Voetballiefhebber Ton van Rietbergen strijdt in zijn columns tegen dikdoenerij: 'Ik moet om heen kunnen slaan'

Voetballiefhebber Ton van Rietbergen strijdt in zijn columnstegen dikdoenerij: 'Ik moet om heen kunnen slaan'

"Voetbal is altijd onvoorstelbaar belangrijk voor mij geweest.Ik speel nu bij de veteranen van Kampong, maar zelfs op dat niveaugeeft voetbal me de gelegenheid om even boven mijn armzalige'debiteuren-crediteuren' bestaan uit te stijgen. De euforie na eenoverwinning, maar ook het verschrikkelijke leed na een nederlaag,die intense beleving heb ik eigenlijk nooit ergens andersgevonden.

"Het tegenstrijdige is dat ik in mijn columns juist vaak mensenkoester die een gezonde distantie tot sport aan de dag leggen. Wanthoe fanatiek ik als voetballer ook ben, ik heb tegelijk eenverschrikkelijke hekel aan al die types die nu opeens met oranjepetjes op hun kop de supporter lopen uit te hangen, omdat dat inis. Van die mensen die dan bovendien nog vanachter een grote zakchips menen te moeten roepen dat het weer helemaal niks was metonze jongens. Kankeren prima, maar neem jezelf alsjeblieft niet teserieus.

"Ik ben al sinds jaar en dag supporter van Coventry, net zonclub als DOS vroeger was. Elk jaar weer vechten tegen de degradatieen verdomd, elk jaar redden ze het weer. Ik ben daar indertijd ookeen paar keer naar een wedstrijd geweest met een paarCoventry-supporter. Prachtige lui: een advocaat, een tandarts ennog wat van dat soort volk. Elke twee weken gingen ze in het blauwnaar de wedstrijd, maar in de trein ging het wel altijd op hoogniveau over politiek en filosofie. Eenmaal op de tribune werd desupporter in ze wakker, met een gezonde portie galgenhumor.Coventry speelde toen van dat ouderwetse Engelse voetbal met langehalen op de spits. Dus als een speler de bal per ongeluk een keerbreed legde, was het meteen: 'He, laat je niet provoceren tot echtvoetbal. Je weet toch dat we dat niet kunnen.' Het was altijdlachen, maar als we gewonnen hadden, waren ze wel tot tranen toegeroerd.

"Die houding mis ik als ik om heen kijk, iets belangrijk vindenen er tegelijk toch stevig de spot mee kunnen drijven. Allereerstmet jezelf natuurlijk. Kom daar tegenwoordig nog maar eens om.Iedereen vindt zichzelf zo vreselijk gewichtig. Dat ergert me zoaan iemand als Anton Geesink, die vroeger toch een held voor mewas. Johan Cruijff, die heeft er ook een handje van. En danpresteert Kees Fens het om Cruijff een a priori-denker te noemen enzijn uitspraken pure mystiek. Willem van Hanegem zei het anders.Die zei: Die Cruijff lult gewoon uit zijn nek. He he, denk ik dan,tenminste iemand die zichzelf is gebleven en die niet meedoet aanal die opgeklopte dikdoenerij.

"Dat is wat me ook zo irriteert op de universiteit en dan vooralin de gammahoek. Ik kom hier heel wat mensen tegen die uitgebreidklagen over de kwaliteit van de instanties waarmee ze te makenhebben, en die om de haverklap roepen dat studenten er niets vankunnen. Als je vervolgens naar hun eigen publicaties kijkt, is datmeestal niet veel meer dan wat knippen en plakken uit andermansartikelen. Misschien heb k mijn wetenschappelijk werk altijd wat teveel gerelativeerd, maar ik ben blij dat ik mezelf nooit zo heblopen overschreeuwen als sommige van mijn collegas doen.

"Ja inderdaad, over dit soort dingen kan ik mij enorm opwinden.En dankzij die columns van mij heb ik een goede uitlaatklep. Somsheb ik wel eens de neiging om bij de universiteit weg te gaan. Alsik dan goed nadenk, merk ik echter dat ik het hier ondanks allestoch erg naar mijn zin heb. Er lopen op de universiteit veel leukemensen rond en met de meeste studenten is het lachen, hoor. Maarmisschien is het belangrijkste dat je op de universiteit nog alleskunt zeggen wat je wilt. Een paar jaar geleden heb ik bij Verkeeren Waterstaat gesolliciteerd. Tijdens het gesprek zei een van decommissieleden: 'U publiceert wel heel erg veel in kranten. U zultbegrijpen dat dat niet meer kan als u eenmaal hier werkt.' Ik bennog even blijven zitten, maar op dat moment was het wat mij betreftover. Ja hoor eens, ik moet wel onvervaard om heen kunnen blijvenslaan."

Erik Hardeman


"Vroeger was de voetballiefhebber, zeker in academische kringen,een bedreigde diersoort. in tal van gremia moest hij zichverdedigen tegen de vertegenwoordigers van de hoge cultuur die hetvoetbal maar niets vonden. Mooie tijden waren dat. Niets is leukerdan de schoonheid van de een-twee uitleggen aan een opera- ofballetliefhebber. Tegenworodig is dat niet meer nodig. Iedereenlult de godsganse dag over voetbal. Studenten komen invoetbalshirts naar college en het academisch debat wordt inmiddelsgedomineerd door Johan Cruijff en Louis van Gaal".

"Bij de uitvallen van Geesink valt op dat zijn verbale gavennauwelijks een gele band verdienen. Dat is ook helemaal niet erg.Geesink is nu eenmaal geen Brugman, maar een fantastische judoka.Wat wel erg is, is dat Geesink zo graag bij de bobo's wil horen dathij voortdurend woorden gebruikt die zo uit de mond van concurrentWouter Huibregtsen zouden kunnen komen. Met als enig verschil datGeesink de feitelijke betekenis van de bobo prietpraat niet kent endaardoor steevast andere dingen zegt dan hij eigenlijkbedoelt."

Uit: 'Misdaad en Strafschoppen', Ton vanRietbergen. Uitgeverij Poseidon Pers, prijs 17,50