'In veel dorpen wonen alleen nog bejaarden en alcoholisten'
Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje. Wat geograaf Leo Paul betreft, is deze oude wijsheid net zo goed van toepassing op regio's als op mensen. Neem Mecklenburg-Vorpommern, het noordelijke deel van voormalig Oost-Duitsland. In zijn proefschrift concludeert hij dat de regio altijd een economisch zorgenkindje zal blijven.
De Utrechtse onderzoeker Leo Paul kwam naar de universiteitsstad aan de Oostzee, toen van een Duits-Duitse eenwording nog geen sprake was. Het was begin 1989 en in ruil voor harde deviezen kon Paul uit de archieven informatie krijgen die hij nodig had voor zijn promotieonderzoek naar de regionale ontwikkeling van het noorden van de DDR. De geschiedenis gooide echter roet in het eten, want elf maanden later viel de Muur. "Ik had natuurlijk gewoon door kunnen gaan met mijn onderzoek", zegt hij veertien jaar na dato op zijn Utrechtse kamer, "maar dan zou het een historisch project zijn geworden en ik ben geen historisch maar een regionaal geograaf. Bovendien was ik wel gek geweest als ik de gevolgen van de Wende voor Mecklenburg-Vorpommern niet had meegenomen." En met een relativerende glimlach: "Daardoor heeft het allemaal wat langer geduurd. Maar het onderzoek werd er wel een stuk spannender door."
Vrije markt
Paul besloot een vergelijking te maken tussen de ontwikkelingen in Mecklenburg-Vorpommern voor en na de Wende. Maar hoe groot de verschillen in aanpak in die twee perioden ook mogen zijn geweest, tot verrassing van de Utrechtse geograaf bleken zij hetzelfde resultaat te hebben gehad. Dat kwam vooral omdat de tamelijk afgelegen streek, die lang was gedomineerd door feodale 'Junkers' en die daardoor tot graanschuur voor de rest van Duitsland was geworden, zowel in de DDR-tijd als daarna in de marge van de industriële ontwikkeling bleef.
Paul: "In de DDR-tijd werd weliswaar flink in het noorden geïnvesteerd, vooral in de streek rond de havenstad Rostock, maar het bleef toch overwegend een landbouwgebied, omdat er geen grote bedrijven werden gevestigd. De economische achterstand nam weliswaar snel af, maar achteraf was dat schijn omdat de lonen kunstmatig gelijk werden gehouden en er in de DDR officieel geen werkloosheid bestond."
Hoe de vlag er werkelijk bij hing, bleek toen de Muur viel en Mecklenburg-Vorpommern onderdeel werd van de Bondsrepubliek. Toen werd duidelijk dat de landbouw allesbehalve rendabel was geweest. Mede door het ontbreken van industriële werkgelegenheid dreigde massale werkloosheid met als gevolg een grootscheepse migratie naar het westen, die de DDR en zeker Mecklenburg-Vorpommern geen goed heeft gedaan. "Veel dorpen worden alleen nog bewoond door bejaarden en alcoholisten", is de cynische constatering van Paul.
Maar ook de eenwording bracht geen verbetering, stelt hij. "Na de Wende dacht men dat de vrije markt alle problemen zou oplossen, maar dat is een grote vergissing geweest. Dit gebied - en eigenlijk de hele DDR - was daar domweg niet sterk genoeg voor. De privatisering kwam veel te snel. Bovendien stegen de lonen zo hard door de volstrekt onrealistische wisselkoers waartegen de D-Mark in Oost-Duitsland is ingevoerd, dat maar weinig westerlingen erover piekerden om hier te investeren. In landen als Polen ging alles veel geleidelijker en hoewel de levensstandaard daar nu nog lager is, is er wel sprake van groei. De kloof tussen die landen en het voormalige Oost-Duitsland wordt steeds kleiner."
