Van basisschool-leerling tot hoogleraar in de ban van Annie M.G. Schmidt
Van basisschool-leerling tot hoogleraar in de ban van AnnieM.G. Schmidt
Joke Linders, promovenda
De regenworm en zijn moeder
die altijd naar de sterren keek,
en fluisterde: Hoe schoon, hoe schoon...
Zijn moeder zei: Doe toch gewoon,
kijk naar beneden naar de grond,
dat is normaal, dat is gezond,
kijk naar beneden, zoals ik...
En toen? Toen kwam de leeuwerik!
Het wormpje, dat naar boven staarde,
zag hem op tijd en kroop in d'aarde,
maar moe die naar beneden keek
werd opgegeten (daar in Sneek).
Dus doe nooit wat je moeder zegt,
dan komt het allemaal terecht.
"Eigenlijk is het gedicht 'De mislukte fee' mijn absolutelieveling, maar dat is nog langer dan het gedicht over het schaapVeronica, dus dat past slecht in de krant. Wat ik zo bijzonder aandat gedicht vind, is de enorme troost die ervan uitgaat vooriedereen die zich mislukt zou kunnen voelen.
"Een goede tweede vind ik 'De regenworm en zijn moeder', omdatde slotregels van dat gedicht `Doe nooit wat je moeder zegt / dankomt het allemaal terecht' Annie M.G. Schmidt zo dierbaar waren. Zevond dat die haar werk het best typeerden. Dat is best merkwaardig,want Annie M.G. Schmidt heeft juist altijd wél gedaan wat haarmoeder zei. Voor mijn proefschrift, dat niet geheel toevallig ook`Doe nooit wat je moeder zegt' heet, heb ik onderzocht of dat soortambivalenties kenmerkend zijn voor haar schrijverschap.
"Er bleken heel wat van die paradoxen te zijn. Het beeld dat wevan Annie M.G. Schmidt hebben is nogal eendimensionaal. Ze was echtniet alleen een soort lieve oma of alleen maar recalcitrant, maarook vaak ongelukkig, bang en op zoek naar bevestiging; allemaaleigenschappen die haar tot een boeiender mens en schrijvermaken.
"Ik ben erg blij dat het mogelijk is gebleken om eenproefschrift overhaar te schrijven, omdat het bewijst dat auteursvan haar kaliber nu ook in de academische wereld voor vol wordenaangezien. De kinderliteratuur en de lichte muze waren tot voorkort verwaarloosde genres in de literatuurwetenschap. De laatstejaren zie je dat ze de aandacht beginnen te krijgen die zeverdienen. Een proefschrift over Annie M.G. Schmidt is de bekroningvan die ontwikkeling."
Ruben van Gogh, dichter/bloemlezer
Dikkertje Dap
Dikkertje Dap, klom op de trap
`s Morgens vroeg om kwart over zeven
Om de giraf een klontje te geven.
Dag Giraf, zei Dikkertje Dap,
weet je wat ik heb gekregen?
Rode laarsjes voor de regen!
`t Is toch niet waar, zei de giraf,
Dikkertje, Dikkertje, ik sta paf.
O Giraf, zei Dikkertje Dap,
`k moet je nog veel meer vertellen:
Ik kan al drie letters spellen:
a,b,c, is dat niet knap?
Ik kan ook al bijna rekenen!
Ik kan mooie poppetjes tekenen!
Lieve deugd, zei de giraf,
kerel, kerel, ik sta paf.
Zeg Giraf, zei Dikkertje Dap,
mag ik niet eens even bij je
stiekem van je nek afglijden?
Zo maar eventjes, voor de grap,
denk je dat de grond van Artis
als ik neerkom, heel erg hard is?
Stap maar op, zei de giraf,
stap maar op en glij maar af.
Dikkertje Dap klom van de trap
Met een griezelig grote stap.
Op de nek van de giraf
Zette Dikkertje Dap zich af,
roetsjj, daar gleed hij met een vaart
tot aan `t kwastje van de staart.
