Van fietsende dames en dienstbodes

Janny Ruardy

In tegenstelling tot andere landen, was er in Nederland nauwelijks onderzoek gedaan naar de rol van de fiets voor de vrouwenemancipatie. Dat bevreemde Annemarie Opmeer voor een land waar de fiets een prominent vervoermiddel is en de meeste inwoners meer dan één tweewieler bezitten. In Duitsland, Engeland, Frankrijk en de Verenigde Staten werden eind negentiende eeuw heftige debatten gevoerd om de vrouwen van het fietsen af te houden. Vooral het bloomerkostuum - een pofbroek met jurk erover dat handig was op de fiets - maakte de tongen los. Vrouwen werden er te mannelijk van, zo was de aanklacht.

In Nederland speelden deze issues niet. "Nederland was bedaard en netjes", zegt Annemarie. "De vrouwen waren niet rebels, droegen geen bloomerkostuum, wilden dat ook niet. De buitenlandse vrouwen hadden het pad al geëffend voordat de vrouwen hier gingen fietsen. Daardoor konden ze redelijk geruisloos voor een recreatief ritje op de driewielerfiets stappen. Zelf had ik gehoopt dat de Nederlandse vrouwen minder braaf zouden zijn geweest."

Annemarie Opmeer beperkte haar onderzoek naar het gebruik van de fiets door de vrouw voor vervoer, recreatie en sport. Ook wilde ze zo veel mogelijk sociale lagen van de bevolking in haar onderzoek betrekken. Wat Opmeer ontdekte, was dat het model van de fiets van grote betekenis was voor wie ging fietsen. Tot 1890 waren er alleen dure driewielers die alleen bedoeld waren voor recreatieve doeleinden. Ze werden daarom alleen gebruikt door vrouwen van stand. De dames reden er mee naar de bollenvelden, om vervolgens met een versierde fiets terug te keren. De ANWB organiseerde in 1896 het eerste fietsbloemencorso. De organisatie riep de vrouwen op om te gaan fietsen, want door die bloemencorso's was gebleken dat de fiets op 'vrouwelijke wijze' kon worden ingevuld.

Fietsende dienstbode

Toen er rond de eeuwwisseling nieuwere, lagere en daardoor voor rokdragers toegankelijkere modellen op de markt kwamen, gingen meer vrouwen fietsen en werd de fiets ook geschikt voor vervoer en sport. Het fietsen was niet langer voorbehouden aan de hogere klasse. Die waren daar niet onverdeeld gelukkig mee; ze wilden het fietsen graag exclusief houden. Toen de dienstbodes zowel de fiets voor het werk als voor ontspanning gingen gebruiken, barstte er een heftige discussie los. 'Een fietsende dienstbode was een betekenisvolle inbreuk op de status van de fiets voor de reeds geaccepteerde fietsende dame.'

Maar het tij was niet meer te keren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zorgde de mobilisatie voor een intensiever fietsverkeer. In 1918 toen de achturige werkdag werd ingesteld, kregen mensen meer vrije tijd en gingen meer fietsen. Sindsdien was de fiets niet meer uit ons straatbeeld weg te denken, in tegenstelling tot landen als de Verenigde Staten. Opmeer beschrijft dat de crisis van de jaren dertig daarin een grote rol speelde. Mensen hadden minder geld te besteden en de fiets was een duurzaam goedkoop vervoermiddel.

Inmiddels werd de fiets ook voor het sporten gebruikt, maar ook hier geldt weer, dat het wielrennen in ons land veel later tot ontwikkeling kwam dan in het buitenland. De ANWB en de overheid waren tegen wielrennende vrouwen. Het waarom blijft onduidelijk, zegt Opmeer. Toch werd in 1933 de eerste vrouwenwielrenclub 'De Haagse Dames Rennersclub' opgericht. Tot haar leden behoorde de Leontien van Moorsel van die tijd, wereldkampioene Mien van Bree. Van haar is bekend dat ze goed kon fietsen, maar in de archieven kon Opmeer verder niets over deze illustere dame of haar sportzusters vinden.

Ze vond het jammer dat ze niet meer kon vinden over het gebruik van de fiets als pressiemiddel door Nederlandse vrouwen. Duitse feministes zetten de fiets in voor hun emancipatoire zaak. Opmeer zelf heeft de fiets tijdens haar studietijd ook ingezet als actiemiddel: "Eén keer per maand sprak een groep mensen af onder de Dom, om daarna in colonne door de stad te fietsen en daarmee het autoverkeer te blokkeren."

Nu ze klaar is met haar onderzoek, zijn er nog veel meer terreinen die onderzocht kunnen worden. Opmeer hoopt dat ze met haar rapport daartoe een aanzet geeft, zeker omdat er zo weinig literatuur te vinden is over het onderwerp. Ze denkt niet dat ze dat zelf gaat doen. Wel zou ze het heel leuk vinden om een boekje te maken over de geschiedenis van sportfietsende vrouwen. Ze realiseert zich dat ze dan moet opschieten, want ze zal het deels moeten hebben van de persoonlijke verhalen van oud-wielrensters en indien die nog in leven zijn, zijn ze wel al stokoud.

Annemarie Opmeer - 'Wat men ook zegt, zij fietsen toch'?. De betekenis van de fiets op het gebied van sport, vervoer, recreatie en emancipatie voor de Nederlandse vrouw tot 1940. Het rapport is te bestellen via de Wetenschapswinkel Letteren Utrecht.