de British Academy. "Ikdenk dat meer aandacht hiervoor ook voor Utrechtse studenten heelnuttig kan zijn. Maar kennelijk ziet de Utrechtse faculteittheologie weinig heil in de bestudering van deze vroeg-christelijkestromingen. Dat mag je althans afleiden uit het feit dat ik vorigjaar niet in Utrecht, maar in Nijmegen tot bijzonder hoogleraarchristendom en gnostiek ben benoemd."
Met zijn Nijmeegse benoeming lijkt een einde te komen aan eentypisch Utrechtse traditie, constateert Van Oort. "Gilles Quispelheeft hier sinds 1953 als hoogleraar kerkgeschiedenis jarenlangover het manicheisme en de gnostiek gedoceerd. Ook Van Unnik en Vanden Broek zijn op dit gebied bekende namen. Merkwaardig dat defaculteit die positie zo gemakkelijk uit handen geeft, zeker geziende grote popuariteit van het onderwerp. Voor veel theologischekwesties loopt de belangsteling terug, maar als je ergens spreektover gnostiek en manicheisme zitten er zo driehonderd mensen."
Licht en duister
Kenmerkend voor de leer van Mani is zijn strak doorgevoerdedualisme, de rigoureuze tweedeling tussen geest en lichaam, tussengoed en kwaad, aldus Van Oort. "De grote vraag voor de manicheeers,net als trouwens voor alle andere gelovigen in een almachtige God,is de vraag waar het kwaad in de wereld vandaan komt en hoe hetkomt dat die almachtige God dat zo maar toelaat. In de strengejoods-christelijke traditie is het kwaad onlosmakelijk met Godverbonden. De duivel is in die visie Gods linkerhand, maar dat isvoor Mani en zijn volgelingen volstrekt ondenkbaar. Volgens henheerst God over het rijk van het goede of het licht, en heeft hijniets van doen met het rijk van de duisternis.
"Dat het kwaad in deze wereld heeft kunnen wortel schieten komtomdat mensen naast een geest ook een lichaam bezitten dat henaanzet tot zondig gedrag. Het lichaam is volgens Mani bij uitstekde zetel van het kwaad dat de lichtelementen gevangen houdt. Demenselijke geest verzet zich daar weliswaar tegen, maar is meestalniet tegen de verleidingen van het lichaam bestand. Alleen degnostische verlichting kan de geest helpen om zich uit de wurggreepvan het lichaam te bevrijden. Vandaar dat het manicheisme een verdoorgevoerde vorm van ascese predikt. Een zo volledig mogelijkeonthouding van voedsel en van seksuele activiteit wordt als hethoogst bereikbare beschouwd."
Vanwege zijn strenge moraal was het manicheisme in de ogen vanzowel orthodoxe christenen als niet-christenen van meet af aanverdacht, stelt Van Oort. "In manicheische gemeenschappen had jetoehoorders en uitverkorenen. Die laatsten probeerden zo veelmogelijk naar de aanwijzingen van Mani te leven. Zij waren honderdprocent vegetarier, weigerden te doden, hadden geen seksuelegemeenschap en werkten zelfs niet op het land om de daar aanwezigelichtelementen niet te beschadigen. Het manicheisme was al met aleen tamelijk elitaire vorm van christendom. Dat verklaartwaarschijnlijk waarom iemand als Augustinus zich er in zijn jeugdtoe voelde aangetrokken, zoals veel jongeren in de jaren zestig vande vorige eeuw een tijd lang lid van de CPN waren. Maar bij debrede massa wekte dat elitaire karakter van de leer van Mani juistagressie op. Dat is waarschijnlijk de voornaamste reden geweest datzijn leer in de concurrentiestrijd met islam en 'mainstream'christendom het onderspit heeft gedolven."
Erik Hardeman