Boem!
Au!!
Dag giraf, zei Dikkertje Dap.
Morgen kom ik weer hier met de trap.
"Dikkertje Dap is voor mij geen favoriet, maar eenanti-favoriet. Het liedje werd gebruikt als inloopmuziek bij hetJan Klaassen-buffet. Dat was een kinderactiviteit in een ketenbungalowparken van de Vechtse Slag, waar ik elk weekend werkte inmijn studententijd. Twee jaar heb ik het daar uitgehouden.
"Elk weekend opnieuw Dikkertje Dap. Na drie keer had ik het welgehoord. Niets tegen Annie M.G. Schmidt, maar op een gegeven momentdenk je onwillekeurig: laat die Dap een keer oprotten met die trapen die giraffe van `m. 'Morgen kom ik weer hier'. Nou, zeg dat wel,ik heb het geweten, godsamme."
Thomas Vaessens, universitair docent Nederlandseletterkunde
Het schaap Veronica
Hoeng, zei het schaap Veronica, hoeng ee aa weeuw aa hange.
Wat zegt u? Vroeg de dominee, geschrokken en ontdaan
Hang, zei het schaap Veronica, hang eeaa weeuw aa wange...
Meneer! Schreeuwde de dominee. Meneer! Het schaap brandtaan!
"Kijk, dat rijm, daar word je natuurlijk hardstikke gek van.Vooral dat halve Frans, de hele tijd. Dan rijmt `maquillage' op`visage', `bruyère' op `frigidaire', en `voor drie' natuurlijkop `compris'. Of als ze per se wil dat `naar Montreux om teskieën' rijmt op `op Piccadilly teaen', dat soort dingen.
"Maar je kunt er toch niet onderuit: Schmidt is gewoon een helegrote. Niet op de manier van de letterdames en de letterheren,natuurlijk. Kees Fens heeft haar ooit van de kinderliteratuurwillen emanciperen. Hij stelde dat we dit werk `als echtepoëzie' moesten beschouwen en dat we Schmidt `serieus' moestennemen. Ergerlijk, die poortwachtersmentaliteit. Alsof iemand diedingen schrijft als `Het schaap Veronica' zit te wachten op hetmoment dat iemand met een ernstig gelaat de poorten van hetPantheon op een kier zet.
"In de bovenstaande regels gaat het schaap Veronica met dedomineenaar de kapper en probeert iets tegen hem te zeggen terwijlze onder de droogkap zit. Prachtig vind ik dat. Maar met de ernstvan Fens' grotemensenliteratuur heeft het natuurlijk niets temaken. Nou, hoewel, misschien kun je wel zeggen dat Schmidt voor dekinderen heeft gedaan wat Lucebert deed voor de grote mensen: zeschopte met humor en een bijzonder taalgevoel de poten onder destoelen van de gezetenen vandaan. Daar moet de hoed voor af."
Susanne Freriks, studie-adviseur bij Algemene Letteren
Zeur niet
Als je moe bent,
als je oud bent,
als je rillerig en miezerig en koud bent
als je man weer met een juffrouw op de pier zit
als de echtelijke liefde je tot hier zit
als je schoonfamilie vraagt om ondersteuning,
als je vader zich weer vasthoudt aan de leuning,
als er sneeuw is,
als er mist is,
als het ijzelt en je minnaar een sadist is,
als dat allemaal je lot is
en je vraagt of er een god is,
sla dan woedend met de deuren
ga je cocktail-dress verscheuren,
maar niet zeuren.
Huil in je bed,
bijt in je laken,
vloek tegen iedereen,
schreeuw van de daken,
maar zeur niet.
Trap om je heen,
wees nooit een dame
en gooi het theeservies
dwars door de ramen,
maar zeur niet.
Neem een grote schaar en knip in het velours,
scheld de vrouw van de notaris uit voor hoer,
doe dat allemaal,
maak een grof schandaal,
maar zeur niet.