Perifeer
Paul is niet optimistisch over de toekomst van het door hem bestudeerde gebied. Alleen met gerichte maatregelen, zoals forse belastingvoordelen, zouden kleine en middelgrote bedrijven wellicht kunnen worden overgehaald om zich er te vestigen om zo de neergaande spiraal te keren. Op dit moment staat de Europese Unie zulk voorkeursbeleid niet toe, maar Paul hoopt dat dat snel verandert. Nu Europa zijn subsidiegeld de komende jaren steeds meer gaat richten op de Oost-Europese nieuwkomers, loopt het noorden van de voormalige DDR het risico om tussen wal en schip te raken.
Maar zelfs als een dergelijk stimuleringsbeleid succes zou hebben, dan nog moeten we er geen wonderen van verwachten, waarschuwt Paul. Als rechtgeaard geograaf constateert hij dat gebieden zoals Mecklenburg-Vorpommern alleen al door hun excentrische ligging minder ontwikkelingskansen hebben dan gunstiger gelegen regio's. 'Eens perifeer, altijd perifeer' luidt de titel van het laatste hoofdstuk van het proefschrift. Die gelaten constatering is tegelijk ook een voorname conclusie van zijn onderzoek, bevestigt Paul.
"Men rekent zich zo gemakkelijk rijk. In Mecklenburg-Vorpommern maken ze nu mooie foldertjes, waarop de streek staat afgebeeld als het centrum van Europa. Maar dat is natuurlijk onzin. Kijk maar naar Oost-Groningen, kijk maar naar Zuid-Italië; ook gebieden die puur door hun ligging worden belemmerd in hun ontwikkeling. Natuurlijk kun je de grootste problemen met gericht beleid proberen te bestrijden, maar het is een illusie om te denken dat dit soort regio's op korte termijn hun achterstand kunnen inlopen. Ik ben niet de eerste die dat zegt, maar ik denk wel dat mijn onderzoek die waarheid nog eens duidelijk bevestigt."
Stasi
Hoewel kort na zijn komst de Muur viel, heeft Leo Paul de DDR-sfeer nog van zeer dichtbij meegemaakt, vertelt hij. "Typerend was dat ik weliswaar inzage kreeg in allerlei woningbouwstatistieken, maar dat ik nergens kopieën kon maken. Kopieerapparaten waren in ogen van de DDR-leiding staatsgevaarlijk. Ik moest dus alles met de hand overschrijven.
"De Stasi, de Oost-Duitse veiligheidsdienst, was overal. Zelf merkte ik daar weinig van, maar van collega's hoorde ik dat zij telkens na een bezoek van mij een rapport moesten schrijven. En later hoorde ik dat mijn begeleider in Greifswald ook voor de Stasi werkte. Er moet dus een dossier van mij zijn geweest, maar dat heb ik niet kunnen traceren.
"Een van de hardnekkigste misverstanden over Oost-Duitsers is in mijn ogen dat ze niet creatief zouden zijn geweest. Ik denk zelf dat het tegendeel waar is. Rond 1989 kwamen in het Westen de eerste geografische informatiesystemen (GIS) op de markt, computersystemen waarmee je geografische kaarten kunt maken. Er was uiteraard geen sprake van dat ze daar in de DDR geld voor hadden, maar toen ik in 1989 in Greifswald kwam, hadden ze daar tot mijn verbazing al meer dan wij in Utrecht. Wat bleek? Eén van de medewerkers had een oude Nintendo-computer omgewerkt tot een primitieve vorm van GIS, waarmee hij kaartjes kon maken voor zijn proefschrift. Het waren eenvoudige kaartjes zonder mooie kleuren, maar ik weet zeker dat geen van onze GIS-mensen zelf zo'n computerprogramma had kunnen schrijven. Eén van de drama's van de Duitse eenwording is wat mij betreft dat de West-Duitsers die Oost-Duitse creativiteit in hun arrogantie volstrekt hebben genegeerd. Gevolg is dat die jongen, die in mijn ogen echt briljant was, nu werkloos thuis zit, terwijl een collega die wat handiger was in het omgaan met mensen, tegenwoordig hoogleraar is in Salzburg."