Als je down bent,
als je ziek bent,
als je kromgetrokken van de rimmetiek bent,
als de regen door het dak lekt op de grond
en je zeven kinders hebben rooie hond
en geen stukje eten in de frigidaire
en de muizen vallen morsdood in de serre,
als je Austin op een paal botst,
als de kat weer op de mat van het portaal kotst,
als je arm bent als een kerkmuis,
moet gaan dweilen in een werkhuis,
ja, dat alles kan gebeuren,
zelfs in technicolorkleuren,
ga niet zeuren.
Spring in de gracht
of knip je haar af,
duw oude dametjes
van het trottoir af,
maar zeur niet.
Ga judo leren,
ga striptease dansen,
schiet je revolver leeg,
peng, op Pierre Janssen,
maar zeur niet.
Ga naar `t postkantoor en spuug door het loket
krijg een hartaanval of ga desnoods naar bed
met de kardinaal,
doe dat allemaal,
maar zeur niet.
Raak aan de drank,
haat al je vrindjes,
breek in bij Luns,
pik al z'n lintjes,
maar zeur niet.
Ransel je kind,
knijp je parkietje,
zeg tot de generaal
`u bent een mietje',
maar zeur niet.
Doet dat allemaal,
wees een kannibaal,
maar zeur niet.
"Niet zeuren is al heel lang mijn lijflied, omdat ik er nogsteeds ontzettend om kan lachen. Ik zal het voor het eerst hebbengehoord op de radio toen ik een jaar of negentien was. ConnyStuart, die het lied zong in de musical `Heerlijk duurt hetlangst', was toen al een grote ster. De tekst is duidelijk jarenzestig en inmiddels enigszins gedateerd door verwijzingen naar deactualiteit, die toen vrij schokkend waren: ga naar bed met dekardinaal, breek in bij Luns en pik al zijn lintjes...
"Toch heeft het nog altijd niets aan kracht ingeboet. Als ik moeben en ik voel me een beetje zeikerig, knap ik er altijd onzettendvan op om het even te lezen of te draaien. Dat heb ik trouwens metbijna alle gedichten en liedjes van Annie M.G. Schmidt. Volgens mijzou ze veel meer moeten worden gelezen door mensen die het af entoe niet zien zitten."
Dr Hans Bleeker, universitair docent theoretischepedagogiek
Sebastiaan
Dit is de spin Sebastiaan.
Het is niet goed met hem gegaan.
LUISTER!
Hij zei tot alle and're spinnen:
Vreemd, ik weet niet wat ik heb,
maar ik krijg zo'n drang van binnen
tot het weven van een web.
Zeiden alle and're spinnen:
0, Sebastiaan, nee, Sebastiaan,
kom, Sebastiaan, laat dat nou,
wou je aan een web beginnen
in die vreselijke kou?
Zei Sebastiaan tot de spinnen:
`t Web hoeft niet zo groot te zijn,
`t hoeft niet buiten, `t kan ook binnen
ergens achter een gordijn.
Zeiden alle and're spinnen:
0, Sebastiaan, nee, Sebastiaan,
toe, Sebastiaan, toom je in!
Het is zó gevaarlijk binnen,
zó gevaarlijk voor een spin.
Zei Sebastiaan eigenzinnig:
Nee, de Drang is mij te groot.
Zeiden alle and'ren innig:
Sebastiaan, dit wordt je dood...
0, o, o, Sebastiaan!
Het is niet goed met hem gegaan.
Door het raam klom hij naar binnen.
Eigenzinnig! En niet bang.
Zeiden alle and're spinnen:
Kijk, daar gaat hij met zijn Drang!
PAUZE
Na een poosje werd toen éven
dit berichtje doorgegeven:
Binnen werd een moord gepleegd.
Sebastiaan is opgeveegd.
"De spin Sebastiaan is mijn vroegste herinnering aan een versjevan Annie M.G. Schmidt. Ik weet niet meer precies hoe het komt,maar als ik het goed heb onthouden heb ik dat gedicht een keer uitmijn hoofd geleerd omdat ik het op school moest opzeggen.
"Ik was het al lang en breed weer vergeten, totdat vele jarenlater de verzamelde versjes voor kinderen uitkwamen. Daaruit las ikmijn eigen kinderen voor en zo dook ook de spin Sebastiaan weerop.
"Onlangs had mijn jongste dochter op school een project overspinnen, en het eerste wat ik daar op tafel zag liggen was eenboekje met dat gedicht. Kortom: het ziet er naar uit dat de spinSebastiaan me mijn hele leven zal blijven achtervolgen."
Wiljan van den Akker, hoogleraar moderne Nederlandseliteratuur, promotor, Wetenschappelijk directeur Onderzoekinstituutvoor Geschiedenis en Cultuur
Een dichter
Piet Pluimers wou het liefste verzen schrijven
over wat late rozen in de zon.
Hij was een dichter en hij wou het blijven.
Hij schreef sonnetten toen hij pas begon.
Het rijmde ook. Maar and're dichters zeiden:
je mag niet rijmen joh, 't is geen gezicht!
Je moet zorgvuldig alle rijm vermijden,
want een gedicht dat rijmt is geen gedicht.
En dan dat metrum! Dat is uit de mode.
't Mag niet van r'l de ral de r'l de ral.
Punten en komma's, jongen, zijn verboden.
En denk erom: geen hoofdletters vooral.
En nooit een hele zin. Alleen maar brokken.
En rozen mógen wel een keer, maar dan
slechts in verband met baarmoeders en sokken
en zó dat niemand het begrijpen kan.
't Is maar een weet, we zeggen 't je maar even.
Piet had het spoedig door en hij zei: o.
Hij heeft dezelfde dag een vers geschreven,
zijn eerste echte vers. En dat ging zo:
ik drijf spelden van wanhoop
in de huid van je
grutten wezenloos
woezie woezie 17 en
klaan uit je klukhaar versuikeren
bleke bliezen in schedels met spuigaten
vol blauw gehakt
En toen zei iedereen: dat is reusachtig!
En paul Rodenko schreef een heel lang stuk
in Maatstaf om te laten zien hoe prachtig
het was. Vooral dat 'woezie' en dat 'kluk'.
Alleen Piet Pluimers zelf was niet tevreden.
Hij wou zo graag eens rijmen, want helaas,
hij heeft nu eenmaal 't rijm onder z'n leden.
Maar nee, hij mag alleen met Sinterklaas.
En hij wou graag één keer een komma zetten.
Ach piet! Over tien jaren slaat het om!
Dan rijmt men weer. Dan maakt men weer sonnetten.
Dan gaat het weer van póm de róm de róm.
"Wie een spiegel van de samenleving wenst, kan bij depoëzie maar moeilijk terecht. Althans sinds 1880.Daarvóór hadden we de zogenaamde domineedichters, die danwel geen allerindividueelste expressie van de allerindividueelsteemotie gaven, maar wel in dichtvorm allerlei toen actuele zakenbespraken: de aanleg van de Utrechtse waterleiding, hetspoorwegennet dat zich in rap tempo uitbreidde, de evolutietheorievan Darwin... Na de explosie van de Tachtigers kreeg de poëzieeen koppeling met gevoel, het 'taalkunstwerkwerk' dat los vanmaatschappelijke reflectie kwam te staan. Althans in de'officiële' poëzie, want mijn stelling is altijd dat hetcabaret de twintigste eeuwse variant van de domineespoëzie isgeworden. Als je iets wilt weten over de jaren twintig en dertig inNederland, moet je vooral niet Roland Holst of Bloem of Nijhofflezen, maar Speenhoff en Louis Davids.
"In het Nederland van na de Tweede Wereldoorlog is Annie M.G.Schmidt hiervan het prachtigste en overtuigendste bewijs. Met eenbeheersing, waar menig dichter echt jaloers op mag zijn, heeft zijhaar teksten voor cabaret geschreven. Daarin tref je deproblematiek aan die in de jaren vijftig en zestig de mensenbezighield: de woningnood, de emancipatie, het burgermansfatsoendat op de helling gaat. Plotseling blijken de mevrouwen en menerenneuroses bij zichzelf te ontdekken en en masse gezellig naar eenpsychiater te moeten.
"Maar wie teksten schrijft voor cabaret, hoe goed ook, botst metde regels van het literaire establishment. Speenhoff ondervond het:hoezeer hij ook zijn best deed als een 'echte' dichter door hetleven te gaan, onder andere door altijd zijn initialen tegebruiken, nooit zijn voornaam (hij heette niet Koos Speenhoff,maar J.H. Speenhoff, net zoals P.C. Boutens en J.H. Leopold), hijmocht er niet bij. Ook Annie M.G. Schmidt dankt haar officiëleroem in de eerste plaats aan het werk dat ze voor kinderen maakte,niet aan haar verzen voor volwassenen (dat ze door bijvoorbeeld DeFamilie Doorsnee beroemder was dan alle Vijftigers en Zestigers bijelkaar, is weer iets heel anders). Haar literaire ambities begonnenin de geest van de Tachtigers, waarvan je dan ook regelmatig echo'sin haar werk aantreft. Zoals in het prachtige en terecht inmiddelsberoemde gedicht 'Leeszaal', dat begint met de regels:
Ik ben een god in 't diepst van mijn gedachten,
maar in de bibliotheek een volontair
die hunk'rend op een baantje zit te wachten
en boeken uitleent met een zeker air.
"Diep in haar hart, denk ik, is zij altijd een volbloedromanticus geweest. Lees de gedichten er maar op na: altijd diebeschermende houding tegenover de zwakkere, de minder begaafde, hetlelijke eendje. En tegelijk is zij de sterke, de opstandige,rebellerende, anti-regelnever. Ik lees 'Een dichter' als eenverkapt zelfportret. Piet Pluimers is de romantische dichter, diezijn gevoelens op papier wil zetten, talent heeft voor metrum enrijm (een noodzaak voor wie voor cabaret schrijft!), maar de pechheeft in een tijd te leven dat dit allemaal niet langer in de modeis. Schmidt geeft hier - al heel vroeg, want het gedicht komt uiteen bundel van 1957 - forse kritiek op de Vijftigers.Waarschijnlijk niet eens op de echte Vijftigers, maar meer op aldie epigonen die plotseling ook gingen dichten in eenonbegrijpelijk en vormloos stameltaaltje. Het eerste 'echte'gedicht dat Piet Pluimers schrijft is een hele goede parodie op deliteraire mode van de zogenaamde experimentele poëzie en zelfsPaul Rodenko, de belangrijkste woordvoerder van de hele beweging,trapt erin. Het gedicht is al geslaagd zonder de twee laatstestrofen. Maar het slot geeft er nog eens een extra sublieme draaiaan: diep in Piet Pluimers zit de romantische dichter die bij eentraditie wil horen, die wil rijmen en een komma wil zetten. Met eenzelfbewuste, bijna hooghartige houding geeft ze een superieur slotaan haar gedicht: ben je mal, het is maar een mode-gril, neem hetallemaal niet zo serieus, binnenkort rijmt men weer. Zoals in veeldingen, heeft ze ook hierin gelijk gekregen.
"Annie M.G. Schmidt heeft altijd een ambivalente houdingtegenover de poëzie gehad en logisch: ze was zelf een dichter,maar mocht niet bij de club en als ze zou zijn uitgenodigd, dan hadze de invitatie waarschijnlijk afgeslagen. Vandaar ook haar 'Raad':neem nooit een dichter, m'n dochter...'."
Hans Bouman, literair journalist
Pum en Poem
Tante Truus is op visite. En tante Truus heeft twee meisjesmeegebracht.
Twee kleine meisjes. Ze heten Poem en Pum. En ze zijn nog nietzo groot als Jip en Janneke.
Wil je mijn pop zien? vraagt Janneke. En ze komt metPoppejans
aandragen.
En wil je mijn hondje zien? vraagt Jip. En hij sleurt Takkiedoor de kamer.
Maar Pum en Poem zijn zo vreselijk verlegen.
Ze zeggen niets.
En voor Takkie zijn ze een beetje bang.
Ga je mee in de tuin spelen? vraagt Janneke.
Maar ze zeggen niets.
Zal ik eens op mijn hoofd gaan staan? vraagt Jip. En hij gaat opzijn hoofd staan, tegen de piano.
Pum en Poem vinden het wel mooi. Maar ze zwijgen nog steeds.
Kunnen ze niet praten? vraagt Jip aan tante Truus.
Natuurlijk wel, zegt tante Truus. Maar ze moeten eerst eenbeetje wennen.
Een beer! roept Pum ineens.
Ja, een beer! zegt Poem.
En nu gaan ze praten. Ze vinden de beer zo mooi.
(...)
Zie je, zegt tante Truus. Het ijs is gebroken.
Wat voor ijs? vraagt Jip. Hij kijkt rond waar er ergens ijsis.
Dat noem je zo, zegt tante. Dat betekent dat ze niet meerverlegen
zijn.
En dan gaat tante weg. En Pum en Poem moeten mee. Ze willenniet. Ze willen in het wagentje blijven. En ze zetten een keel op.En ze willen ook de beer niet loslaten.
Weet je wat, zegt Jip. De beer mag een poosje met jullie mee.Die mag bij jullie logeren. Een week!
Dat vinden Pum en Poem erg heerlijk. En nu gaan ze braaf mee,met hun moeder.
Ze zullen Beer toch niet houden, hè? vraagt Jip angstig,als ze weg zijn.
Ik weet niet, zegt Janneke.
Dan roep ik de politie, zegt Jip boos.
Jongen toch, zegt moeder. Wat onaardig, het zijn zulke kleinemeisjes. Wees maar niet bang. We zullen ze weer op visite vragen devolgende week.
Dan vragen we ze mét de beer, hè?
Ja, met de beer.
En dan is Jip gerustgesteld.
"De Jip en Janneke-verhaaltjes zijn perfect voor een paarminuten voorlezen aan kinderen die zelf nog te klein zijn om tekunnen lezen. Door de index achterin het grote Jip en Janneke-boekkun je moeiteloos een verhaaltje voor elke gelegenheid uitzoeken.Ook op cassetteband doen ze het geweldig. Ze zijn ingesproken doorMieke Verstraete, een mevrouw met een bijzonder overtuigend AnnieM.G.-Schmidt-achtigestem. Bij lange autoritten werkt dat bijzondergoed tegen de verveling. Tenminste, de verveling van mijndochtertje.
"Zelf ben ik van de generatie die Annie M.G. Schmidt leerdekennen via 'Ja zuster, nee zuster' en de musicalliedjes uit dejaren zestig. Inmiddels is wel duidelijk dat daar veel belangrijkwerk met een lange adem bij zit, want je hoort het nog steeds. Erkomen zelfs nieuwe uitvoeringen bij. Hoe dan ook: de kinderboekenheb ik pas ontdekt toen ik zelf een dochter kreeg. Zo deden ook Jipen Janneke hun intrede in mijn belevingswereld.
"Ik vind het ongelofelijk knap hoe iemand met zulke karigemiddelen en eenvoudige woordkeus zo'n enorme rijkdom aan beeldenkan oproepen. En toch is het allerminst glad geschreven. Sterkernog, soms is het zo eigenzinnig dat het bijna geen Nederlands meeris. Zo staat in dit verhaaltje de wonderlijke zin: 'Dat vinden Pumen Poem erg heerlijk.' Tsja..."
Anneke van Dijk, muziekprogrammeur bij MuziekcentrumVredenburg; organisator van de Nacht van de Poëzie
Raad
Neem nooit een dichter, m'n dochter.
Zo een met een dichterskop,
zo eentje met lange haren,
zo een op een zolderkamer,
zo een wordt er ook met de jaren
niet monogamer op...
Wat jij in hem liefhebt, dochter,
staat al in zijn bundeltje Donkere sneeuw.
Daarin staat al het verhevene.
De rest krijg je 's morgens bij zevenen
thuis. Als een meeuw.
Neem liever de kruidenier, dochter.
Want alle tederheid die bij hem
uitstijgt boven de kersenjam
en boven de kleine zakjes blauw,
dochter, is altijd voor jou.
"Eerlijk gezegd heb ik niet bepaald een Annie M.G. Schmidt-jeugdgehad, want mijn ouders hadden nauwelijks tijd om te lezen, laatstaan voor telezen. Ik heb haar werk pas ontdekt toen ik al watouder was. Mijn meest indrukwekkende herinnering aan Annie M.G.Schmidt was haar optreden tijdens de Nacht van de Poezie in 1987.Ze was inderdaad de aardige oma die ik me voorstelde, maartegelijkertijd een bijzondere, geestige en scherpzinnige vrouw. Jemoet je voorstellen dat ze toen al flink op leeftijd en bijna blindwas. Op het toneel hadden we een tafel met aan weerszijden tweeenorme halogeenbakken, zodat ze haar tekst zo goed mogelijk zoukunnen voorlezen. Ze had een bril met een soort telescoopstukwaardoor ze nog iets kon zien, maar veel was dat niet.
"Badend in die zee van licht en gesouffleerd door Ed Leeflangheeft ze die avond voorgelezen. Toen ze met 'de spin Sebastiaan'begon, werden al die volwassenen in de zaal opeens weer kleinekinderen: er ging een soort fluisterende golf door de zaal,iedereen zat het zachtjes mee op te zeggen. Alleen al om die redenis het een favoriet van me. Annie sloot af met het gedicht 'Wat isdat nu, mevrouw van Gelder' (heeft u beren in de kelder?) Toen zagje dus twee volwassen mensen samen een voordracht afsluiten met hetnadoen van grommende beren: Grr... Grr...!
"Het gedicht 'Raad' spreekt me aan; ik ken intussen nogal watdichters en ik kan je zeggen: het vers is bepaald niet uit de luchtgegrepen. Maar als het om favoriete gedichten gaat dan kun je bijAnnie M.G. Schmidt wel doorgaan. Als je begint te lezen houd jeniet meer op!"
Inge Raadschelders, derdejaarsstudent Literaire Vorming aan deHKU
Floddertje
Daar stond nu een paars meisje op straat met naast zich een rooden blauw gevlekt hondje. Moeder dacht dat Floddertje nog altijd ophaar kamer zat. Toen er werd gebeld deed ze open en zag een agentop de stoep. Is dit misschien uw kind? vroeg de agent. Helemaalniet, zei moeder. Mijn kind zit boven opgesloten. Mijn kind is nietpaars. Wat u daar hebt is een afgekloven pruimenpit.
"Het bovenstaande fragment komt uit mijn favorieteFloddertje-verhaal; ik geloof dat mijn moeder het me wel duizendkeer heeft moeten voorlezen. De kinderverhalen van Annie M.G.Schmidt zijn erg gaaf. Ze zitten goed elkaar en er spreekt liefdevoor kinderen uit. De grote mensen zijn standaardpersonages, maardat wordt dan ook weer doorbroken, zoals mama die haar kind opeenseen afgekloven pruimenpit noemt. Het wereldbeeld in de verhalen isgezellig, vrij, en bijzonder pro-kind.
"Daarom zijn ze ook goed te gebruiken bij het lesgeven aankinderen; ik loop nu stage op een school in Amsterdam en ik maakveel gebruik van Annie M.G. Schmidt. Ik lees een verhaaltje of eengedicht voor en praat met de kinderen over hun eigen ervaringen: ofze zelf wel eens zoiets hebben meegemaakt, wat ze er van vinden...Naar aanleiding daarvan gaan ze dan zelf weer verhalen of gedichtenschrijven."
Valentijn Karemaker (9 jaar) uit groep 7 van Daltonschool DeTwijn
De brievenbus wou niet meer
Er was 's een brievenbus, die op een pleintje stond,
een mooie rooie brievenbus; hij had een open mond,
daar gingen alle brieven in, de hele dag maar door
en nu en dan kwam er een man van 't grote postkantoor,
die haalde dan de brieven uit die brievenbus z'n buik,
en deed ze in een grote zak. O, jongens, 't ging zo puik.
Maar gisteren zei die brievenbus: Nou wil ik het niet meer,
ik heb er schoon genoeg van, leg de brieven daar maar neer.
Hij deed z'n mond dicht met een klap en deed 'm niet meeropen
en alle mensen kwamen daar met brieven aangelopen,
ze riepen: Kijk, de bus is dicht, hoe komt dat nou, zeg hee!
Hee, doe je mond 'ns open! Maar de brievenbus zei: nee.
Toen kwam de directeur, de directeur van 't postkantoor,
die kwam al met een hamer en een beitel en een boor,
maar wat hij ook probeerde, het hielp allemaal geen steek,
de brievenbus bleef dicht en werd alleen een beetje bleek.
Maar toen kwam kleine Petertje en zei: O, asjeblief,
doe nou je mond eens open, want ik heb zo'n mooie brief!
En als je 't niet voor mij doet, doe het dan voor deze dame!
En toen begon de brievenbus zich vreselijk te schamen.
Hij werd nog roder dan tevoor, en riep: Pardon, pardon...
hij deed zijn mond wijd open, zeg, zo wijd als hij maar kon.
De mensen dansten om hem heen, en al die mensen zeien:
Jij bent de beste brievenbus van heel de posterijen.
"Ik vind heel veel gedichtjes van Annie M.G. Schmidt leuk, maarik weetniet hoe ze allemaal heten. Ik ken er ook veel als liedjes,want ik luister veel naar V.O.F. de Kunst en die zingen ze ook. Hetgedicht over de brievenbus vind ik het leukst, omdat het eigenlijkhelemaal niet kan
dat een brievenbus geen zin meer heeft om brieven in zich telaten doen. Dat vind ik heel grappig, want het kan alleen in eenverhaal."
Laurens Beijer (10 jaar) uit groep 7 van Daltonschool DeTwijn
Ik ben lekker stout
Ik wil niet meer, ik wil niet meer!
Ik wil geen handjes geven!
Ik wil niet zeggen elke keer:
Jawel mevrouw, jawel meneer...
nee, nooit meer in m'n leven!
Ik hou m'n handjes op m'n rug
en ik zeg lekker niks terug!
Ik wil geen vieze havermout,
ik wil geen tandjes poetsen!
'k Wil lekker knoeien met het zout,
ik wil niet aardig zijn, maar stout
en van de leuning roetsen
en schipbreuk spelen in de teil
en ik wil spugen op het zeil!
En heel hard stampen in een plas
en dan m'n tong uitsteken
en morsen op m'n nieuwe jas
en ik wil overmorgen pas
weer met twee woorden spreken!
En ik wil alles wat niet mag,
de hele dag, de hele dag!
En ik wil op de kanapee
met hele vuile schoenen
en ik wil aldoor gillen: Nee!
En ik wil met de melkboer mee
en dan het paardje zoenen.
En dat is alles wat ik wil
en als ze kwaad zijn zeg ik: Bil!
"Ik heb ook een hoop gedichten van Annie M.G. Schmidt gehoord engelezen. Deze vind ik het leukst, omdat het jongetje in dit gedichtallemaal ondeugende dingen doet die je helemaal niet mag doen. Enhij wil geen dingen meer doen die hem worden opgelegd. Het isnatuurlijk maar fantasie, maar ik vind het heel herkenbaar. Ik vindook leuk dat het rijmt, maar toch grappig is."
Tekst: Ingmar Heytze